Uitspraak
[WIJLEN]:
[VERWEERSTER SUB 1], de weduwe,
[kind sub 2]en
[kind sub 3],
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
[verzoeker] heeft van zijn moeder meegekregen dat onze vader, ook zijn vader – wij ontkennen dat niet -, nog meer huizen zou hebben.Alleen al daaruit blijkt dat zij er zelf ook vanuit gaan dat verzoeker kind is van [wijlen]. Ook verweerster sub 1 heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij wist dat [wijlen] naast verweerders sub 2 en 3 nog andere kinderen had, waaronder verzoeker, bij [verzoeker]. Verzoeker heeft de stelling dat [wijlen] zijn vader is bovendien in voldoende mate onderbouwd. Verzoeker heeft een verklaring van zijn moeder overgelegd (zie 2.1.). Verder heeft verzoeker aangetoond aan de hand van de door hem overgelegde productie bij het verzoekschrift dat vanaf 2010 via de Voogdijraad kinderalimentatie ten behoeve van hem werd betaald door [wijlen]. Uit het door verzoeker overgelegde overlijdensbericht blijkt tenslotte dat hij als één de kinderen van de overledene staat genoemd. Op grond van het voorgaande is in voldoende mate komen vast te staan dat de [wijlen] de vader is van verzoeker, zodat een DNA onderzoek niet aan de orde is.