ECLI:NL:OGEAC:2017:257

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
EJ 82809/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietig ontslag en doorbetaling loon in arbeidszaak tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft verzoekster, werkzaam als kok bij Stichting Huize Zorg en Hoop, op 23 mei 2017 een verzoekschrift ingediend na een ontslag op staande voet dat haar op 17 januari 2017 was gegeven. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de zaak behandeld op 29 juni 2017. Verzoekster heeft aangevoerd dat het ontslag nietig is, omdat er geen dringende reden voor ontslag was. Huize Zorg en Hoop heeft het ontslag verdedigd door te stellen dat verzoekster onbeschoft gedrag vertoonde en eerder waarschuwingen had ontvangen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de omstandigheden van het ontslag niet voldoende onderbouwd waren door de werkgever. De rechter oordeelde dat de emotionele reactie van verzoekster op de beschuldigingen niet als onaanvaardbaar gedrag kon worden gekwalificeerd. Het Gerecht heeft vervolgens het ontslag nietig verklaard en Huize Zorg en Hoop veroordeeld tot doorbetaling van het loon aan verzoekster. Daarnaast is Huize Zorg en Hoop veroordeeld in de kosten van de procedure. De beschikking is op 14 juli 2017 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.A. Arrindell,
tegen
Stichting
Stichting Huize Zorg en Hoop,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
in persoon van de directrice [directrice].
Partijen zullen hierna [verzoekster] en Huize Zorg en Hoop genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 23 mei 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 29 juni 2017. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben beide partijen het woord gevoerd. De gemachtigde van verzoekster heeft een pleitnota overgelegd. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
x[Verzoekster] is sinds december 2014 voor verweerster werkzaam als kok tegen een bruto maandsalaris van NAf 1.550,=.
2.3.
Op 16 januari 2017 heeft zich een incident voorgedaan op het werk. [Verzoekster] heeft zich die dag tot SOAW gewend voor advies.
2.4.
Op advies van SOAW heeft [verzoekster] heeft zich op 17 januari 2017 weer op het werk gemeld. [verzoekster] is toen op staande voet ontslagen. Dit ontslag is door Huize Zorg en Hoop bevestigd bij brief van 18 januari 2017.
2.5.
Op 17 januari 2017 heeft [verzoekster] zich aangemeld bij de dienst SOAW.
2.6.
Op 30 januari 2017 heeft [verzoekster] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en verzocht om haar werkzaamheden te mogen hervatten.

3.Het geschil

3.1.
[Verzoekster] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, haar toe te staan om kosteloos te procederen, het gegeven ontslag nietig te verklaren en Huize Zorg en Hoop te veroordelen om het overeengekomen loon vanaf het ontslag te betalen en door te betalen totdat de overeenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, althans te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan evenzoveel maanden loon als het Gerecht redelijk en billijk mocht achten, zulks vermeerderd met rente en kosten rechtens.
3.2.
[Verzoekster] legt aan de vordering ten grondslag dat geen sprake was van een dringende reden voor ontslag.
3.3.
Huize Zorg en Hoop betwist het vorenstaande.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, zal [verzoekster] worden toegelaten om kosteloos te procederen.
4.2.
Het gaat in deze zaak primair om de vraag of het door Huize Zorg en Hoop gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
4.3.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een dringende reden. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Daarnaast is nodig dat de reden voor het ontslag onverwijld aan de wederpartij is medegedeeld. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag dienen alle omstandigheden van het geval, inclusief de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, in onderling verband en samenhang in aanmerking te worden genomen. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever (HR 24 oktober 1986, NJ 1987,126).
4.4.
Huize Zorg en Hoop heeft, naar aanleiding van vragen over de ontslagbrief, ter zitting gesteld dat [verzoekster] op 17 januari 2017 op staande voet is ontslagen vanwege haar onbeschofte gedrag op 16 januari 2017 en het voor afloop van de dienst verlaten van de werkvloer op die dag. Daarbij woog voor Huize Zorg en Hoop mee dat [verzoekster] al meerdere waarschuwingen had gehad. In dat kader heeft Huize Zorg en Hoop een waarschuwing van 8 juli 2015 overgelegd om persoonlijke zaken niet op het werk te regelen, een waarschuwing van 7 augustus 2015 ter zake het zich niet houden aan de ziektemelding regels, een waarschuwing van 23 maart 2016 dat de afwas niet schoon was achtergelaten, en een waarschuwing van 23 december 2016, met verwijzing naar de waarschuwing van 8 juli 2015, om persoonlijke zaken niet op het werk te regelen.
4.5.
Het Gerecht overweegt in dit kader als volgt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [verzoekster] op 16 januari 2017 is aangesproken door mevrouw [naam 1], de zus van de directrice, op een door haar begane vergissing bij het bereiden van funchi. Vast staat dat ook de directrice zich heeft gevoegd bij dit gesprek. [verzoekster] heeft tijdens dat gesprek de indruk gekregen dat zij werd beschuldigd van diefstal en heeft boos daarop gereageerd. Volgens de directrice heeft [verzoekster] daarbij verwezen naar mevrouw [naam 2] die vanwege diefstal was ontslagen. De directrice is daarop ook boos geworden en heeft gezegd: “je kunt ook vertrekken als je wilt”. [verzoekster] heeft uit deze woorden begrepen dat zij op staande voet was ontslagen en is daarop vertrokken van het werk. Ze is toen naar SOAW gegaan. Haar is geadviseerd om zich de volgende dag weer op het werk te melden. De volgende dag was haar prikkaart niet aanwezig en diende zij te wachten op de directrice. Deze heeft toen op de hoogte gesteld dat zij, gelet op het gedrag van de dag ervoor, het vertrek voor afloop van de dienst en waarschuwingen, op staande voet werd ontslagen.
4.6.
Het Gerecht acht het niet onbegrijpelijk dat [verzoekster] toen zij, door uiteindelijk twee leidinggevenden in de keuken, aangesproken werd op haar vergissing geëmotioneerd is geraakt. Het voorgaande geldt te meer nu zij daarbij de indruk had gekregen dat ze van diefstal werd beschuldigd. Dat zij toen boos is geworden en heeft verwezen naar een voormalig werkneemster van verweerster die was ontslagen wegens diefstal kan op zichzelf niet worden beschouwd als onbeschoft c.q. onaanvaardbaar gedrag.
4.7.
Van een goed werkgever mag daarbij worden verwacht dat niet te snel op grond van uitingen van een hevig geëmotioneerde werknemer wordt geconcludeerd tot een dringende reden voor ontslag. Weliswaar gaat dat niet zo ver dat de werkgever zich maar alles dient te laten welgevallen, maar wel dat van een werkgever wordt verwacht zich niet te laten meeslepen in de emoties van de werknemer.
4.8.
Nu de directrice heeft verklaard ook zelf boos te zijn geworden naar [verzoekster] toe, houdt het Gerecht het ervoor dat er op 16 januari 2017 over en weer dingen zijn gezegd die niet gelukkig waren en die verkeerd konden worden en ook, gelet op het vertrek van [verzoekster] die middag, zijn uitgelegd. Gelet op het vorenstaande en nu Huize Zorg en Hoop heeft nagelaten (verder) te onderbouwen waarom het gedrag van [verzoekster] op 16 januari 2017 onbeschoft en onaanvaardbaar was, kan niet worden geconcludeerd tot een dringende reden voor ontslag. Op grond van het vorenstaande kunnen de eerdere waarschuwingen onbesproken blijven. Het voorgaande geldt te meer nu deze waarschuwingen geheel andere verwijten betroffen.
4.9.
Ten overvloede wordt, ter voorkoming van mogelijke geschillen in de toekomst, nog wel opgemerkt dat begrijpelijk is dat Huize Zorg en Hoop, gelet ook op haar doelgroep, het als zeer hinderlijk ervaart dat schuldeisers van [verzoekster] op bedreigende wijze op de werkplek komen. Het voldoet dan niet om te zeggen dat dat nu eenmaal zo gaat op ons eiland. Van een goed werknemer mag worden verwacht dat wordt voorkomen dat de eigen financiële zaken tot overlast voor de bedrijfsvoering van een werkgever leiden.
4.10.
Huize Zorg en Hoop zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure welke worden begroot op NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris en NAf 50,= aan in debet gestelde griffierechten. Nu sprake is van kosteloze rechtsbijstand dienen voormelde bedragen aan het Land c.q. de griffie te worden betaald.

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
laat[verzoekster] toe kosteloos te procederen;
-
verklaarthet aan [verzoekster] gegeven ontslag nietig;
-
veroordeeltHuize Zorg en Hoop om [verzoekster] het overeengekomen loon vanaf het ontslag te betalen en door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd;
-
veroordeeltHuize Zorg en Hoop in de kosten van deze procedure, tot heden begroot op NAf 50,- aan in debet gestelde griffierechten en op NAf 1.000,- aan salaris gemachtigde;
-
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Scholte, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2017.