In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een beroep tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie AVBZ voor het jaar 2009. De belanghebbende, een directeur en aandeelhouder van twee vennootschappen, heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die zijn opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De Inspecteur heeft de aanslagen gebaseerd op een boekenonderzoek door de Stichting Belastingaccountantsbureau (SBAB), die heeft vastgesteld dat de rekening-courantschuld van de belanghebbende aan een vennootschap is toegenomen en dat deze als winstuitdeling moet worden aangemerkt. De belanghebbende heeft betoogd dat de winstuitdeling niet correct is vastgesteld en dat de navorderingsaanslagen onterecht zijn opgelegd.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de afspraken met betrekking tot de lening en dat de Inspecteur de aanslagen terecht heeft opgelegd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de toename van de schuld in 2009 als onttrekking moet worden aangemerkt, maar dat de correctie van Naf. 2.534 als winstuitdeling in stand blijft. De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 23 maart 2017, waarbij het beroep tegen de navorderingsaanslagen gegrond werd verklaard en de aanslag in de inkomstenbelasting werd verminderd tot een belastbaar inkomen van Naf. 250.550.
De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van afspraken met betrekking tot leningen en de gevolgen daarvan voor de belastingheffing. Het Gerecht heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de Inspecteur opgedragen om de aanslag te verlagen, waarbij het progressieve tarief van 19,5% wordt toegepast over een deel van het belastbaar inkomen.