ECLI:NL:OGEAC:2017:39

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
KG 82157/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie vordering in kort geding tegen uitlatingen over het HNO-project en de rol van Sona

In deze zaak heeft de besloten vennootschap FLOCKER CAMELIA WINKEL LEGAL B.V. (hierna: FCW) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, een (ex-)politicus, vanwege uitlatingen die deze in de media heeft gedaan over FCW en het HNO-project. FCW vordert rectificatie van de uitlatingen, die zij als onrechtmatig beschouwt en die schadelijk zijn voor haar reputatie. De procedure begon met een verzoekschrift van FCW op 2 maart 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 maart 2017. De gedaagde heeft in zijn artikelen beschuldigingen geuit over de werkwijze van FCW en de evaluatie van het HNO-project, waarbij hij stelt dat FCW het rapport heeft gemanipuleerd en Sona, de organisatie die verantwoordelijk is voor het project, in een kwaad daglicht heeft gesteld.

De rechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Enerzijds het belang van FCW om haar goede naam te beschermen, anderzijds het recht van de gedaagde op vrijheid van meningsuiting. De rechter concludeert dat de uitlatingen van de gedaagde, hoewel negatief, niet onrechtmatig zijn. De gedaagde heeft zijn uitlatingen onderbouwd met feiten en de context van zijn artikelen maakt duidelijk dat het om een mening gaat. De rechter wijst de vordering van FCW af en veroordeelt FCW in de proceskosten van de gedaagde.

Het vonnis is uitgesproken op 5 april 2017 door mr. I.H. Lips, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
de besloten vennootschap
FLOCKER CAMELIA WINKEL LEGAL B.V.,
woonplaats gekozen hebbende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
--tegen--
[GEDAAGDE],
wonend te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Bijkerk.
Partijen zullen hierna FCW en [gedaagde] genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
FCW heeft op 2 maart 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Partijen hebben producties overgelegd. Vervolgens heeft op 22 maart 2017 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
FCW is een advocatenkantoor.
2.2.[
[Gedaagde] is een (ex-)politicus en stuurt met enige regelmaat ingezonden brieven ter publicatie aan de lokale dagbladen. Daarnaast is [gedaagde] als freelance medewerker verbonden aan Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (hierna: Sona).
2.3.
Sona is door het land Curaçao belast met de beheer van de bouw van een nieuw ziekenhuis op Curaçao, het Hospital Nobo Otrobanda (HNO). Sona heeft
[naam projectuitvoerder] als projectuitvoerder ingeschakeld.
2.4.
FCW heeft van de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN) opdracht gekregen om het HNO-project tussentijds te evalueren.
2.5.
FCW heeft het verslag van haar werkzaamheden bij brief van 22 december 2016 aan de minister van GMN doen toekomen. De eindaanbevelingen houden in, zakelijk weergegeven voor zover van belang:
Onder 1: De evaluatiecommissie beveelt aan een nieuwe organisatiestructuur op te zetten.
Onder 2: Het verdient aanbeveling dat Sona een stap opzij zet en wordt vervangen door een daadkrachtiger orgaan.
Onder 3: De evaluatiecommissie adviseert om de beheersovereenkomst met Sona te ontbinden.
Onder 8: Voor de transitie en inrichting gaat de nieuw op te richten exploitatiemaatschappij (EM) een nieuwe overeenkomst aan met Usona/[naam projectuitvoerder ].
2.6.
FCW heeft het rapport in de ministerraad gepresenteerd.
2.7.
Sona heeft het rapport niet kunnen inzien en heeft geen afschrift van het rapport ontvangen.
2.8.
Op 4 januari 2017 is een artikel op de voorpagina van het Antilliaans Dagblad verschenen met de kop ‘Sona moet opzij’. In het artikel wordt verwezen naar het advies van de evaluatiecommissie inzake het HNO-project en wordt een aantal aanbevelingen van FCW genoemd. Volgens het artikel zouden de aanbevelingen slecht uitpakken voor Sona “dat als eindverantwoordelijke onvoldoende ‘ownership’ heeft getoond. Hierdoor konden de tegenvallers ontstaan, alsmede het uitblijven van diverse belangrijke besluiten in verband met het HNO-project.”
2.9.
Op 12 januari 2017 is een artikel in het Antilliaans Dagblad verschenen met de kop ‘Sona luistert niet naar minister’, waarin is vermeld dat Sona zich niet veel lijkt aan te trekken van het verzoek van de minister van GMN om elke actie richting Usona/[naamprojectuitvoerder ] aan te houden. In het artikel wordt verwezen naar het evaluatierapport HNO “dat zeer kritisch is met name richting Sona”.
2.10.
Op 6 februari 2017 is een artikel van [gedaagde] met de titel ‘De zelfkant van het HNO-project’ over het Hospital Nobo Otrobanda (hierna ook: het HNO-project) in de Amigoe en het Antilliaans Dagblad gepubliceerd (hierna ook: het artikel). In de Amigoe is het artikel in de vorm van een opinie gepubliceerd; in het Antilliaans Dagblad in de vorm van een ingezonden brief.
2.11.
In het artikel is onder meer het volgende vermeld (nummering door de rechter):
i)Projectbeheerder Sona wordt in de media verguisd op grond van conclusies neergelegd in een door een onguur advocatenkantoor gemanipuleerd conceptrapport dat moet uitwijzen dat Sona zijn werk niet naar behoren heeft gedaan. Op dat louche kantoor kom ik dadelijk terug, eerst voor de duidelijkheid het volgende.
ii) Sona heeft eind vorig jaar de werkrelatie met [naam projectuitvoerder] verbroken omdat er eens een eind moet komen aan het onverschuldigd en ongemotiveerd declareren van kosten. (…) Toen echter Sona eind vorig jaar aan [naam projectuitvoerder] te kennen gaf het werkverband na 31 december 2016 niet voort te willen zetten en na uitbetaling van het resterende bedrag dat Sona nog aan [naam projectuitvoerder] contractueel verschuldigd was, liet [naam projectuitvoerder] hondsbrutaal weten dat zij gewoon doorgingen met het project en dat SONA rekening moest houden met een maandelijkse fee van minimaal 800.000 gulden; en dat niet alleen, de fee moest vooruit worden betaald en dat de eerste betaling op 7 januari 2017 verwacht werd, punt uit. Te gek voor woorden. Een dergelijke absurd arrogante houding kan alleen maar verklaard worden doordat [ naam projectuitvoerder ] zich (politiek) gedekt voelde. (…) Dat een buitenlandse consultant zo schaamteloos te keer gaat is al erg genoeg, maar veel erger is het wanneer onze eigen lokale mensen zich ervoor lenen om juist die instantie (Sona) die het Land en de Curaçaose bevolking wil beschermen tegen opportunisten, graaiers en manipulators, uit het project weg te werken. De vorige regering heeft FCW-Legal in de hand genomen om een evaluatierapport op te stellen over het HNO-project. Sona heeft daar volledige medewerking aan verleend. Tijdens het intakegesprek werd zijdens Sona uitdrukkelijk gevraagd of Sona wederhoor kreeg op het concept alvorens de eindversie van het rapport werd uitgegeven. (…) Tegen de tijd dat de afrondingsfase plaatsvond heeft Sona die vraag schriftelijk herhaald, zonder dat zijdens FCW-Legal daar met een ja of nee op werd geantwoord. Tot op heden heeft Sona geen inzage gekregen in het conceptrapport, weet dus niet wat erin staat en van welke aantijgingen de stichting wordt beschuldigd. Het conceptrapport heeft inmiddels blijkbaar de status gekregen van eindrapport terwijl dit, volgens eigen zeggen van FCW-Legal (die volgen immers de internationale normen?) niet kan. Desalniettemin wordt het concept overal verspreid en in de media openbaar besproken en becommentarieerd en worden die gedeelten daaruit aangehaald die het beste uitkomen om Sona in een kwaad daglicht te stellen. Sona kan zich dus niet verdedigen. (…)
iii) Uiterst vreemd. FCW-Legal, dat in dit geval de regering adviseert (‘aanstuurt’ lijkt een beter woord) beseft natuurlijk dat er geen spat heel blijft van het concept wanneer Sona de gelegenheid krijgt daarop te reageren, de onzin en de verdraaiingen die nu reeds in de kranten staan, wijzen daar reeds op. Dat er zo veel energie wordt gestopt in het monddood maken van Sona (aan Sona werd mediastilte verzocht) en het wegwerken van deze beherende en toezichthoudende entiteit uit het HNO-project, heeft veel te maken met het feit dat Sona bekend staat als onwrikbaar, daar valt niets te halen, geen onderonsjes en geen toegiften van welke aard dan ook. Dat heilige huisje bestuurd door brave jongens moet aan de kant.(…)
iv) In plaats van dat onze regering trots is op Sona en deze stichting op zijn minst alle ruimte geeft om zich te kunnen verweren tegen een gefabriceerd vodje, laat het zich op een verkeerd been zetten door een advocatenkantoor dat beslist geen smetteloze reputatie heeft.
v) Hoe moet men aankijken tegen een advocatenkantoor dat zulke louche praktijken hanteert, maar dat ook grote invloed had op het formatieproces, om daarna, middels verworven retainercontracten voor juridische ondersteuning voor diverse ministeries, te fungeren als de juridisch adviseur voor verschillende ministers, rapporten schrijft die hun het best uitkomen om daarna ook panklare conceptbrieven ter ondertekening voor te leggen aan de bewindvoerders. Wat zegt dat over onze regeerders? En wie regeert er nu, de regering of FCW-Legal? Wat is hier gaande? En waar blijft de afdeling Juridische- en Constitutionele Zaken, telt die helemaal niet meer mee? (…)
vi) Ook hoop ik dat Sona de overlegging van het concept-tussentijds evaluatierapport rechtens zal afdwingen indien zowel FCW-Legal en/of de regering blijven volharden in hun oneigenlijk standpunt van onthouding van het rapport aan Sona. Curaçao verdient dit niet, dat gemanipuleer en gesjoemel achter de schermen ten behoeve van profiteurs moet eens een keer ophouden.
2.12.
FCW heeft [gedaagde] bij brief van 8 februari 2017 aangemaand het artikel te rectificeren. [gedaagde] heeft hieraan niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
FCW vordert dat het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
- primair [gedaagde] beveelt om in de Amigoe en het Antilliaans Dagblad voor zijn rekening en kosten de in het verzoekschrift omschreven rectificatie van het artikel ‘De zelfkant van het HNO-project’ te plaatsen;
- subsidiair [gedaagde] beveelt tot rectificatie onder door het Gerecht te stellen voorwaarden op door het Gerecht vast te stellen wijze;
- onder verbeurte van een dwangsom NAf 1.000,00 per dag, met een maximum van NAf 50.000,00, althans een andere door het Gerecht vast te stellen dwangsom;
- met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, met de wettelijke rente over de proceskosten en over de nakosten advocaat.
3.2.
FCW heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven voor zover van belang. [gedaagde] heeft in zijn artikel uitlatingen gedaan die insinuerend, beledigend en diffamerend jegens FCW zijn en een grote impact hebben. De uitlatingen doen afbreuk aan de goede eer en faam van FCW en zijn onrechtmatig jegens FCW. De uitlatingen zijn ongefundeerd en vinden geen enkel aanknopingspunt in feitenmateriaal. Ze maken ook geen deel uit van het maatschappelijk debat, althans ze hebben niet enige nieuwswaarde of andere waarde die het publiceren van de uitlatingen rechtvaardigt, aldus nog steeds FCW.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat de toewijzing van de vordering van FCW een beperking zou inhouden van het in artikel 10 eerste lid EVRM gewaarborgde recht van vrijheid van meningsuiting. Dat recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam projectuitvoerder of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Bij de beantwoording van de vraag of dit zich voordoet staan twee, ieder voor zich hoogwaardige maatschappelijke en persoonlijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers en rechtspersonen, zoals FCW, niet door uitlatingen in de media worden aangetast in hun eer, goede naam projectuitvoerder en persoonlijke integriteit; aan de andere kant het belang dat individuele burgers, zoals [gedaagde], zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend moeten kunnen uitlaten ter signalering van misstanden die de samenleving raken. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, zwaarder weegt, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de geuite beschuldigingen en de ernst van de te verwachten gevolgen, de ernst van de misstand die de uitlatingen aan de kaak beogen te stellen en de mate waarin de beschuldigingen ten tijde van de uitlatingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal.
4.2.
In de rechtspraak wordt verder onderscheid gemaakt tussen feitelijke uitlatingen en waardeoordelen. Feitelijke verklaringen die de persoonlijke levenssfeer van een ander in negatieve zin raken moeten van een voldoende feitelijke grondslag worden voorzien om het onrechtmatige karakter daaraan te ontnemen, terwijl dat bij waardeoordelen niet geldt, zij het dat een waardeoordeel excessief kan worden bevonden indien daarvoor een onvoldoende feitelijke basis is.
4.3.
In navolging van partijen zal het Gerecht de uitlatingen van [gedaagde] die volgens FCW onrechtmatig zijn (zie hiervoor onder 2.11. sub i, iii, iv, v en vi) afzonderlijk bespreken. De uitlatingen worden als volgt samengevat:
a. a) FCW heeft het HNO-rapport gemanipuleerd door Sona geen wederhoor toe te staan en haar het rapport te onthouden.
b) FCW is een onguur, louche advocatenkantoor dat louche praktijken hanteert.
c) FCW adviseert de regering (‘aanstuurt’ lijkt een beter woord).
d) FCW schrijft rapporten die haar het beste uitkomen en zet de regering op het verkeerde been.
e) FCW heeft grote invloed gehad op het formatieproces.
f) FCW heeft geen smetteloze reputatie.
g) Er wordt veel energie gestopt in het monddood maken van Sona (aan Sona is mediastilte verzocht) en het wegwerken van Sona uit het HNO-project.
h) Het gemanipuleer en gesjoemel achter de schermen moet ophouden.
Deze uitlatingen moeten worden bezien in de context van het gehele artikel, waarin de gang van zaken rond de totstandkoming van het evaluatierapport over het HNO-project door [gedaagde] ter discussie wordt gesteld. Het betreft een opiniërend stuk. Een schrijver van een dergelijk stuk geniet grote vrijheid; het is hem toegestaan door middel van overdrijving, scherpe toonzetting en uitvergroting extra aandacht te vragen voor zijn mening of waardeoordeel.
Ad a) FCW heeft het HNO-rapport gemanipuleerd door Sona geen wederhoor toe te staan en haar het rapport te onthouden
4.4.
De uitlating dat FCW Sona geen wederhoor heeft toegestaan en haar het rapport heeft onthouden, is feitelijk van aard. Het betreft de beschuldiging dat FCW het (concept-)evaluatierapport niet ter becommentariëring aan Sona heeft verstrekt en dat ze het eindrapport niet aan Sona heeft verstrekt. Uit de door [gedaagde] als productie 1 in het geding gebrachte correspondentie blijkt dat Sona herhaaldelijk schriftelijk aan FCW heeft bevestigd dat tussen hen is afgesproken dat FCW het concept-evaluatierapport aan Sona zou toesturen zodat zij daarop kon reageren. FCW heeft de juistheid van deze correspondentie niet weersproken. Voorts blijkt uit de
e-mail van FCW van 20 juli 2016 dat Sona is toegezegd dat zij een kopie van het evaluatierapport zal ontvangen. Vaststaat dat Sona tot op heden geen kopie heeft ontvangen. De door [gedaagde] geuite beschuldiging vond derhalve in voldoende mate steun in het toen beschikbare feitenmateriaal. Mede gelet op de aard van de jegens FCW geuite beschuldiging, de ernst van de door haar te verwachten gevolgen en de ernst van de misstand die de uitlating aan de kaak beoogt te stellen, is het Gerecht voorshands van oordeel dat het belang van [gedaagde] om zich hierover in het openbaar uit te laten, zwaarder weegt dan het belang van FCW bij bescherming van de eer, goede projectuitvoerder en integriteit.
4.5.
De uitlating dat FCW het HNO-rapport heeft gemanipuleerd betreft een kwalificatie en dus een waardeoordeel van [gedaagde]. Dit oordeel heeft, gezien voorgaande overwegingen, een voldoende feitelijke basis. Wat de inhoud en formulering betreft is het waardeoordeel niet zo excessief dat daarmee, in aanmerking genomen de belangen van FCW bij bescherming van haar eer, goede naam projectuitvoerder en integriteit, de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zijn overschreden.
Ad b) FCW is een onguur, louche advocatenkantoor dat louche praktijken hanteert
4.6.
Deze uitlating betreft een waardeoordeel. Het woord louche betekent volgens ‘de Dikke van Dale’: onguur of verdacht. Het gebruik van deze termen door [gedaagde] kan niet los worden gezien van de verdere inhoud van het artikel (zie hiervoor onder 2.11. sub ii). Met zijn uiting heeft [gedaagde] (onder meer) het niet toepassen van wederhoor en het niet verstrekken van het (concept)evaluatierapport door FCW van een waardeoordeel voorzien. Dit oordeel is negatief omdat [gedaagde] meent dat Sona op grond van het evaluatierapport in de media ten onrechte in de media in een kwaad daglicht wordt gesteld, terwijl zijzelf onbekend is met het rapport en zich dus niet kan verdedigen. Gezien het kader waarin de uitlating is gedaan (een ingezonden brief in een krant) en de verdere inhoud van het artikel kan over het feit dat het de mening van [gedaagde] betreft bij het publiek redelijkerwijs geen twijfel hebben bestaan. Uit hetgeen hiervoor onder 4.4. is overwogen en uit de hiervoor onder 2.8. en 2.9. vermelde krantenartikelen volgt dat van deze uitlating niet kan worden gezegd dat deze zonder feitelijke basis is. Wat de inhoud en formulering betreft is de uitlating niet zo excessief dat daarmee, in aanmerking genomen de belangen van FCW bij bescherming van haar eer, goede naam projectuitvoerder en integriteit, de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zijn overschreden.
Ad c) FCW adviseert de regering (‘aanstuurt’ lijkt een beter woord)
4.7.
Deze uitlating betreft, anders dan FCW meent, een waardeoordeel. Dat het [gedaagde] beter lijkt om het adviseren van de regering door FCW ‘aansturen’ te noemen, is een overduidelijke mening. Bezien in de context van het gehele artikel is deze uitlating niet zo excessief te achten dat daarmee, in aanmerking genomen de belangen van FCW bij bescherming van haar eer, goede naam projectuitvoerder en integriteit, de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zijn overschreden.
Ad d) FCW schrijft rapporten die haar het beste uitkomen en zet de regering op het verkeerde been
4.8.
Ook deze uitlating betreft, anders dan FCW meent, een waardeoordeel. Het is de mening van [gedaagde] - en geen feit - dat FCW rapporten schrijft die haar het beste uitkomen en de regering op het verkeerde been zet. Met deze uiting heeft [gedaagde] eveneens het niet toepassen van hoor en wederhoor en het niet verstrekken van het (concept)evaluatierapport door FCW van een waardeoordeel voorzien. Gezien het kader waarin de uitlating is gedaan (een ingezonden brief in een krant) en het gebruik van de tekst ‘het beste’ en ‘verkeerde been’, is duidelijk dat het een waardeoordeel betreft. Van deze uitlating kan in het licht van het vorenstaande niet worden gezegd dat deze zonder feitelijke basis is of - wat de inhoud en formulering betreft - zo excessief dat daarmee, in aanmerking genomen de belangen van FCW bij bescherming van haar eer, goede naam projectuitvoerder en integriteit, de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zijn overschreden.
Ad e) FCW heeft grote invloed gehad op het formatieproces
4.9.
Deze uitlating is (deels) feitelijk van aard en vindt in voldoende mate steun in het feit dat een van de aan het kantoor verbonden advocaten, de heer Camelia, als formateur dan wel adviseur betrokken is geweest bij de formatie van verschillende kabinetten. Mede gelet op de aard van de jegens FCW geuite beschuldiging, de ernst van de door haar te verwachten gevolgen en de ernst van de misstand die de uitlating aan de kaak beoogt te stellen, weegt het belang van [gedaagde] om dit in het openbaar te zeggen, zwaarder dan het belang van FCW bij bescherming van haar eer, goede naam projectuitvoerder en integriteit. [gedaagde] noemt de invloed op het formatieproces ‘groot’. Dat is een waardeoordeel waarvan niet kan worden gezegd dat dit excessief is.
Ad f) FCW heeft geen smetteloze reputatie
4.10.
Deze uitlating is (deels) feitelijk van aard en vindt steun in de niet weersproken stelling dat een van de oprichters strafrechtelijk is veroordeeld. Mede gelet op de aard van de jegens FCW geuite beschuldiging, de ernst van de door haar te verwachten gevolgen en de ernst van de misstand die de uitlating aan de kaak beoogt te stellen, weegt het belang van [gedaagde] om dit in het openbaar te zeggen, zwaarder dan het belang van FCW bij bescherming van haar eer, goede naam projectuitvoerder en integriteit. Volgens [gedaagde] is de reputatie ‘geen smetteloze’. Dat is een waardeoordeel waarvan niet kan worden gezegd dat dit excessief is.
Ad g) Er wordt veel energie gestopt in het monddood maken van Sona (aan Sona is mediastilte verzocht) en het wegwerken van Sona uit het HNO-project
4.11.
Deze uitlating is algemeen geformuleerd en niet zonder meer tegen FCW gericht. Voor zover dat wel het geval is, betreft het een waardeoordeel met een voldoende feitelijke basis. De woorden ‘wegwerken’ en ‘monddood maken’ zijn kwalificaties die [gedaagde] geeft aan het verzoek om mediastilte respectievelijk de aanbeveling van FCW om de samenwerking met Sona te beëindigen; twee vaststaande feiten. [gedaagde] is van mening dat daarin veel energie is gestopt. Ook dat is een waardeoordeel. Gezien het kader waarin de uitlating is gedaan (een ingezonden brief in een krant) en de verdere inhoud van het artikel kan over het feit dat het de mening van [gedaagde] betreft bij het publiek redelijkerwijs geen twijfel hebben bestaan. In het licht van het vorenstaande kan van deze uitlatingen niet worden gezegd dat deze zonder feitelijke basis zijn noch dat deze - wat de inhoud en formulering betreft - zo excessief zijn dat daarmee, in aanmerking genomen de belangen van FCW bij bescherming van haar eer, goede naam projectuitvoerder en integriteit, de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zijn overschreden.
Ad h) Het gemanipuleer en gesjoemel achter de schermen moet ophouden
4.12.
Deze uitlating is algemeen geformuleerd en niet zonder meer tegen FCW gericht. Voor zover dat wel het geval is, betreft het kwalificaties die [gedaagde] aan een en ander geeft. Dat valt onder de vrijheid die een schrijver van een opiniestuk geniet. Bezien in de context van het gehele artikel kan - in het licht van het vorenstaande - niet worden gezegd dat deze uitlating zonder feitelijke basis is of, wat de inhoud en formulering betreft, zo excessief of buitensporig dat daarmee, in aanmerking genomen de belangen van FCW bij bescherming van haar eer, goede naam projectuitvoerder en integriteit, de grenzen van de vrijheid van meningsuiting zijn overschreden.
4.13.
Het voorgaande leidt het Gerecht voorshands tot het oordeel dat [gedaagde] met zijn uitlatingen niet onrechtmatig jegens FCW heeft gehandeld. Hetgeen [gedaagde] verder ter onderbouwing van zijn verweer heeft aangevoerd behoeft geen bespreking. Het verzoek tot rectificatie zal worden afgewezen.
4.14.
FCW zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op NAf 1.000,00 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt FCW in de proceskosten, aan de zijde van de [gedaagde] tot op heden begroot op NAf 1.000,00.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. I.H. Lips, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 april 2017.