ECLI:NL:OGEAC:2017:35

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
KG 81241/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door afvalverbrandingen te Koraal Tabak; zorgvuldigheidsnorm en dwangsom

In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, wonend in de nabijheid van Koraal Tabak, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, de gezamenlijke erfgenamen van een overleden eigenaar van het terrein. Eisers vorderen dat gedaagden worden verboden om afvalstoffen te verbranden op hun terrein, omdat dit leidt tot onrechtmatige hinder en schade door rook en stank. De eisers hebben op 30 november 2016 een verzoekschrift ingediend, waarna op 16 januari 2017 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling is vastgesteld dat er regelmatig afval op het terrein wordt verbrand, wat leidt tot onderaardse brandhaarden die moeilijk te bestrijden zijn.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagden, als eigenaren van het terrein, verantwoordelijk zijn voor de zorg en het toezicht op hun terrein. Ondanks dat gedaagden hebben betoogd dat de branden door derden worden veroorzaakt, heeft het Gerecht geoordeeld dat gedaagden onvoldoende maatregelen hebben genomen om de overlast te beperken. De eisers hebben aangetoond dat zij regelmatig hinder ondervinden van de branden, die plaatsvinden in de nabijheid van hun woningen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de overlast als onrechtmatige hinder kan worden aangemerkt, gezien de aard en ernst van de hinder en de schade die hierdoor wordt veroorzaakt.

Het Gerecht heeft de vordering van eisers toegewezen en gedaagden verboden om het verbranden van afvalstoffen op hun terrein toe te laten, onder verbeurte van een dwangsom. Tevens zijn gedaagden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 3 april 2017 door mr. I.H. Lips, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:

1.[EISER SUB 1],

2.
[EISER SUB 2],
3.
[EISER SUB 3],
allen wonend in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. B.M. Nagelmakers,
--tegen--

1.[gedaagde sub 1],

2.
de gezamenlijke erfgenamen van [naam gedaagde sub 2],
allen wonend te Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. R.E. Blaauw.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Eisers hebben op 30 november 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Vervolgens heeft op 16 januari 2017 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij eisers sub 1 en 2 en mw. [naam] namens gedaagden alsmede de gemachtigden zijn verschenen. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities, met producties. Op 6 maart 2017 heeft een gerechtelijke plaatsopneming plaatsgevonden, waarbij eisers sub 1 en 2 en mw. [naam] namens gedaagden alsmede de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Koraal Tabak is een gebied in het oosten van Curaçao.
2.2.
Volgens de gegevens van het Kadaster staat het terrein op naam van wijlen [gedaagde sub 2] (te weten: de percelen 37-2001, 38-2001, 39-2001 en 40-2001) en [gedaagde sub 1] (te weten: de percelen 464-2000, 465-2000 en 467-2000-REST2).
2.3.
Op het terrein van Koraal Tabak wordt, voor zover in deze procedure van belang, met name op twee plekken afval gestort. Dat afval wordt met enige regelmaat in brand gestoken. Daarbij ontstaan onderaardse brandhaarden die blijven doorsmeulen en moeilijk te bestrijden zijn.
2.4.
De twee plekken liggen ten noordoosten van Santa Catharina en La Quinta Vilas, waar eisers wonen. De wind komt (doorgaans) uit het noordoosten.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, na wijziging van hun eis, dat het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagden verbiedt om afvalstoffen te verbranden en het verbranden van afvalstoffen op het terrein toe te laten, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van NAf 10.000,00 voor iedere dag of deel van een dag dat gedaagden niet aan de veroordeling voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee dagen na het opeisen van de dwangsom, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Eisers hebben aan hun vordering het volgende ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven voor zover van belang. Gedaagden zijn eigenaren van het terrein te Koraal Tabak. Zij exploiteren daar een vuilnisbelt en/of laten toe dat op het terrein een vuilnisbelt wordt geëxploiteerd. Bij de verbranding van de afvalstoffen komen rookgassen vrij, die stank veroorzaken en zeer waarschijnlijk giftige gassen bevatten. Het (laten) verbranden van afvalstoffen levert een onrechtmatige daad op jegens eisers. Er is sprake van onrechtmatige hinder. Eisers lijden daardoor schade.
3.3.
Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het primaire verweer van gedaagden dat gedaagde sub 2 geen partij in deze procedure is, omdat de erven Bakhuis geen zeggenschap hebben over de bestanddelen van de erfboedel (waaronder Koraal Tabak valt), wordt verworpen onder verwijzing naar de hiervoor onder 2.2. opgenomen gegevens van het Kadaster. Daaruit blijkt dat het terrein waarom het gaat, op naam van beide gedaagden staat. Gezien deze gegevens hadden gedaagden hun verweer nader moeten onderbouwen, hetgeen zijn hebben nagelaten.
4.2.
Het spoedeisend belang van eisers bij hun vordering ligt besloten in de aard van de vordering. Als erkend staat vast dat er op het terrein van Koraal Tabak met enige regelmaat afvalbranden plaatsvinden, waarbij rook en onbekende gassen vrijkomen. Met de stelling van eisers dat zij daardoor regelmatig overlast ondervinden en schade lijden, is het spoedeisend belang gegeven. Het verweer op dit punt van gedaagden wordt verworpen.
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of gedaagden onrechtmatig jegens eisers handelen door op het terrein van Koraal Tabak afvalstoffen te verbranden en/of het verbranden van afvalstoffen op het terrein toe te laten en daarmee overlast aan eisers te veroorzaken. Het Gerecht overweegt hieromtrent voorshands als volgt.
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat op het terrein geregeld afval in brand wordt gestoken. Dat gebeurt op twee plaatsen op het terrein. Tijdens de gerechtelijke plaatsopneming is gebleken dat ter plekke verschillende soorten brandbaar afval lagen, waaronder autobanden, delen van palmbomen en (onderdelen van) elektronische apparatuur. Door de rechter is waargenomen dat er, volgens gedaagden in hun opdracht, een wasmachine als afval werd gestort. Mede gezien de stellingen van eisers en de bij verzoekschrift overgelegde krantenartikelen acht het Gerecht het voorshands aannemelijk dat ter plaatse door gedaagden vaker afval wordt gestort. Nu gesteld noch gebleken is dat gedaagden over een vergunning beschikken, gebeurt dat op illegale wijze. Partijen zijn het erover eens dat er (ook) door derden illegaal afval op het terrein wordt gestort.
4.5.
Eisers hebben gesteld dat de afvalstoffen geregeld worden verbrand. Gedaagden hebben erkend dat het vuil op hun terrein in brand wordt gestoken maar volgens hen gebeurt dat door derden. Gezien dit verweer had het op de weg van eisers gelegen om op zijn minst te stellen dat gedaagden degenen zijn die de afvalstoffen verbranden en die stelling te onderbouwen, hetgeen zij hebben nagelaten. Het Gerecht acht het derhalve voorshands niet aannemelijk dat gedaagden zelf de afvalstoffen op het terrein verbranden en om die reden onrechtmatig jegens eisers handelen.
4.6.
Vaststaat dat het op het terrein gestorte afval door derden in brand wordt gestoken en vervolgens lang blijft doorsmeulen. Het Gerecht acht het voorshands aannemelijk dat eisers als gevolg van deze afvalverbrandingen (met name door de rook en stank) overlast ondervinden. Hun woningen liggen in de nabijheid en windrichting van de plekken waar de afvalverbrandingen plaatsvinden. Anders dan gedaagden acht het Gerecht het - gezien de te Curaçao overheersende windrichting - niet aannemelijk dat de overlast (alleen) door vuilverbrandingen te Kaya Atalanta wordt veroorzaakt. Het verweer van gedaagden dat er geen sprake is van overlast en causaal verband, wordt verworpen.
4.7.
De overlast die door de branden wordt veroorzaakt, is voorshands als onrechtmatige hinder aan te merken gezien de aard, de ernst, de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden waaronder de plaatselijke omstandigheden. Het Gerecht acht het op grond van de stellingen van eisers en de bij verzoekschrift overgelegde krantenartikelen voorshands aannemelijk dat de branden zo frequent en in zodanige omvang plaatsvinden dat daarmee de grens van wat acceptabel is, wordt overschreden. Dit klemt te meer nu onduidelijk is welke gassen of stoffen bij de verbrandingen vrijkomen en welke schade hierdoor (voor de gezondheid van de omwonenden) wordt veroorzaakt. Het is evident dat door de stank alleen al het woongenot wordt verminderd. Voorts hebben gedaagden, naar eigen zeggen, geen enkel belang bij de afvalverbrandingen op hun terrein.
4.8.
Gedaagden hebben als eigenaren de zorg voor het terrein waarop de afvalverbrandingen plaatsvinden. Het ligt ook in hun macht om op te treden tegen de illegale afvalverbrandingen. Ze zouden bijvoorbeeld kunnen stoppen met (het toelaten van) het storten van afval op hun terrein, teneinde te voorkomen dat dit afval in brand wordt gestoken. Het Gerecht acht het voorts voorshands niet aannemelijk dat gedaagden voldoende of afdoende maatregelen ter voorkoming of beperking van de afvalbranden en de daarmee gepaard gaande overlast hebben getroffen. Gedaagden hebben er immers, naar zij stellen, in het geheel geen zicht op door wie het terrein wordt betreden en oefenen geen enkele controle of toezicht uit op het terrein. In de onderhavige omstandigheden handelen gedaagden in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, wanneer zij, wetende dat het illegaal gestorte afval regelmatig in brand wordt gestoken en eisers daarvan overlast ondervinden, niettemin nalaten daartegen (voldoende deugdelijke) maatregelen te nemen. Anders dan gedaagden hebben betoogd, is van overmacht of een andere rechtvaardigingsgrond niet gebleken.
4.9.
Het voorgaande leidt het Gerecht voorlopig tot het oordeel dat gedaagden toerekenbaar onrechtmatig jegens eisers handelen door toe te laten dat er afvalverbrandingen op hun terrein plaatsvinden en/of na te laten redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van de afvalverbrandingen op het terrein te treffen. De vordering van eisers is in zoverre dus toewijsbaar.
4.10.
De door eisers gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd tot passend geachte bedragen, een en ander zoals in het dictum nader is bepaald. Gedaagden zijn aan eisers dwangsommen verschuldigd indien en voor zover het aan hen is toe te rekenen dat er afvalverbrandingen op hun terrein plaatsvinden doordat zij toestemming geven en/of ermee instemmen dat er afvalverbrandingen plaatsvinden en/of nalaten redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van de afvalverbrandingen op hun terrein te treffen. Het hierna onder 5.1. in het dictum bepaalde moet aldus worden uitgelegd. Anders dan gedaagden hebben aangevoerd gaat de vergelijking met de zaak Selikor (vliegenplaag) niet op, omdat in de onderhavige zaak de overlast al jaren speelt en juist niet is gebleken dat gedaagden zich voldoende hebben ingespannen om de overlast daadwerkelijk te beperken of voorkomen. De gevorderde wettelijke rente over de dwangsom zal worden afgewezen.
4.11.
Gedaagden zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van eisers tot op heden begroot op NAf 450,00 aan griffierecht, NAf 865,90 aan explootkosten en NAf 1.500,00 aan gemachtigdensalaris. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
verbiedt gedaagden om het verbranden van afvalstoffen op het terrein van Koraal Tabak toe te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 2.500,00 voor iedere keer dat zij, of één van hen, dit verbod overtreden, of overtreedt, waarbij iedere brand als afzonderlijke overtreding zal gelden, tot een maximum van NAf 50.000,00, een en ander met inachtneming van rechtsoverweging 4.10.;
5.2.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op NAf 2.815,90, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. I.H. Lips, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 april 2017.