ECLI:NL:OGEAC:2017:296

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
500.00266/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en vuurwapenbezit in Curaçao met meerdere slachtoffers

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder poging doodslag op vier personen en vuurwapenbezit. De feiten vonden plaats op 19 februari 2017, toen de verdachte met een vuurwapen schoot in de richting van de slachtoffers, die zich op een veranda bevonden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, terwijl de verdediging een bewijsverweer voerde. Tijdens de zitting op 8 november 2017 werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd vrijgesproken van de poging moord, maar de poging doodslag werd bewezen verklaard. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de slachtoffers zou doden, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats 1]
(ter terechtzitting opgegeven te zijn geboren te [geboorteplaats 2]),
wonende te [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Vaders.
De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 6 (poging doodslag op [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], vuurwapenbezit en vernieling) te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toegewezen dient te worden met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] deels toegewezen dient te worden voor zover het betreft het materiële deel met referte ten aanzien van het immateriële gevorderde bedrag.
De raadsvrouw heeft een bewijsverweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
FEIT 1:
POGING MOORD CQ. DOODSLAG OP [BENADEELDE PARTIJ 1]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet- met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] en/of zich toen en aldaar bevindende personen van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een (vuist)vuurwapen heeft/hebben geschoten op, althans in de richting van genoemde [benadeelde partij 1] en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden,
SUBSIDIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING VAN [BENADEELDE PARTIJ 1]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen aan de heup, toe te brengen, hebbende hij, verdachte, toen en daar met een vuurwapen op, althans in de richting van die [benadeelde partij 1] geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid; (artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 2:
POGING MOORD CQ. DOODSLAG OP [BENADEELDE PARTIJ 2]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet- met voorbedachten rade [benadeelde partij 2] en/of zich toen en aldaar bevindende personen van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een (vuist)vuurwapen heeft/hebben geschoten op, althans in de richting van genoemde [benadeelde partij 2] en/of de zich
toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid; (artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden,
SUBSIDIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING VAN [BENADEELDE PARTIJ 2]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen, toe te brengen, hebbende hij, verdachte, toen en daar met een vuurwapen op, althans in de richting van die [benadeelde partij 2] geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 3:
POGING MOORD CQ. DOODSLAG OP [BENADEELDE PARTIJ 3]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet- met voorbedachten rade [benadeelde partij 3] en/of zich toen en aldaar bevindende personen van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een (vuist)vuurwapen heeft/hebben geschoten op, althans in de richting van genoemde [benadeelde partij 3] en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid; (artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden,
SUBSIDIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING VAN [BENADEELDE PARTIJ 3]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij 3] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen, toe te brengen, hebbende hij, verdachte, toen en daar met een vuurwapen op, althans in de richting van die [benadeelde partij 3] geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 4:
POGING MOORD CQ. DOODSLAG OP [BENADEELDE PARTIJ 4]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet- met voorbedachten rade [benadeelde partij 4] en/of zich toen en aldaar bevindende personen van het leven te beroven, met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een (vuist)vuurwapen heeft/hebben geschoten op, althans in de richting van genoemde [benadeelde partij 4] en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling zou of mocht kunnen leiden,
SUBSIDIAIR: POGING ZWARE MISHANDELING VAN [BENADEELDE PARTIJ 4]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij 4] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden, in elk geval verwondingen, toe te brengen, hebbende hij, verdachte, toen en daar met een vuurwapen op, althans in de richting van die [benadeelde partij 4] geschoten,
zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
MEER SUBSIDIAIR: MISHANDELING MET GEBRUIKMAKING VAN EEN WAPEN VAN [BENADEELDE PARTIJ 4]
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend en/of met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een (vuist)vuurwapen, en al dan niet met voorbedachten rade, met het (vuist)vuurwapen op, althans in de richting van die [benadeelde partij 4] heeft geschoten, tengevolge waarvan die [benadeelde partij 4] lichamelijk letsel, te weten een schotwond en/of schampwond aan het (rechter) heup heeft opgelopen althans in ieder geval letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 2:273/274 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 5: VUURWAPENBEZIT
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen (te weten een vuistvuurwapen) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930; art 3 j° 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
FEIT 6: VERNIELING
dat hij op of omstreeks 19 februari 2017, althans op een tijdstip in de maand februari 2017 te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk een en/of meerdere deuren, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt; (artikel 2:334 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 primair (vier maal poging moord)
Het Gerecht heeft met de officier van justitie en de raadsvrouw uit het onderzoek op de terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte, al dan niet samen met een ander, heeft geprobeerd [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] met voorbedachten rade van het leven te beroven en zal de verdachte in zoverre - partieel - van het primair tenlastegelegde onder de feiten 1, 2, 3 en 4 vrijspreken.
4B. Bewijsmiddelen
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van de onder de feiten 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat [1] en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
1. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, pagina 001-009, opgesteld door [brigadier 1], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van die verbalisant, –zakelijk weergegeven-:
Op 19 februari 2017 werd ik gedirigeerd naar het adres [adres 1] voor het instellen van een forensisch onderzoek naar aanleiding van een schietincident.
De hoofdingang van de woning is gelegen aan de noordelijke gevel. De veranda is gelegen aan de zuidelijke gevel van het pand. Deze veranda is aan de voorkant open, overdekt en aan de achterkant beschut met een houten rooster bekleding met een witte deur.
Een kogelperforatie werd aangetroffen in de wit gelakte houten deur van de veranda gelegen in de zuidelijke gevel van het pand. Tevens werd een loden projectiel op de vloermat bij de ingang aangetroffen. Op de betonnen vloer van de veranda en iets naar het westen van de hoofdingang van de woning werden er delen van loden projectielen aangetroffen. Ook werden er enkele kogelinslagen op de muur westelijke zijde van de woning aangetroffen. Aan de zuidelijke kant van de woning en net onder de overdekte veranda is er een witte deur die toegang geeft tot de woning. Op deze deur en de omgeven muur zijn er drie kogelbeschadigingen zichtbaar.
Op 12 juni 2017 werd een nader onderzoek verricht om te illustreren waar de verdachte zijn auto had geparkeerd. Aangever [benadeelde partij 3] stond achter de toegangsdeur, die vanaf de straat toegang tot de veranda geeft op het moment dat [verdachte] de schoten afloste, op ongeveer 5 meter afstand vanaf de plek waar de verdachte [verdachte] zijn auto had geparkeerd. Aangeefster [benadeelde partij 2] zat aan een tafel in de veranda op ongeveer 8 meter afstand van de plek waar de verdachte [verdachte] zijn auto had geparkeerd. Verder bleek op aanwijzing van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3], dat aangevers [benadeelde partij 4] e [benadeelde partij 1] nagenoeg midden in de veranda stonden, op ongeveer 9,70 meter vanaf de plek waar de verdachte [verdachte] zijn auto had geparkeerd.
Gelet op het aantal loden projectielen en delen van loden projectielen is tenminste drie maal geschoten. De schietrichting is van zuid naar noord.
2. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, pagina 033-035, opgesteld door [hoofdagent 1], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van die verbalisant, –zakelijk weergegeven-:
Door de afgeloste schoten werd schade toegebracht aan de deur aan de westelijke kant van de woning [adres 1] en aan de deur van de veranda gelegen aan de zuidelijke gevel van het pand. Kogelperforatie in de wit gelakte houden deur van de veranda.
3. Een proces-verbaal van aangifte, pagina 011, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde partij 4], –zakelijk weergegeven-:
Op 19 februari 2017 bevond ik mij op het adres [adres 1]te Curaçao samen met mijn tante, [benadeelde partij 2] en mijn neef [benadeelde partij 3] in de garage van de woning. Binnenshuis was [benadeelde partij 1]. Omstreeks 17.30 stopte een kleine witte auto voor de woning. Een man stapte uit de auto en vroeg voor [benadeelde partij 1]. Hij haalde een vuurwapen tevoorschijn en zei: “Awe mi ta tira bosnan tur mata” (“Vandaag schiet ik jullie allemaal dood”). Gelijk hield hij het vuurwapen in de richting van [benadeelde partij 1] en begon te schieten. Ik hoorde drie schoten afgaan. Ik schrok en tijdens mijn vlucht voelde ik dat ik werd geraakt door een projectiel aan de rechterzijde van mijn heup. Hierdoor heb ik een schramwond opgelopen.
4. Een geschrift, pagina 013, te weten een kopie van een doktersverklaring betreffende [benadeelde partij 4], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Heden bezocht de heer [benadeelde partij 4] mijn spreekuur in verband met een wond ter hoogte van de heup.
5. Een proces-verbaal van aangifte, pagina 016, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde partij 1], –zakelijk weergegeven-:
Ik woon op het adres [adres 1] met mijn nicht [benadeelde partij 2] en haar zoon [benadeelde partij 3]. Op 19 februari 2017 omstreeks 17:30 uur bevond ik mij thuis. Ik lag binnen te slapen. Buiten in de garage zaten [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]. Ik werd geroepen door [benadeelde partij 4] dat een man genaamd [verdachte] mij buiten riep. Ik kwam naar buiten en zag bedoelde man voor het erf van onze woning staan. [verdachte] stapte uit de auto. Hij haalde een pistool tevoorschijn en zei: “Awe mi ta tira bosnan tur mata” (“Vandaag schiet ik jullie allemaal dood”). Gelijk hierbij hield hij het vuurwapen in mijn richting en begon te schieten. Ik hoorde zeker drie schoten afgaan.
6. Een proces-verbaal van aangifte, pagina 018, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde partij 2], –zakelijk weergegeven-:
Op 19 februari 2017, omstreeks 17.00 uur, zat ik thuis in het achter balkon vergezeld met mijn neef genaamd [benadeelde partij 4] en mijn zoon genaamd [benadeelde partij 3]. Plotseling zei [benadeelde partij 3] luidkeels dat buiten een man staat, die opzoekt is naar “[roepnaam benadeelde partij 1]” (met “[roepnaam benadeelde partij 1]” wordt bedoeld [benadeelde partij 1]: opmerking verbalisant). Ik keek naar buiten en buiten zag ik een witgelakte personenauto staan. [benadeelde partij 3] riep naar “[roepnaam benadeelde partij 1]” en hij zei tegen hem om naar buiten te komen om voormelde man te woord te staan. Kort daarna kwam “[roepnaam benadeelde partij 1]” naar buiten.
Er ontstond een bekgevecht tussen “[roepnaam benadeelde partij 1]” en voormelde man. Vervolgens zei voormelde man luidkeels “ boso ta tuma parti pe, pesei mi ta mata boso tur” (Jullie nemen deel voor hem, daarom maak ik jullie allemaal af: vrije vertaling verbalisant). Plotseling hoorde ik vier schoten afgaan uit een vuurwapen. Het vuurwapen had ik niet gezien, daar ik binnen in het balkon zat. Ik kon luisteren hoe de kogels richting binnenin voorbij gingen. Ik zag dat “[roepnaam benadeelde partij 1]” dekking nam door naar binnen te rennen. [benadeelde partij 3] nam dekking achter de deur van het balkon. Uit angst om niet verwond te raken besloot ik om binnen dekking te nemen.
7. Een proces-verbaal van aangifte, pagina 027, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde partij 3] –zakelijk weergegeven-:
Op 19 februari 2017, omstreeks 17.00 uur, zat ik thuis in het achter balkon vergezeld met mijn moeder genaamd [benadeelde partij 2] en mijn neef genaamd [benadeelde partij 4].
Plotseling zag ik een witgelakte personenauto buiten staan, met een voor mij onbekende man achter het stuur. De bestuurder van voormeld auto vroeg aan mij luidkeels: “Is “[roepnaam benadeelde partij 1]” er?”. Ik had “[roepnaam benadeelde partij 1]” geroepen om voormeld man te woord te staan. Kort daarna kwam: “[roepnaam benadeelde partij 1]” naar buiten. “[roepnaam benadeelde partij 1]” begon met voormeld man luidkeels te discussiëren. Vervolgens zei voormeld man luidkeels “ boso ta tuma parti pa “[roepnaam benadeelde partij 1]”, pesei mi ta mata boso tur” (Jullie steunen “[roepnaam benadeelde partij 1]”, daarom maak ik jullie allemaal af: vrije vertaling verbalisant).
Plotseling hoorde ik vier (4) schoten afgaan, maar ik had geen vuurwapen gezien. Ik nam dekking achter de deur van het balkon die naar buiten leidt. Gedurende voormelde schoten hoorde ik een kogel aangaan tegen voormelde deur. Ik zag dat “[roepnaam benadeelde partij 1]” dekking nam door naar binnenin te rennen. [benadeelde partij 2] nam dekking binnenin. Ik zag dat [benadeelde partij 4] de benen naar buiten nam richting de woning van mijn doopmoeder.
8. De verklaring die de verdachte op de terechtzitting van 8 november 2017 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 februari 2017 ben ik naar het huis van [benadeelde partij 1] gegaan en ik had een vuurwapen bij me. Ik stapte uit mijn auto, het vuurwapen zat onder het stuurwiel. Ik stond naast de auto. Ik heb geroepen voor [benadeelde partij 1]. Ik heb [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] gezien, zij stonden dicht bij het huis. Ik heb [benadeelde partij 2] gehoord. Er was een discussie en ik heb het vuurwapen gepakt en schoot twee keer. [benadeelde partij 4] begon te liggen. [benadeelde partij 1] ging rennen en ging ook liggen.
4C. Bewijsoverwegingen
Om te komen tot een bewezenverklaring voor poging doodslag moet sprake zijn van opzet, al dan niet voorwaardelijk, op dit gevolg. De verklaring van verdachte biedt onvoldoende steun voor de aanname dat verdachte de bedoeling had om [benadeelde partij 1] en andere aanwezigen op de veranda dood te schieten. De vraag is dan ook of sprake is geweest van opzet in voorwaardelijke zin.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood van de aangevers - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op grond van de bewijsmiddelen kan het volgende worden vastgesteld. Op 19 februari 2017 bevinden de vier aangevers zich in de woning [adres 1] ([benadeelde partij 1]) dan wel op de veranda ([benadeelde partij 4], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]) gelegen aan de zuidzijde van het pand. De verdachte parkeert zijn auto voor het erf, gelegen aan de voorzijde van de veranda, stapt uit, blijft naast de auto staan en vraagt naar [benadeelde partij 1]. [benadeelde partij 1] komt naar buiten en staat dan samen met [benadeelde partij 4] midden in de veranda. De verdachte ziet van buitenaf [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] staan. Er ontstaat een woordenwisseling tussen [benadeelde partij 1] en de verdachte. Vervolgens pakt de verdachte een wapen uit zijn auto en schiet hij een aantal malen, volgens [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] in de richting van [benadeelde partij 1]. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] rennen weg en [benadeelde partij 4] voelt dat hij wordt geraakt door een van de projectielen ter hoogte van zijn heup. [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2], die zich niet in het gezichtsveld van de verdachte bevonden en die de verdachte ook niet hebben gezien, horen meerdere schoten. De verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde partij 2] niet heeft gezien maar haar wel heeft gehoord. [benadeelde partij 3] zoekt dekking achter de deur van de veranda en hoort een kogel tegen deze deur aangaan.
Uit het technisch onderzoek blijkt dat er een kogelperforatie zit in de deur van de veranda, iets onder het midden van de deur. Op de vloermat bij deze ingang wordt een loden projectiel aangetroffen. Op de betonnen vloer van de veranda bij een stoelpoot en iets naar het westen van de hoofdingang van de woning worden er delen van loden projectielen aangetroffen. Aan de zuidelijke zijde van de woning en net onder de veranda zijn op een witte deur die toegang geeft tot de woning en de muur eromheen drie kogelbeschadigingen zichtbaar, iets boven het midden van de deur en op dezelfde hoogte in de muur daarnaast. De veranda is aan de straatzijde beschut met een houten rooster bekleding met daarin een deur. De afstand van de plek waar de verdachte zijn auto had geparkeerd tot de plek waar aangever [benadeelde partij 3] zich bevond bedraagt ongeveer 5 meter, tot de plek waar aangever [benadeelde partij 2] zich bevond ongeveer 8 meter en tot de plek waar [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] zich bevonden ongeveer 9.70 meter.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij zijn auto stond op een afstand van ongeveer 30 á 35 meter van de veranda, bij / buiten het hek of de deur van de tuin. Het Gerecht merkt deze verklaring als niet aannemelijk geworden aan, gelet op de verklaringen van de aangevers [benadeelde partij 1] (de verdachte stond voor het erf van de woning) en [benadeelde partij 4] (de auto stopte voor de woning en de verdacht stapte uit) in samenhang bezien met de technische bevindingen met betrekking tot de afstanden tussen de auto van de verdachte en de personen die zich op de veranda bevonden en de bijbehorende foto’s waarop overigens geen hek / deur rond het erf / tuin is te zien, maar een vrij smalle strook open erf met daarnaast een smal voetpad en een eveneens smalle berm. Bovendien heeft de verdachte ter zitting de hem getoonde foto’s van de situatie betreffende de straat waaraan de veranda was gelegen niet herkend en was hij daardoor niet in staat om aan te wijzen waar hij zich bevond.
Voorts heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij twee keer in de lucht heeft geschoten. Hij heeft daarbij met zijn arm vrijwel recht naar boven gewezen. Het Gerecht schuift deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde. De aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] hebben verklaard dat de verdachte in de richting van [benadeelde partij 1] schoot. Ook de bevindingen met betrekking tot de locaties waar (delen van) loden projectielen zijn aangetroffen, onder meer op de mat en naast een stoelpoot binnen de veranda, en de hoogte van de kogelinslagen in de deuren en de muur, zijn niet te rijmen met schieten in de lucht.
De raadsvrouw heeft betoogd dat er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de schietrichting en dat niet kan worden vastgesteld of een van de aangevers zich ook daadwerkelijk heeft bevonden in de schietbaan en dat er een aanmerkelijke kans op de dood van de aangevers bestond dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, waardoor er ook geen voorwaardelijk opzet kan worden aangenomen. Daartoe heeft zij onder meer gewezen op de foto’s op pagina’s 85 en 87 waarop de inslagen van de kogels zijn te zien en waarbij pijltjes zijn geplaatst die naar beneden lopen. Daaruit concludeert de raadsvrouw dat het inslagen betreft die naar beneden lopen en dat dit het bewijs zou kunnen zijn dan wel zou niet kunnen worden uitgesloten dat de kogel eerst tegen het dak is aangekomen en vervolgens is afgeketst en dat dit dus beiden ricochetinslagen betreffen. Voorts blijkt niet uit het dossier dat er onderzoek is gedaan naar de verklaring van de verdachte dat hij in de lucht had geschoten en dat dus de aangetroffen inslagen ricochet inslagen zouden kunnen zijn, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht stelt voorop dat de conclusie die de raadsvrouw verbindt aan de richting van de pijltjes op de foto’s op pagina’s 85 en 87, namelijk dat deze de inslagrichting aanduiden, niet kan worden getrokken. De betreffende foto’s zijn afkomstig uit het proces-verbaal van bevinding op pagina 33 e.v. en zijn deels ook opgenomen (met andersoortige pijltjes) in het proces-verbaal van forensisch onderzoek pagina 06. In de beschrijvingen bij de foto’s in alle drie genoemde processen-verbaal wordt slechts aangegeven dat de kogelbeschadigingen/ kogelperforaties worden voorzien van of aangegeven met pijlen; niet wordt geschreven, en dat blijkt ook verder niet uit het dossier, dat de pijlen de inslagrichting aanduiden. Het daarop volgende betoog van de raadsvrouw dat, nu het gaat om inslagen die naar beneden lopen, niet kan worden uitgesloten dat het ricochetinslagen via het dak betreffen behoeft daarom in beginsel geen nadere bespreking. De opmerking van de raadsvrouw dat de verklaring van het in de lucht schieten van de verdachte nader onderzocht had moeten worden op de mogelijkheid van een ricochetschot is niet nader onderbouwd. Opgemerkt hierbij zij dat bij een scenario van “in de lucht schieten” op de plaats waar de verdachte zich bevond, een ricochet hoogst onwaarschijnlijk is aangezien er boven en rondom die plaats geen bouwwerken of andere afketsmogelijkheden zichtbaar zijn. Voor zover de verdediging bedoelt dat het “in de lucht schieten” van de verdachte omvat het in de richting van het dak van de veranda schieten, waarop de kogels mogelijk zijn afgeketst, volgt het Gerecht dit betoog niet, nu het platte dak van de veranda niet hoog en vrijwel direct boven de verandadeur is gelegen, waardoor het schieten daarop niet kan worden aangemerkt als in de lucht schieten, maar in de richting van de veranda.
Zoals hiervoor vastgesteld heeft de verdachte op een afstand van ongeveer 9.70 meter een aantal malen geschoten in de richting van [benadeelde partij 1] en dus ook van [benadeelde partij 4] die zich naast / in de nabijheid van [benadeelde partij 1] midden in de veranda, ongeveer tegenover de verandadeur, bevond, zichtbaar voor de verdachte. [benadeelde partij 4] voelt dat hij aan zijn heup geraakt wordt door een kogel en blijkt op zijn heup ook een verwonding te hebben opgelopen. Dat het doktersbriefje verder niet goed leesbaar is, zoals de raadsvrouw ook heeft opgemerkt, doet aan het voorgaande niet af. In de verandadeur op ongeveer 5 meter afstand van de verdachte, waarachter [benadeelde partij 3] dekking had gezocht, is iets onder het midden een kogelinslag aangetroffen. Op de deurmat en naast een stoelpoot zijn (delen van) projectielen aangetroffen. Voorts zijn er drie kogelbeschadigingen op en rond de deur die van de veranda toegang geeft tot de aangrenzende woning, iets boven het midden daarvan. Aan die zijde van de veranda bevond zich de aangever [benadeelde partij 2], op ongeveer 8 meter afstand van de verdachte, die haar niet heeft gezien maar wel gehoord. De veranda is aan de straatzijde waar de verdachte zich bevond behalve door een deur ook beschut door een houten rooster, met dusdanig grote openingen dat daar ook een kogel doorheen zou kunnen. Een en ander duidt erop dat de verdachte behalve in de richting van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] ook min of meer in het wilde weg op de veranda heeft geschoten. Derhalve bestreek het schootsveld zowel de plaats waar [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 4] zich bevonden als de plaatsen waar [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] zich bevonden. Onder deze omstandigheden en in het bijzonder ook gelet op de hoogte van de kogelinslagen, is de kans dat de afgevuurde kogels ook andere mensen dan [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] in vitale lichaamsdelen zouden raken en de dood zouden veroorzaken naar de algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Nu verdachte [benadeelde partij 2] heeft gehoord, terwijl hij haar niet kon zien, had hij er rekening mee kunnen en moeten houden dat er zich nog andere personen in de nabijheid konden bevinden. Dat niet uit het onderzoek is gebleken wat de exacte schietbaan is geweest van de kogels en of er mogelijk sprake is geweest van een of meerdere ricochetschoten – wat op zichzelf heel wel voorstelbaar is als geschoten wordt op een bouwwerk zoals een veranda waarin zich ook voorwerpen bevinden waarop kogels kunnen afketsen en van baan kunnen veranderen – doet aan het voorgaande niet af.
De aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, brengen met zich dat het handelen van verdachte zozeer was gericht op het mogelijke gevolg, het toebrengen van de dood van een ieder in zijn schootsveld, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Het voorwaardelijk opzet op de dood van alle vier slachtoffers is derhalve bewezen.
4D. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
Feit 1 primair:
dat hij op
of omstreeks19 februari 2017
, althans op een tijdstip in de maand februari 2017te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
en - al dan niet- met voorbedachten rade[benadeelde partij 1]
en/of zich toen en aldaar bevindende personenvan het leven te beroven, met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen,met een
(vuist)vuurwapen heeft
/hebbengeschoten
op, althansin de richting van genoemde [benadeelde partij 1]
en/of de zich toen en aldaar bevindende personen,zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Feit 2 primair:
dat hij op
of omstreeks19 februari 2017
, althans op een tijdstip in de maand februari 2017te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
en - al dan niet- met voorbedachten rade[benadeelde partij 2]
en/of zich toen en aldaar bevindende personenvan het leven te beroven, met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen,met een
(vuist)vuurwapen heeft
/hebbengeschoten
op, althansin de richting van genoemde [benadeelde partij 2]
en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 3 primair:
dat hij op
of omstreeks19 februari 2017
, althans op een tijdstip in de maand februari 2017te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
en - al dan niet- met voorbedachten rade[benadeelde partij 3]
en/of zich toen en aldaar bevindende personenvan het leven te beroven, met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen,met een
(vuist)vuurwapen heeft
/hebbengeschoten
op, althansin de richting van genoemde [benadeelde partij 3]
en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 4 primair:
dat hij op
of omstreeks19 februari 2017
, althans op een tijdstip in de maand februari 2017te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
en - al dan niet- met voorbedachten rade [benadeelde partij 4]
en/of zich toen en aldaar bevindende personenvan het leven te beroven, met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen,met een
(vuist)vuurwapen heeft
/hebbengeschoten
op, althansin de richting van genoemde [benadeelde partij 4]
en/of de zich toen en aldaar bevindende personen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 5:
dat hij op
of omstreeks19 februari 2017
, althans op een tijdstip in de maand februari 2017te Curaçao
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,voorhanden heeft gehad een vuurwapen
(te weten een vuistvuurwapen)in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en
/ofmunitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
Feit 6:
dat hij op
of omstreeks19 februari 2017
, althans op een tijdstip in de maand februari 2017te Curaçao, opzettelijk en wederrechtelijk
een en/ofmeerdere deuren
, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 2]
en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair:
Poging doodslag;
Ten aanzien van feit 5:
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930;
Ten aanzien van feit 6:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft meerdere malen geschoten in de richting van personen die zich op een veranda bevonden en daarmee in totaal vier personen in levensgevaar gebracht. De omstandigheid dat de slachtoffers niet dodelijk zijn geraakt, is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte te danken is. Daarbij heeft de verdachte ook twee deuren vernield. Naast de angst die is toegebracht aan de slachtoffers, vormen dergelijke feiten tevens een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken deze gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het feit dat de verdachte bovendien een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad en het vuurwapen ook daadwerkelijk heeft gebruikt maakt zijn handelen des te ernstiger nu Curaçao gebukt gaat onder strafbare feiten waarbij vuurwapengeweld wordt aangewend.
Het Gerecht is op grond van de aard en de ernst van de feiten van oordeel dat slechts een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij een blanco strafblad heeft.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de rapporten van de psycholoog drs. H.W.T. Linkels d.d. 17 augustus 2017 en van de psychiater F.G.M. Heijtel d.d. 4 september 2017. Geconcludeerd wordt onder meer dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van NAf 977,28 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit 6 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het vervangen van twee vernielde deuren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] schade heeft geleden ten gevolge van het door verdachte gepleegde feit 6, als bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is.
De hoogte van die schade is, gelet op de onderbouwing van de vordering, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van NAf 977,28, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze als nader in het dictum te bepalen en de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van NAf 16.866,= ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit 4 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit NAf 100,= dokterskosten en NAf 16.766,00 immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4]schade heeft geleden ten gevolge van het door verdachte gepleegde feit 4, als bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is.
De hoogte van die schade is voor wat betreft het materiële gedeelte, gelet op de onderbouwing van de vordering dienaangaande, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van NAf 100,=, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze als nader in het dictum te bepalen en de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege en tot zoverre toewijsbaar.
De benadeelde partij dient voor het meerdere, te weten het immateriële gedeelte, als zijnde onvoldoende onderbouwd en door de raadsvrouw betwist, in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het Gerecht ziet als gevolg van verdachtes onder de feiten 4 en 6 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:62, 1:78, 1:119, 1:136, 1:224 en 2:259 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening 1930.

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Domschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
NAf 977,28 (negenhonderd zevenenzeventig gulden en achtentwintig cent), en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 977,28 (negenhonderd zevenenzeventig gulden en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
19 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]geleden schade tot een bedrag van
NAf 100,= (honderd gulden), en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het meerdere in de vordering niet-ontvankelijk;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 100,= (honderd gulden), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
2 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partijen in mindering strekken op de verplichtingen tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 29 november 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.De door het Gerecht als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij onderstaande bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het einddossier inzake het onderzoek [onderzoeksnaam 1] d.d.15 augustus 2017.