ECLI:NL:OGEAC:2017:43

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201000003 t/m CUR 201000005
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing op verstrekt woongenot en telefoonkosten van directeur-grootaandeelhouder

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen [X] B.V. en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, [X] B.V., had bezwaar aangetekend tegen naheffingsaanslagen in de loonbelasting voor de jaren 2002, 2003 en 2005, alsook tegen een naheffingsaanslag AOV/AWW voor het jaar 2002. De naheffingsaanslagen waren opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek door het Belastingaccountantsbureau, waarbij onder andere het om niet verstrekte woongenot aan de directeur-grootaandeelhouder (DGA) en de telefoonkosten van privégesprekken als loon in natura werden aangemerkt. De Inspecteur had een bijtelling toegepast voor deze kosten, wat door de belanghebbende werd betwist. De belanghebbende stelde dat deze kosten in rekening-courant hadden moeten worden geboekt en dus niet tot het loon gerekend hadden moeten worden. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur terecht de bijtelling had toegepast en dat de kosten als loon moesten worden aangemerkt. Het beroep van de belanghebbende werd in zoverre ongegrond verklaard, met uitzondering van de naheffingsaanslag loonbelasting 2003, die gegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder kosten in natura als loon kunnen worden aangemerkt en de gevolgen van het niet tijdig indienen van bezwaar.

Uitspraak

Uitspraak van 23 maart 2017
BBZ nrs. CUR201000003 t/m CUR 201000005
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ] B.V.,gevestigd te Curaçao,
Belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2003 en 2005 met dagtekening 4 april 2008 naheffingsaanslagen in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van respectievelijk Naf. 1.480 en Naf. 1.400. Ook is voor het jaar 2002 met dagtekening 31 maart 2008 een naheffingsaanslag AOV/AWW ten bedrage van Naf. 378 opgelegd met daarbij een verzuimboete van Naf. 94.
1.2
Belanghebbende is op 11 april 2008 tegen de naheffingsaanslagen en de boetebeschikking in bezwaar gekomen. Bij uitspraken op bezwaar van 13 november 2013 heeft de Inspecteur de bezwaren tegen de naheffingsaanslag loonbelasting voor het jaar 2005 en de naheffingsaanslag AOV/AWW voor het jaar 2002 afgewezen. De boetebeschikking is vernietigd en het bezwaar tegen de naheffingsaanslag loonbelasting voor het jaar 2003 is niet-ontvankelijk verklaard.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 12 januari 2010 in beroep gekomen. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.4
Op 2 november 2010 heeft ter zitting van de Raad van Beroep voor belastingzaken in Willemstad de mondelinge behandeling van de zaken plaatsgevonden. De zaken zijn aangehouden.
1.5
Nadien zijn partijen uitgenodigd op 31 augustus 2016 tot het verstrekken van inlichtingen en op 6 oktober 2016 voor een mondelinge behandeling. In dat verband zijn op 31 augustus 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen [ mrs. A ] en [ B ]. Namens belanghebbende is zonder bericht niemand verschenen. Op de zitting van 6 oktober 2016 zijn beide partijen, hoewel op de juiste wijze opgeroepen, zonder bericht niet verschenen.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het geven van pianolessen alsmede het verhuren en verkopen van piano’s. De heer [ C ] is directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende (DGA). Ook is de DGA de enige werknemer van belanghebbende.
2.3
Door het Belastingaccountantsbureau (BAB) is voor de jaren 2002 tot en met 2005 een boekenonderzoek verricht bij belanghebbende. De BAB heeft een aantal correcties voorgesteld die tot de onderhavige naheffingsaanslagen hebben geleid.
2.4
Een van de correcties houdt verband met het pand dat op de balans van belanghebbende staat en waarvan een gedeelte als woonhuis van de DGA dient. De DGA betaalt geen vergoeding voor het door belanghebbende verstrekte woongenot. Bij het opleggen van de naheffingsaanslagen is 20% van de huisvestingskosten als loon beschouwd. In het controlerapport (pagina 10) is hierover voor zover van belang het volgende vermeld:
“Vanwege het feit dat het hier gaat om een gedeelte van een pand dat privé wordt gebruikt adviseer ik u om een gedeelte van de huisvestingskosten aan de werknemer als loon aan te merken.
Het privé gedeelte van het pand wordt gesteld op 20% van het pand. De huisvestingskosten met betrekking tot dit gedeelte van het pand zijn ook ten laste van het resultaat gebracht. Ik stel u voor om de kosten met betrekking tot het privé gedeelte te corrigeren.
2002
2003
2004
2005
Huisvestingskosten volgens jaarrekening
14.825
16.585
20.257
16.844
Meer loon/20% van de kosten
2.965
3.317
4.051
3.368
2.5
Daarnaast heeft belanghebbende alle telefoonkosten met betrekking tot het pand betaald. De telefoonkosten hebben ook betrekking op privé-gesprekken van de DGA. In dit verband is voor de onderhavige jaren telkens Naf. 480 tot het loon gerekend.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of terecht loonbelasting en premies AOV/AWW is nageheven van belanghebbende.
3.2
Belanghebbende stelt dat de aan de DGA toe te rekenen huisvestings- en telefoonkosten in rekening-courant hadden moeten worden geboekt en zodoende niet tot het loon gerekend moeten worden.
3.3.
De Inspecteur stelt dat die bedragen terecht tot het loon zijn gerekend en dat van een verrekening in rekening-courant geen sprake kan zijn.
3.4
Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Gerecht naar de gedingstukken.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Ontvankelijkheid bezwaar naheffingsaanslag loonbelasting 2003
4.1
De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag loonbelasting 2003 niet ontvankelijk verklaard. Daarbij is zij ervan uitgegaan dat het bezwaar op 2 september 2009 is ingediend. In de beroepsfase stelt de Inspecteur dat het bezwaar op 11 april 2008 is ingediend. Het Gerecht zal de Inspecteur hierin volgen nu geen aanleiding bestaat om hierover anders te oordelen. Het beroep is in zoverre gegrond.
Inhoudelijk
4.2
Loon is al hetgeen onder welke naam of vorm ook uit bestaande of vroegere dienstbetrekking wordt verkregen. Niet in geld verkregen loon wordt in aanmerking genomen naar zijn geldswaarde.
4.3
Naar het oordeel van het Gerecht vormt het om niet door belanghebbende verstrekte woongenot en de door belanghebbende voor haar rekening genomen telefoonkosten van privégesprekken, loon in vorenbedoelde zin. Voor het loon in natura heeft de Inspecteur derhalve terecht een bijtelling toegepast. Het Gerecht merkt hierbij op dat in de onderhavige jaren het volledige bedrag van de huisvestingskosten en de telefoonkosten ten laste is gebracht van het resultaat. Ter vermijding van de bijtelling kan achteraf geen verwerking in rekening- courant plaatsvinden. Nu de hoogte van de ter zake in aanmerking genomen bedragen niet is bestreden, faalt het beroep van belanghebbende.
4.4
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

5.BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag loonbelasting 2003 gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar en handhaaft de naheffingsaanslag loonbelasting 2003;
  • verklaart de overige beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, mr. drs. M.M. de Werd en mr. G.J. van Muijen, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).