ECLI:NL:OGEAC:2017:289

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
520.00170/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval onder invloed van alcohol met fatale gevolgen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, stond de verdachte terecht voor een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond op 24 april 2016. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een aanrijding met een motorrijder. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar en partiële toewijzing van de civiele vordering. De verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat hij de motor van het slachtoffer niet tijdig had opgemerkt. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig had gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was. De verdachte had een bloedalcoholgehalte van 1.0 milligram per milliliter bloed, wat boven de wettelijke limiet ligt. Het Gerecht concludeerde dat de verdachte een ernstige verkeersfout had gemaakt door niet voorrang te verlenen en dat zijn alcoholgebruik bijdroeg aan zijn schuld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op dinsdag 9 maart 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.F. Osepa.
De officier van justitie, mr. I. Out, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de primair tenlastegelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis, tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren en tot partiële toewijzing van de civiele vordering.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd, strekkende tot vrijspraak, en pleitaantekeningen overgelegd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd:
FEIT 1 primair: DOOD DOOR SCHULD
dat hij op of omstreeks 24 april 2016, te Curaçao, althans in de maand april 2016 als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, gekentekend [kentekennummer 1]) daarmede rijdende over de kruising van wegen gevormd door de Schottegatweg West en de Bermudaweg althans over een weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen aldaar als bestuurder van genoemd motorrijtuig hoogst, althans zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend te rijden, immers is hij, verdachte,
  • terwijl op de die weg de duisternis was ingetreden
  • komende ter hoogte van de kruising met de Schottegatweg West en de Bermudaweg,
  • (vervolgens) met een korte (binnen)bocht naar links afgeslagen richting de Bermudaweg en/of
  • zonder (daarbij) voorrang te verlenen aan het tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg en/of
  • terwijl op dat moment een (motor)rijtuig (tweewielig motorfiets van het merk Suzuki, zonder kenteken) hem, verdachte, over die weg uit tegenovergestelde richting tot op (vrij) korte afstand was genaderd, niet opgemerkt of pas opgemerkt toen hem dit motorrijtuig op (zeer) korte afstand genaderd was en/of
  • niet, althans niet voldoende, althans niet tijdig uitgeweken om een botsing met dit (motor)rijtuig te voorkomen,
  • terwijl verdachte op dat moment op dat moment aangeschoten was en/of dronken, in elk geval verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank,
waardoor of mede waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig en een op de rijbaan van die weg rijdende bestuurder van een ander motorrijtuig (tweewielig motofiets van het merk Suzuki, model GSR1000 zonder kenteken), door welke botsing of aanrijding die bestuurder van dat ander motorrijtuig genaamd [slachtoffer], werd(en) gedood, terwijl hij, verdachte, tijdens bovenvermeld ongeval verkeerde onder kennelijke invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, immers bedroeg de hoeveelheid alcohol in zijn, verdachtes, bloed 1.0 miligram per milliliter bloed;
(artikel 2:284 lid 1-2/285 lid 1-2 jo art. 286 Wetboek van Strafrecht)
SUBSIDIAIR
dat hij op of omstreeks 24 april 2016, te Curaçao, althans in de maand april 2016 als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, gekentekend [kentekennummer 1]) daarmede rijdende over de kruising van wegen gevormd door de Schottegatweg West en de Bermudaweg althans over een weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen aldaar als bestuurder van genoemd motorrijtuig hoogst, althans zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend te rijden, immers is hij, verdachte,
  • terwijl op de die weg de duisternis was ingetreden
  • komende ter hoogte van de kruising met de Schottegatweg West en de Bermudaweg,
  • (vervolgens) met een korte (binnen)bocht naar links afgeslagen richting de Bermudaweg en/of
  • zonder (daarbij) voorrang te verlenen aan het tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg en/of
  • terwijl op dat moment een (motor)rijtuig (tweewielig motorfiets van het merk Suzuki, zonder kenteken) hem, verdachte, over die weg uit tegenovergestelde richting tot op (vrij) korte afstand was genaderd, niet opgemerkt of pas opgemerkt toen hem dit motorrijtuig op (zeer) korte afstand genaderd was en/of
  • niet, althans niet voldoende, althans niet tijdig uitgeweken om een botsing met dit (motor)rijtuig te voorkomen;
(artikel 21 van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000)

3.Voorvragen

3A. Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3B. Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3C. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3D. Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A Bewijsoverweging
Verdachte heeft betoogd dat het ongeval niet aan zijn schuld te wijten is. Daartoe is – verkort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte heeft gekeken of er op de weghelft die hij wilde oversteken tegemoetkomend verkeer was. Hij heeft de koplampen van de motor van het latere slachtoffer gezien. Naar zijn inschatting was die echter nog zo ver weg, dat hij veilig kon oversteken. Dat hij daarbij mogelijk een inschattingsfout heeft gemaakt kan hem niet worden toegerekend, omdat de weg schuin afloopt. Daarnaast werkten de verkeerslichten niet. Voor zover al sprake is van enige schuld, is deze niet aanmerkelijk, zodat niet gesproken kan worden van schuld in de zin van artikel 2:284 Sr. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij van mening is dat zijn alcoholgebruik niet ten koste van zijn rijvaardigheid is gegaan.
Het Gerecht overweegt als volgt:
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in wettige bewijsmiddelen zijn vervat. De gevoerde verweren vinden hun weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Ter nadere toelichting geldt het volgende.
Uit het dossier volgt dat verdachte met geringe snelheid een rijbaan voor tegemoetkomend verkeer is overgestoken. Op die rijbaan reed een motorbestuurder, die tegen het voertuig van verdachte is gebotst. De motorbestuurder heeft daarbij letsel opgelopen, ten gevolge waarvan hij is overleden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de motor zag aankomen. Hij heeft niet gewacht en heeft geen voorrang gegeven, omdat naar zijn inschatting de motor nog ver genoeg weg was. Verdachte heeft een plaats aangewezen waar de motor zich volgens hem bevond toen hij wilde oversteken, te weten 214 meter bij hem vandaan. Uit door de verkeerspolitie uitgevoerde berekeningen volgt, dat de motorrijder, als de verklaring van verdachte juist is, een snelheid moet hebben gehad van 148 kilometer per uur. Naar het oordeel van het Gerecht moet, indien de motor inderdaad zo snel reed, waar 60 kilometer per uur is toegestaan, geconcludeerd worden dat verdachte geen groot verwijt voor de botsing kan worden gemaakt.
Uit nader onderzoek van de verkeerspolitie, onder meer door middel van een reconstructie, is echter gebleken dat het niet aannemelijk is dat de motor zo snel heeft gereden. Zowel het door het slachtoffer opgelopen letsel als de schade aan de voertuigen, alsmede de eindpositie van de voertuigen, wijzen erop dat de werkelijke snelheid van de motor 60 tot 70 kilometer per uur is geweest.
Hieruit volgt naar het oordeel van het Gerecht dat de motor in werkelijkheid veel dichter bij verdachte moet zijn geweest toen hij ging oversteken. Door toch over te steken, welbewust de kans op een ongeval te aanvaarden en te vertrouwen op de goede afloop, heeft verdachte zich
zeer onvoorzichtiggedragen en aldus een ernstige of grove verkeersfout gemaakt.
Dat de weg afliep, dat het zicht van verdachte beperkt was en dat het verkeerslicht niet werkte, doet in het geheel niet af aan het schuldverwijt, nu deze omstandigheden verdachte des te meer tot terughoudendheid bij het oversteken hadden moeten brengen.
Een aannemelijke verklaring voor de ernstige inschattingsfout van verdachte wordt gegeven door het feit dat hij een aanmerkelijke hoeveelheid alcohol had gedronken. Hoewel hem als diabetespatiënt door zijn arts was verboden om alcohol te drinken, had hij, blijkens het ter terechtzitting overgelegde bloedonderzoek, ten tijde van het ongeval een bloedalcoholgehalte dat zich ruim boven de wettelijke toegestaan limiet bevond. Verdachte heeft ook erkend een aantal biertjes te hebben gedronken. Het alcoholgebruik draagt bij aan het schuldverwijt dat verdachte moet worden gemaakt en vormt daarnaast een strafverzwaringsgrond uit hoofde van artikel 2:286 Sr.
Gelet op bovenstaande verklaringen acht het Gerecht de door verdachte gestelde oorzaak van de aanrijding niet aannemelijk. Immers, geen van de getuigen heeft verklaard dat de auto van de verdachte in een slip is geraakt en of naar de andere weghelft is gegleden.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4B. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
FEIT 1 primair: DOOD DOOR SCHULD
dat hij op 24 april 2016, te Curaçao, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, gekentekend [kentekennummer 1]) daarmede rijdende over de kruising van wegen gevormd door de Schottegatweg West en de Bermudaweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen aldaar als bestuurder van genoemd motorrijtuig zeer onvoorzichtig te rijden, immers is hij, verdachte,
  • terwijl op de die weg de duisternis was ingetreden
  • komende ter hoogte van de kruising met de Schottegatweg West en de Bermudaweg,
  • vervolgens met een korte bocht naar links afgeslagen richting de Bermudaweg en
  • zonder daarbij voorrang te verlenen aan het tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg en
  • niet voldoende uitgeweken om een botsing met een motorrijtuig te voorkomen,
waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig en een op de rijbaan van die weg rijdende ander motorrijtuig (tweewielig motofiets van het merk Suzuki, model GSR1000 zonder kenteken), door welke botsing of aanrijding de bestuurder van dat ander motorrijtuig genaamd [slachtoffer], werd gedood, terwijl hij, verdachte, tijdens bovenvermeld ongeval verkeerde onder kennelijke invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, immers bedroeg de hoeveelheid alcohol in zijn, verdachtes, bloed 1.0 milligram per milliliter bloed;
(artikel 2:284 lid 1-2/285 lid 1-2 jo art. 286 Wetboek van Strafrecht)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
Aan het verkeer deelnemen en zich daarbij zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige tijdens het ongeval verkeerde onder kennelijke invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend en geboden. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto onder invloed van alcohol gereden en daarbij een botsing veroorzaakt met een hem tegemoet rijdende motor, ten gevolge waarvan de bestuurder van die motor is komen te overlijden. Gelet op de resultaten van het bloedonderzoek (1,0 promille) moet verdachte die avond fors gedronken hebben en desondanks is hij gaan autorijden. Vervolgens heeft, door een verkeerssituatie verkeerd in te schatten, ten onrechte nagelaten om voorrang te verlenen bij het oversteken van een weg.
Door toedoen van verdachte is [slachtoffer] overleden, een nog jonge man. Verdachte heeft groot verdriet teweeggebracht bij de familie en nabestaanden. Gelet op de ernst en de omstandigheden en de gevolgen van het feit kan slechts met een vrijheidsbenemende straf worden volstaan.
Verdachte heeft een blanco strafblad, heeft ter zitting zijn spijt betuigd. In die omstandigheden, alsmede in het gegeven dat het Gerecht verdachte een enigszins geringer verwijt maakt dat het Openbaar Ministerie, ziet het Gerecht aanleiding een lagere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarnaast is een ontzegging van de rijbevoegdheid van lange duur geboden. Daarbij heeft het Gerecht acht geslagen op het Nederlandse oriëntatiepunt voor straftoemeting (LOVS) bij een ongeval waarbij het slachtoffer overleden door ernstige schuld van de verdachte, bij een alcoholgebruik van <570 ug/l.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 2:284, 2:286 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Bomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twaalf (12) maanden;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
vier (4) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
ontzegt verdachte ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 30 maart 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.