ECLI:NL:OGEAC:2017:258

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
Lar: Cur201700791
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerecht in een zaak betreffende openbaarmaking van documenten door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap eiseres, gevestigd in Curaçao, op 13 juni 2017 een verzoek ingediend bij de minister van Financiën om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op een onderzoek door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). Dit verzoek was gebaseerd op de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek, nadat zij op 28 juli 2017 een beroepschrift indiende bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Het Gerecht heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de CBCS als een zelfstandig bestuursorgaan moet worden beschouwd, dat onafhankelijk opereert en niet onder de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën valt. Dit betekent dat de minister geen bevoegdheid heeft om te beslissen over de openbaarmaking van documenten die zich onder de CBCS bevinden. De specifieke openbaarmakingsregeling van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen (Ltbk) prevaleert boven de bepalingen van de Lob.

Aangezien de minister geen bevoegdheid heeft om te beslissen over het verzoek om openbaarmaking, heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard. De beslissing werd op 21 maart 2018 bekendgemaakt, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze beslissing staat verzet open binnen twee weken na de bekendmaking.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

op grond van artikel 79, eerste lid, van de Lar
in het geding tussen:
de naamloze vennootschap
[eiseres],
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mrs. M.F. Bonapart en S.B. Oosterhof, advocaten,
en

de minister van Financiën,

verweerder,
gemachtigde: mr. H.W. Braam, advocaat.

Procesverloop

Bij brief van 13 juni 2017 heeft eiseres op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (de Lob) verweerder verzocht om openbaarmaking van stukken die betrekking hebben op het door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (de CBCS) verrichte onderzoek dat aan haar besluit over de zogenoemde APR van 2 mei 2017, met nummer KK/mm/2017-004668, is voorafgegaan, alsmede de stukken die betrekking hebben op dat besluit (het verzoek).
Bij beroepschrift, bij het Gerecht ingediend op 28 juli 2017, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Lob wordt onder ‘bestuursorgaan’ verstaan: de minister die het rechtstreeks aangaat.
Op grond van artikel 3, eerste lid, kan een ieder verzoeken om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of tot de onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame directies, departementen, diensten, bureaus, secretariaten en instellingen.
Op grond van artikel 5, eerste lid, wordt de beslissing op een verzoek door het bestuursorgaan genomen.
Op grond van artikel 6 beslist het bestuursorgaan op het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie weken na de dag waarop het verzoek is ontvangen. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste drie weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
1.1
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Lar wordt met een beschikking gelijkgesteld een weigering om een beschikking te geven (fictieve weigering). Op grond van het derde lid geldt, wanneer de wettelijke termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven, dat als het weigeren van het geven van een beschikking.
Op grond van artikel 79, eerste lid, kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien verdere behandeling van het beroepschrift hem niet nodig voorkomt, omdat het Gerecht onbevoegd is.
2. Naar het oordeel van het Gerecht is de CBCS voor de uitoefening van haar bevoegdheden op grond van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen (de Ltbk) aan te merken als een zelfstandig bestuursorgaan, dat onafhankelijk optreedt. Als zodanig is de CBCS dan ook geen onder de verantwoordelijkheid van verweerder werkzame dienst of instelling in de zin van vermeld artikel 3, eerste lid, van de Lob. Daarbij vormt artikel 40 van de Ltbk een specifieke openbaarmakingsregeling tot toepassing waarvan de CBCS gehouden is. Die specifieke regeling prevaleert boven de openbaarmakingsbepalingen van de Lob.
3. Gelet op voorgaande, komt verweerder geen bevoegdheid toe op grond van de Lob te beslissen over openbaarmaking van zich onder de CBCS bevindende stukken. Gewezen wordt in dit verband overigens nog op artikel 16, derde lid, van het Centrale Bank-statuut voor Curaçao en Sint Maarten op grond waarvan het archief van de CBCS onschendbaar is.
Nu verweerder geen bevoegdheid toekomt ter zake van het verzoek, kan naar aanleiding daarvan geen fictieve weigering tot stand zijn gekomen. Het beroepschrift is dan ook niet tegen een beschikking is gericht, zodat het Gerecht zich onbevoegd moet verklaren. Verder behandeling van het beroepschrift is niet nodig.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaartzich
onbevoegd.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op 21 maart 2018 te Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat verzet open binnen
twee wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie artikel 80, eerste lid, van de Lar.