ECLI:NL:OGEAC:2017:298

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
555.00117/17 en 500.00391/15(TUL)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in een minimarket te Curaçao

Op 8 november 2017 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. O. Lodowica, verscheen ter terechtzitting waar de officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, een gevangenisstraf van 30 maanden eiste, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van 5 maanden. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een medeverdachte plegen van een overval op een minimarket op 6 maart 2017, waarbij geweld en bedreiging met een mes werd gebruikt tegen de eigenaar van de winkel. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, vergezeld van geweld en bedreiging tegen de eigenaar van de minimarket. Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van de bewijsmiddelen, waaronder videobeelden van de overval, oordeelde het Gerecht dat de verdachte en zijn medeverdachte wettig en overtuigend schuldig waren aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd gelast. Het Gerecht benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming noodzakelijk was.

Uitspraak

Parketnummers: 555.00117/17 en 500.00391/15(TUL)

Uitspraak: 8 november 2017 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], op het adres [adres], ter terechtzitting opgegeven geen adres te hebben.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. O. Lodowica, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het Gerecht in eerste aanleg Curaçao d.d. 23 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en voorts een strafmaatverweer gevoerd en verzocht om de vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf af te wijzen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 maart 2017, althans in of omstreeks de maand maart 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • twee, althans een aantal pakken garnalen en/of,
  • één, althans een aantal pak(ken) kip, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot afgifte van die goederen, in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk
zich met voornoemd oogmerk met zijn mededader(s), althans alleen, naar [bedrijfsnaam 1] heeft/hebben begeven en waarbij het geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte en/of zijn mededaders
  • de [bedrijfsnaam 1] heeft / hebben betreden en/of,
  • heeft/hebben geduwd tegen en/of getrokken aan de pols, althans de arm van die [slachtoffer 1] en/of,
  • vervolgens (herhaaldelijk) dreigend een mes uit de broekzaak tevoorschijn halen en/of tonen aan die [slachtoffer 1] en/of te richten op / of te houden in de richting van die [slachtoffer 1] en/of, dat mes tegen de heup vast te houden en/of tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een mes heeft en/of,
  • (vervolgens) het met kracht duwen en/of slaan met vlakke hand(en) tegen het gezicht van de echtgenoot van die [slachtoffer 1].
(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks6 maart 2017
, althans in of omstreeks de maand maart 2017te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • twee
  • één
deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd door hem, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/ofbij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofzijn mededader
(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot afgifte van die goederen, in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem,verdachte en/of zijn mededader(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk
zich met voornoemd oogmerk met zijn mededader(s), althans alleen, naar [bedrijfsnaam 1] heeft/hebben begeven enwaarbij het geweld en
/ofdebedreiging met geweld hierin bestond
endat hij verdachte en
/ofzijn mededader
s
  • de [bedrijfsnaam 1] heeft / hebben betreden en/of,
  • heeft/hebben geduwd tegen en/of getrokken aan de pols
    , althans de armvan die [slachtoffer 1] en
    /of,
  • vervolgens (herhaaldelijk
    )dreigend een mes uit de broekz
    ak tevoorschijn
    hebben gehaaldhalenen/of
    getoondtonenaan die [slachtoffer 1]
    en/of te richten op / of te houden in de richting van die [slachtoffer 1] en/of, dat mes tegen de heup vast te houden en/of tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een mes heeft;
  • (vervolgens) hetmet kracht
    hebben geduwdenen/of
    geslagenslaanmet vlakke hand
    (en)tegen het gezicht van
    [getuige 1]de echtgenoot van die [slachtoffer 1]en
    /of.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Feit 1:
1. Een proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 6 maart 2017, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Op 6 maart 2017 omstreeks 14:00 uur bevind ik mij achter de toonbank van [bedrijfsnaam 1] te [adres 1] te Curaçao. Een man die ik ken kwam de toko binnen en vroeg om een biertje. Hij was samen met een onbekende vrouw. De vrouw ging achter in de toko waar de koude artikelen zijn. Ik kon op de monitor van de camera zien wat ze aan het doen was. De vrouw kwam bij de toonbank om enkele artikelen te betalen. Ik zag dat de vrouw haar tas stevig vast hield. Ik pakte haar tas en zag dat er twee pakjes garnalen en een pakje kip in zaten. Ik zei dat de artikelen van de toko waren. Er ontstond een woordenwisseling over de artikelen in haar tas. De man die samen was met de vrouw haalde een mes uit zijn broek en hield deze aan zijn heup. Hij zei tegen mij dat hij een mes had. Daarna liepen ze naar buiten en stapten in een rode auto Hyundai. Ik heb niemand toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
2. Een proces-verbaal van fotoconfrontatie getuige [getuige 1]-[medeverdachte 1] opgemaakt op 23 mei 2017, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zakelijk weergegeven:
Wij toonden een fotosheet aan de getuige [getuige 1]. Op nummer 5 is de foto opgenomen van [medeverdachte 1]. De getuige wees ons foto nummer 5 aan en verklaarde: Ik werd die dag geroepen door de medewerker achter de balie. De vrouw die ik aanwees had mogelijk iets uit de winkel gestolen. Ik werd door haar geduwd, ook de man die bij haar was duwde mij.
3. Een proces-verbaal van bevinding videobeelden opgemaakt op 8 mei 2017, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 3], zakelijk weergegeven:
Op 6 maart 2017 vond een beroving plaats bij [bedrijfsnaam 1] te [adres 1]. De hele beroving werd door video opgenomen. Bekijken videobeelden. Op de screenshots is te zien dat een man en een vrouw uit een rode Hyundai stappen en richting de minimarket lopen, dat [bijnaam verdachte ] en de vrouw aan het praten zijn, dat de vrouw artikelen in haar schoudertas verstopt, dat [bijnaam verdachte] een mes uit zijn linker broekzak tevoorschijn haalt, dat [bijnaam verdachte]en de vrouw door een Chinese man worden benaderd en dat de vrouw de Chinees een klap toedient, dat [bijnaam verdachte]wederom een mes tevoorschijn trekt en in zijn linkerhand vasthoudt en dat de vrouw wegloopt terwijl [bijnaam verdachte] met de Chinees blijft praten en het mes in zijn linkerhand vasthoudt.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] opgemaakt op 8 mei 2017, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
Op 6 maart 2017 in [bedrijfsnaam 1] gevestigd aan de [adres 1] was ik de man met het mes. Ik vroeg een vrouw om een lift en zij stopte onderweg bij die Chinese Minimarket. Ik ging naar de ijskast waar de biertjes staan. Ik pakte mijn biertje, ging naar de kassa en betaalde mijn biertje. Die vrouw haalde haar boodschappen en toen ze die ging betalen zei die Chinese vrouw dat de vrouw haar spullen uit haar tas moest halen. Toen startte een woordenwisseling tussen de vrouw en de Chinese kassière. Ik haalde mijn zakmes tevoorschijn zodat ik weg kon gaan.
5. Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] opgemaakt op 28 augustus 2017, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:
Op 6 maart 2017 ontmoette ik de man die ik ken onder de naam “[bijnaam verdachte]”. Hij had mij om een lift gevraagd. Ik heb de auto bij [bedrijfsnaam 1] op de [naam weg] gestopt. Ik liep samen met [bijnaam verdachte] naar binnen. Ik heb goederen ter waarde van 50 gulden gepakt. Ik liep naar de kassa om andere goederen af te rekenen. De Chinese vrouw probeerde mijn tas open te maken. Hierna probeerde ze haar zoon op de mobilofoon te krijgen. Ik zag dat [bijnaam verdachte] een mes tevoorschijn haalde. Buiten probeerde de zoon van de Chinese vrouw om mijn tas afhandig van mij te maken. Ik heb mijn tas open gemaakt om hem te laten kijken dat ik 40 gulden aan artikelen had meegenomen. [bijnaam verdachte] is met zijn mes in zijn handen naar buiten gelopen. We zijn de auto ingestapt en weggereden. Toen de medewerker mijn tas greep duwde ik hem af.
6. De eigen waarneming van de rechter van de ter zitting getoonde videobeelden van [bedrijfsnaam 1]:
Beelden buiten de winkel [bedrijfsnaam 1]:
Een mevrouw ([medeverdachte 1]) loopt naar buiten. Een Chinese meneer loopt achter haar aan. [medeverdachte 1] laat iets uit haar tas zien. Er ontstaat een discussie tussen [medeverdachte 1] en de Chinese meneer. De Chinese meneer wil dat [medeverdachte 1] naar binnen gaat. De discussie gaat verder. [medeverdachte 1] wil niet naar binnen en wil weg gaan. Een meneer ([verdachte]) komt naar buiten met iets in zijn handen dat lijkt op een mes. Dat wordt gezien door de Chinese meneer. [medeverdachte 1] loopt weg. [verdachte] loopt al pratende met de Chinese meneer weg, met het mes in zijn hand. [verdachte] en [medeverdachte 1] stappen samen in de auto.
Beelden binnen [bedrijfsnaam 1]:
[verdachte] staat bij de kassa. [medeverdachte 1]loopt gangpaden in en uit. [medeverdachte 1] stopt iets in haar tas.
Beelden binnen [bedrijfsnaam 1] vanaf een andere camera bij de kassa:
[verdachte]staat bij de kassa, rekent twee flesjes af, zegt blijkbaar dat het blikje van de vrouw ([medeverdachte 1]) er niet bij hoort. [verdachte] lijkt te wachten op [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] wil twee producten afrekenen waaronder het blikje. De kassière wil in de tas van [medeverdachte 1] kijken. [medeverdachte 1] wil dat niet. [verdachte] trekt een mes en stopt hem weer terug.
Beelden binnen vanaf een andere camera op de kassa (donker beeld):
[medeverdachte 1] loopt naar buiten. De Chinese meneer loopt erachter aan, wil niet dat [medeverdachte 1] weggaat. [medeverdachte 1] duwt of slaat de Chinese meneer in zijn gezicht.
Bewijsoverwegingen
Het Gerecht is van oordeel dat genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en verband beschouwd, voldoende wettig en overtuigend bewijs vormen voor het tenlastegelegde feit. In het bijzonder de videobeelden zijn daarbij van doorslaggevend belang.
De beelden getuigen van een voortdurende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte]. De verdachten zijn samen bij de winkel aangekomen. Er zijn meerdere contactmomenten tussen de twee verdachten voor en na het pakken van de goederen. Vlak nadat de kassière in de tas van [medeverdachte 1] wilde kijken en nadat zij versterking via de portofoon had gevraagd trekt [verdachte] een mes en houdt dat zichtbaar naast zijn heup. [medeverdachte 1] heeft het mes ook gezien. Weliswaar heeft [medeverdachte 1] gezegd dat [verdachte] het mes moest bewaren, dat ook door de kassière is bevestigd, maar tegelijkertijd heeft [medeverdachte 1] zich niet van de situatie gedistantieerd en heeft zij juist ervan geprofiteerd en zich erdoor gesterkt gevoeld om weg te lopen met de weggenomen goederen. [verdachte] loopt naar buiten met het mes in zijn hand. Op het moment dat de Chinese meneer buiten [medeverdachte 1] probeert tegen te houden, toont [verdachte] opnieuw het mes. [medeverdachte 1] raakt slaags met de Chinese meneer en ziet kans weg te lopen, terwijl [verdachte] met het mes in zijn hand in een woordenwisseling met de Chinese meneer blijft staan. Uiteindelijk is [medeverdachte 1] samen met [verdachte] in haar auto weggereden. [medeverdachte 1] heeft op geen enkel moment afstand genomen van het dreigen met het mes door [verdachte], maar daarvan telkens profijt getrokken om zo weg te kunnen komen met de gestolen goederen. De verdachte heeft over de vraag waarom hij op meerdere momenten het mes trok niet consistent en wisselend verklaard, namelijk dat hij dat heeft gedaan om weg te kunnen komen omdat hij werd tegengehouden dan wel - of mede - om te laten zien dat hij niets in zijn zakken had. Deze beide scenario’s worden bovendien niet ondersteund door de bewijsmiddelen en worden dan ook als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. Op grond van het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat de verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt en dus de diefstal met geweld en bedreiging met geweld tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:291 juncto artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en mededader(s) de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft samen met een mededader een diefstal in een Chinese Minimarket gepleegd, heeft daarbij gedreigd met een mes en er is fysiek geweld gebruikt.
Winkeldiefstallen zijn op zich al ergerlijke feiten die naast materiële schade ook overlast veroorzaken voor winkeliers en het winkelend publiek. Bijzonder kwalijk is het wanneer zo’n diefstal vergezeld gaat van (bedreiging met) geweld. Hoewel de materiële en fysieke schade relatief beperkt is gebleven, moet het ingrijpend zijn geweest voor de slachtoffers. De samenleving wordt al met enige regelmaat geteisterd door dergelijke atrako’s en de verdachte heeft door zo te handelen bijgedragen aan het toenemende gevoel van onveiligheid.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de strafkaart van de verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensdelicten.
De eis van de officier van justitie is, gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, aan de milde kant. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven geen aanleiding om nog verder ten gunste van de verdachte af te wijken van deze eis.
Het Gerecht acht na te noemen straf passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij vonnis van 23 maart 2016 in de zaak met parketnummer 500.00391/15 heeft het Gerecht te Curaçao de verdachte ter zake van mishandeling met gebruikmaking van een wapen veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 3 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het Gerecht zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, is het Gerecht van oordeel dat de tenuitvoerlegging van deze straf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:62 Wetboek van Strafrecht zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 500.00391/15 bij vonnis d.d. 23 maart 2016 van het Gerecht te Curaçao voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door mr. C. Bernsen, griffier, en op 8 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 25 september 2017, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 196/17 en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam 1]”.