ECLI:NL:OGEAC:2017:31

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
AR KG 82203 / 2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van het kiesrecht door ingezetenschapseisen bij kandidaatstelling voor de Staten van Curaçao

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers op 7 maart 2017 een verzoekschrift ingediend met betrekking tot hun kandidaatstelling voor de verkiezingen van de Staten van Curaçao, die gepland stonden voor 28 april 2017. Eisers, beiden woonachtig in Curaçao, stelden dat zij niet tijdig konden voldoen aan de eis van ingezetenschap zoals vastgelegd in de Landsverordening Kiesreglement. Het Hoofdstembureau had hen te kennen gegeven dat hun registratie in het kiezersregister niet mogelijk was, omdat zij niet voldeden aan de wettelijke eisen omtrent ingezetenschap. De eisers vorderden in kort geding een bevel aan de gedaagden om hen in te schrijven in de kiezersregisters, met veroordeling in de proceskosten.

Tijdens de zitting op 10 maart 2017 werd het verweer van de gedaagden besproken, waarbij werd aangevoerd dat de eisers zich met hun vordering tot het Land Curaçao hadden moeten richten, aangezien de gedaagden geen procesbevoegdheid hadden. De rechter stelde vast dat de eisers niet ontvankelijk waren in hun vordering tegen de gedaagden. Daarnaast werd opgemerkt dat de eisers de rechtsgang van de artikelen 11 en 12 van het Kiesreglement hadden moeten volgen om hun registratie te bewerkstelligen. De rechter concludeerde dat de eisers niet tijdig een verzoek hadden ingediend en dat de beperking van het kiesrecht door de ingezetenschapseisen niet ontoelaatbaar was. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de wettelijke eisen voor ingezetenschap en de gevolgen daarvan voor het kiesrecht van de eisers. De rechter oordeelde dat de beperking van het kiesrecht, zoals vastgelegd in de wet, een legitiem doel diende en niet disproportioneel was. De eisers werden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van het Land Curaçao.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 maart 2017
Registratienummers: AR KG 82203 / 2017
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis
in kort geding
in de zaak van:
[Eiseres 1],
en
[Eiser]
beiden wonend te Curaçao,
eisers in kort geding,
gemachtigden: mr. B.W. Scheperboer en mr. G.C.A. Scheperboer-Parris,
--tegen—
[gedaagde 1],
in diens hoedanigheid van
Voorzitter van het Hoofdstembureau,
en
DE MINISTER VAN BESTUUR, PLANNING EN DIENSTVERLENING,
en
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
allen te Curacao,
gedaagden in kort geding,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en D.M. Suares.

1.Het procesverloop

Eisers hebben op 7 maart 2017 een verzoekschrift ingediend. Gedaagden zijn bij deurwaardersexploot van 9 maart 2017 opgeroepen. Het kort geding is ter zitting van heden 10 maart 2017 behandeld. De advocaten van gedaagden hebben gepleit conform hun pleitnotities. Vonnis is bepaald om 14:00 uur.

2.De vordering en het verweer

2.1
Eisers vorderen bij vonnis in kort geding, bij wijze van ordemaatregel, een bevel aan gedaagden hen in te schrijven in de kiezersregisters, met hun veroordeling in de proceskosten.
2.2
Gedaagden hebben verweer gevoerd en hebben eveneens een proceskostenveroordeling gevorderd.

3.De beoordeling

3.1
Vandaag is de dag van de kandidaatstelling voor de voor 28 april 2017 uitgeschreven verkiezingen voor de Staten van Curacao. Deze dag van kandidaatstelling is vastgesteld bij Landsbesluit no. 17/0233 van 12 februari 2017, bij welk besluit op de voet van artikel 53 Staatsregeling de Staten per 11 mei 2017 (de dag van de eerste samenkomst van de nieuw gekozen Staten ) zijn ontbonden en nieuwe verkiezingen zijn gelast. Het Hoofdstembureau heeft bij publicaties van 17 februari 2017 bekendgemaakt dat het kiezersregister ex artikel 5
Landsverordening houdende vaststelling van het kiesreglement Curaçao(A.B. 2010 no. 87), hierna: Kiesreglement, per 8 februari 2017 is gesloten.
3.2
Eisers wensen zich beiden verkiesbaar te stellen. Het Hoofdstembureau heeft eisers echter te verstaan gegeven dat dat niet mogelijk is, omdat zij niet voldoen aan de wettelijke eis omtrent ingezetenschap zoals neergelegd in de artikel 3 en 36 lid 2 Kiesreglement.
3.3
Eisers stellen recht te hebben op registratie in het kiezersregister om aldus te kunnen stemmen bij de verkiezingen van 28 april 2017 en om zich voor die verkiezingen verkiesbaar te kunnen stellen. Zij stellen daartoe dat de door het Hoofdstembureau bepaalde datum van sluiting van het kiesregister vier dagen voor de datum van het Ontbindingsbesluit ligt en dat het eisers onmogelijk is gemaakt om zich tijdig voor de verkiezingen als stemgerechtigden te laten registreren. Eisers waren tot voor kort ingeschreven in Nederland, maar hebben zich inmiddels beiden, op 7 en 8 maart 2017, in laten schrijven in de basisadministratie van Curacao. Eisers achten hun uitsluiting van het kiezersregister onrechtmatig en strijdig met internationale verdragsbepalingen terzake fundamentele democratische rechten en vrijheden. Zij willen hedenmiddag om 15:30 uur de kandidatenlijst van hun politieke partij indienen, met eiseres als lijsttrekster.
3.4
Ter zitting is namens gedaagden op goede grond aangevoerd dat de openbare rechtspersoon het Land Curaçao de partij is tot wie eisers zich met hun onderhavige civiele vordering zouden moeten richten. Gedaagden hebben in civilibus geen procesbevoegdheid, het Land als rechtspersoon heeft dat wel. Nu namens eisers ter zitting is benadrukt dat er bewust voor is gekozen gedaagden in het geding te betrekken, is het niet goed mogelijk om, zoals ter zitting door de rechter voorgesteld, de aanduiding door eisers van de gedaagde partij verbeterd te lezen. In hun vordering tegen gedaagden kunnen eisers niet worden ontvangen. Ten overvloede wordt echter nog het volgende overwogen.
3.5
Voorts hebben gedaagden erop gewezen dat eisers de rechtsgang van de artikelen 11 en 12 Kiesreglement hadden moeten volgen om de door hen gewenste opname in het kiezersregister te bewerkstelligen. Daartoe hadden zij uiterlijk op de vijfde dag na het sluiten van het kiezersregister een verzoek bij dit Gerecht moeten indienen. Afgezien van de vraag in hoeverre die vijfdagentermijn in het onderhavige geval (op het moment van bekendmaking van het sluiten van het kiezersregister was die termijn al verstreken) aan eisers zou kunnen zijn tegengeworpen, staat ook dit verweer van gedaagden aan de onderhavige vordering van eisers in de weg.
3.6
In het midden kan blijven of, zoals gedaagden hebben gesteld, uit artikel 36 lid 2 Kiesreglement voortvloeit dat rechterlijke uitspraken die zijn gedaan op of na de dag van de kandidaatstelling, geen effect meer kunnen sorteren op de kandidaatstelling.
3.7
Uit hetgeen is overwogen onder 3.4 en 3.5 volgt reeds dat de vordering van eisers in dit kort geding niet kan slagen. Ook op meer inhoudelijke gronden zou echter tot dat oordeel moeten worden gekomen. Op zichzelf is juist dat eisers door het vereiste ingezetenschap worden beperkt in hun actieve en passieve kiesrecht. Zoals ter zitting besproken geldt daarbij dat in geval van vervroegde verkiezingen, gelet op de wettelijke termijnen voor het houden van nieuwe verkiezingen en de sluiting van het kiezersregister, niet-ingezetenen de facto niet de mogelijkheid hebben om (na hun inschrijving in Curacao) deel te nemen aan de verkiezingen. Deze beperking van het kiesrecht en in het bijzonder het vereiste dat de kiesgerechtigde dertig dagen voor de dag van de kandidaatstelling ingezetene van Curacao moet zijn, is echter niet ontoelaatbaar. In de eerste plaats is deze beperking geschied bij wet, de Landsverordening Kiesreglement, en bovendien kan niet worden geoordeeld dat deze beperking, mede uit het oogpunt van een ordentelijk verloop van het verkiezingsproces, disproportioneel is of geen redelijk doel dient. Het Gerecht verwijst in dit verband nog naar de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van 27 oktober 1998, ECLI:NL:OGHNAA:1998:AD2953,
Brown vs De Nederlandse Antillen, waarin onder meer werd geoordeeld dat het onderscheid dat in de wetgeving gemaakt wordt tussen ingezetenen en niet-ingezetenen niet ongerechtvaardigd is, dat niet gezegd kan worden dat dit onderscheid geen legitiem doel dient en dat proportionaliteit tussen doel en middelen ontbreekt, en dat van discriminatie (artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM) evenmin sprake is.
3.8
De slotsom is dat de vorderingen van eisers niet kunnen slagen. Zij zullen als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.

4.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding
4.1
wijst af het gevorderde;
4.2
veroordeelt eisers in de kosten van het geding, aan de zijde van het Land Curacao begroot op NAf 1.000 voor salaris gemachtigden.
Aldus gewezen door mr. P.E. de Kort en uitgesproken ter openbare zitting van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 10 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.