ECLI:NL:OGEAC:2017:33

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
3 april 2017
Zaaknummer
KG 81853/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van een gemeenschappelijk perceel in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, wonende in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, eveneens wonende in Curaçao, met als doel een aantal voorzieningen te verkrijgen met betrekking tot de verdeling van een gemeenschappelijk perceel. Eiseres verzocht het Gerecht om gedaagde te veroordelen tot het betalen van een voorschot op de verdeling van de gemeenschap van NAf 50.000,-, haar te machtigen om het gemeenschappelijke perceel te gelde te maken, en gedaagde te verbieden wijzigingen aan te brengen aan de woning onder last van een dwangsom. Eiseres stelde dat de woning nog steeds niet was verkocht, ondanks eerdere vonnissen die verkoop hadden gelast, en dat zij in financiële problemen verkeerde.

Tijdens de zitting op 7 maart 2017 heeft eiseres haar eis vermeerderd naar een voorschot van NAf 100.000,-, wat door gedaagde werd betwist. Het Gerecht oordeelde dat de eiswijziging in strijd was met de goede procesorde. Het spoedeisend belang van eiseres werd echter erkend, gezien de omstandigheden van de zaak. Het Gerecht constateerde dat partijen in 2001 waren gescheiden en dat er geen voortgang was gemaakt in de verkoop van de woning, ondanks eerdere vonnissen die dit vereisten.

Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een gewichtige reden om eiseres te machtigen tot verkoop van het perceel, aangezien zij al sinds 2012 rekende op de netto-opbrengst van de verkoop. Het belang van eiseres om de woning te verkopen woog zwaarder dan het belang van gedaagde om zeggenschap te behouden. De vordering tot het verbod op wijzigingen aan de woning werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat gedaagde handelingen zou verrichten die de waarde van de woning zouden schaden. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot het betalen van een voorschot van NAf 50.000,- en werd eiseres gemachtigd om het perceel te gelde te maken, met compensatie van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
[eiseres],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. B.J. Rollings en E. Bokkes,
tegen
[gedaagde],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.A. Evertsz.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift d.d. 2 februari 2017 met producties;
- de op voorhand door mr. Evertsz toegezonden productie;
- de behandeling van het kort geding op 7 maart 2017, alwaar partijen en hun gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd, de gemachtigden mede aan de hand van hun pleitnota’s.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
[Eiseres] heeft - samengevat - verzocht dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a.-[Gedaagde] zal veroordelen tot het betalen van een voorschot op de verdeling van de gemeenschap van NAf 50.000,-;
b.-[Eiseres] zal machtigen om het gemeenschappelijke perceel met daarop een woning te Blue Bay Resort BO 34 (verder: de woning) te gelde te maken als bedoeld in artikel 3: 174 BW;
c.-[Gedaagde] zal verbieden wijzigingen aan te brengen aan de woning onder last van een dwangsom;
d.-[Gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
2.2.[
[Eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de woning nog steeds niet is verkocht, ondanks een vonnis uit 2012 waarin is gelast dat de woning wordt verkocht met verdeling tussen partijen van de netto opbrengst.
[Eiseres] heeft geld nodig nu zij slechts over een beperkt inkomen beschikt en haar spaargeld opraakt.
2.3.[
[Gedaagde] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[Eiseres] heeft ter zitting haar eis vermeerderd in die zin dat zij een voorschot van NAf 100.000,- verzoekt in plaats van NAf 50.000,-. [Gedaagde] heeft terecht bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging nu deze wijziging in strijd is met de regels van de goede procesorde. Een andere onderbouwing dan dat [eiseres] zojuist op de gang heeft medegedeeld dat zij eigenlijk een hoger voorschot nodig heeft is niet gegeven. Deze reden heeft niet tot gevolg dat een dergelijk tardieve vermeerdering van eis is gerechtvaardigd.
3.2.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen volgt, ondanks het verweer van [gedaagde], genoegzaam uit de aard van de zaak.
3.3.
Vast staat dat partijen in 2001 zijn gescheiden. Tevens staat vast dat verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft plaatsgevonden met uitzondering van de woning. Bij verstekvonnis van 3 oktober 2011 (AR 46376/2011) is de verdeling vastgesteld in die zin dat bepaald is dat het perceel onderhands wordt verkocht en dat de netto opbrengst tussen partijen zal worden verdeeld. Dit vonnis is bevestigd bij het vonnis van 1 oktober 2012 (AR 51837/2012). In dat vonnis is voorts overwogen dat verkoop zal geschieden door tussenkomst van een door [gedaagde] aan te wijzen makelaar.
3.4.
Desgevraagd heeft [gedaagde] ter zitting aangegeven dat hij in de woning wenst te blijven wonen. Hij zou het liefst [eiseres] uitkopen maar acht zijn mogelijkheden om financiering te verkrijgen gering gezien zijn leeftijd en de huidige stand van de huizenmarkt te Curaçao. Hij heeft in de jaren na het vonnis geen handelingen verricht om tot verkoop van de woning of uitkoop van [eiseres] te geraken.
3.5.
Machtiging tot tegeldemaking van een gemeenschapsgoed kan ingevolge artikel 3: 174 lid 1 BW worden verleend ter voldoening van een gemeenschapsschuld en om een andere gewichtige reden. Naar het oordeel van het Gerecht is hier sprake van een ‘andere gewichtige reden’. [eiseres] heeft immers al vanaf het vonnis van 1 oktober 2012 gerekend op verkrijging van de helft van de netto-opbrengst (volgens haar bedraagt die netto-opbrengst ongeveer NAf 750.000,- en volgens [gedaagde] NAf 500.000,-.) [Gedaagde] heeft evenwel sinds 2012, in weerwil van genoemde vonnissen, geen aanstalten gemaakt om verkoop van de woning of uitkoop van [eiseres] te realiseren. Het belang van [eiseres] bij verkoop weegt naar het voorlopig oordeel van het Gerecht gezien tegen voornoemde achtergrond en de omstandigheid dat partijen al in 2001 zijn gescheiden zwaarder dan het belang van [gedaagde] om zeggenschap te blijven behouden over de woning. Het verweer van [gedaagde] dat er geen sprake is van een gewichtige reden faalt derhalve en het gevorderde onder b. wordt toegewezen.
3.6.
[Eiseres] heeft naast de bovenvermelde machtiging tevens om een voorschot op de verdeling gevraagd. Ter zitting is haar belang in voldoende mate toegelicht. [Gedaagde] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Zijn enkele stelling dat [eiseres] wel over voldoende inkomsten beschikt, hetgeen door [eiseres] is weersproken, is daartoe in ieder geval onvoldoende. Het voorschot wordt derhalve toegewezen, zij het met inachtneming van een ruimere termijn dan was gevorderd zodat [gedaagde] financiering kan regelen. Na verkoop/uitkoop van de woning zal dit verrekend dienen te worden.
3.7.
De vordering onder c., het verbod tot het aanbrengen van wijzigingen aan de woning, wordt afgewezen nu niet in voldoende mate is gebleken dat [gedaagde] handelingen zou verrichten die de waarde van de woning zouden doen dalen.
3.8.
In het gegeven dat partijen ex-echtelieden zijn ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.

4.De beoordeling

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis een voorschot aan [eiseres] te voldoen van NAf 50.000,-;
4.2.
machtigt [eiseres] ingevolge artikel 3: 174 BW om het perceel in onbewoonde staat mede namens [gedaagde] te gelde te maken;
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar en bij vervroeging uitgesproken op 14 maart 2017.