ECLI:NL:OGEAC:2017:255

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
EJ 79927/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en toekenning van een vergoeding

In deze zaak heeft [verzoeker] op 17 augustus 2016 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met Nagico Life Insurance N.V. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 september 2016, waarna de uitspraak werd aangehouden om partijen de gelegenheid te geven een minnelijke regeling te treffen. Op 8 maart 2017 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan. De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoeker], geboren in 1953, was sinds 1 februari 1989 in dienst bij BAICO, dat op 31 oktober 2013 fuseerde met Nagico, waardoor zijn arbeidsovereenkomst werd voortgezet. In september 2015 deed Nagico een beëindigingsvoorstel dat door [verzoeker] werd afgewezen. In februari 2016 werd [verzoeker] arbeidsongeschikt en stopte Nagico zijn salaris per 1 mei 2016.

[Verzoeker] verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van veranderingen in omstandigheden die aan Nagico te wijten waren. Hij stelde dat Nagico hem de facto buiten spel had gezet en dat er een onoverbrugbare vertrouwensbreuk was ontstaan. Nagico betwistte de claims van [verzoeker] en stelde dat er sprake was van een financieel precaire situatie die reorganisatie vereiste. Het Gerecht oordeelde dat [verzoeker] op goede gronden zijn vertrouwen in Nagico had verloren en dat de veranderingen in omstandigheden de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. Het Gerecht kende [verzoeker] een vergoeding toe van NAf 400.000,= bruto, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de rol van Nagico in de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker]. Daarnaast werd Nagico veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker]. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.S. Francisca,
tegen
de naamloze vennootschap
Nagico Life Insurance N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. E. J.J. Huizing.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Nagico genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 17 augustus 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 20 september 2016. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities en producties. Ter zitting is uitspraak aangehouden ten einde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven. Bij e-mailbericht van 29 november 2016 heeft [verzoeker] verzocht om uitspraak te doen in deze zaak.
1.2.
De uitspraak is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1953, is per 1 februari 1989 in dienst getreden van BAICO.
2.3.
Op 31 oktober 2013 heeft er fusie plaatsgevonden tussen BAICO en Nagico. De arbeidsovereenkomst tussen BAICO en [verzoeker] is daarbij voortgezet door Nagico.
2.4.
Per 1 januari 2014 is [verzoeker] gepromoveerd tot Senior Branch Manager van de Life Division. Het laatstelijk verdiende bruto salaris betreft NAf 10.422,=.
2.5.
In september 2015 heeft Nagico [verzoeker] een beëindigingsvoorstel gedaan, welke niet door [verzoeker] is geaccepteerd.
2.6.
Op 27 november 2015 heeft Nagico het Ministerie van Sociale Ontwikkeling Arbeid en Welzijn (hierna: SOAW) verzocht om toestemming om de arbeidsovereenkomst te beëindigen wegens tegenvallende bedrijfsresultaten. Toen vanuit het Ministerie de indicatie kwam dat de vergunning niet zou worden verleend, heeft Nagico het verzoek op 1 februari 2016 ingetrokken.
2.7.
Sinds medio februari 2016 is [verzoeker] arbeidsongeschikt. Zijn salaris is dientengevolge per 1 mei 2016 stopgezet.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt het Gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven,
de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, onder toekenning van een door Nagico aan [verzoeker] te betalen bruto-vergoeding van NAf 835.360,= dan wel een bedrag door het Gerecht in goede justitie te bepalen;
Nagico te veroordelen tot betaling van een bedrag van NAf 50.000,=, dan wel een door het Gerecht in redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag, ter vergoeding van de door hem geleden immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW;
Nagico te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[verzoeker] legt aan de vordering ten grondslag dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden die aan Nagico te wijten zijn en die maken dat het dienstverband niet langer kan voortduren.
3.3.
Nagico betwist het vorenstaande.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat sprake is van aan Nagico te wijten veranderingen in de omstandigheden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. [verzoeker] heeft hiertoe aangevoerd dat Nagico er vanaf het aantreden van de nieuwe Ceo per september 2014 op heeft aangestuurd om hem uit het bedrijf te werken door zijn ondergeschikten zonder overleg op andere afdelingen te plaatsen of te ontslaan, zijn taken over te dragen aan drie (jongere) werknemers en hem geen nieuwe taken meer toe te bedelen. Ook werd hij geweerd uit alle managementvergaderingen en kantoorevenementen. Verder diende hij samen met een andere collega in het oude gebouw van Nagico te blijven terwijl de overige collega’s naar de nieuwe vestiging verhuisden.
4.2.
Nadat van de zijde van Nagico getracht was om te komen tot een beëindiging met wederzijds goedvinden onder aanbieding van een geringe ontbindingsvergoeding, heeft Nagico SOAW op 27 november 2015 verzocht om toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met als onderbouwing dat de functie van [verzoeker] was vervallen vanwege bedrijfseconomische redenen. Op 18 december 2015 heeft Nagico [verzoeker] bericht dat hij ook naar het nieuwe gebouw mocht verhuizen en zijn normale werkzaamheden zou kunnen voortzetten. Begin januari 2016 kreeg [verzoeker] van SOAW te horen dat Nagico het verzoek had ingetrokken om voor [verzoeker] onbekende redenen. Eenmaal in het nieuwe gebouw werden geen werkzaamheden aan [verzoeker] toebedeeld, hetgeen uiteindelijk tot zijn arbeidsongeschiktheid heeft geleid. Nagico heeft per 1 mei 2016 zijn salaris stopgezet zonder in aanmerking te nemen dat deze ongeschiktheid aan Nagico zelf was te wijten. Op grond van al het vorenstaande meent [verzoeker] dat sprake is van een onoverbrugbare vertrouwensbreuk waardoor geen vruchtbare samenwerking meer mogelijk is met Nagico.
4.3.
Nagico betwist het vorenstaande en stelt dat sprake was van een financieel precaire situatie bij Nagico rond 2014 waardoor een reorganisatie noodzakelijk was. Weliswaar werden collega’s verzocht om [verzoeker] te assisteren in de uitvoering van sommige werkzaamheden maar hij bleef nooit zonder werk. Hij kreeg nog steeds opdrachten c.q. instructies. Om de boel te blijven overzien is [verzoeker] samen met een collega in de oude vestiging gebleven. Dit was slechts voor een korte tijd. [verzoeker] heeft de nieuwe koers telkens bekritiseerd en tegengewerkt. Weliswaar heeft Nagico verzocht om toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst maar in februari 2016 heeft Nagico een gesprek gehad met [verzoeker] en hem gevraagd hoe hij zijn positie op het werk zag en welke werkzaamheden hij voortaan graag wilde verrichten. Nagico wilde hem aldus een zinvolle kans bieden om zijn werkzaamheden binnen Nagico voort te zetten. Toen [verzoeker] arbeidsongeschikt werd, heeft Nagico hem langer doorbetaald dan de zes weken die op grond van de interne richtlijnen van Nagico als betrekkelijk korte tijd in de zin van artikel 7A:1614c golden. Volgens Nagico treft haar geen verwijt. De vermeende gewichtige redenen zoals aangevoerd door [verzoeker] rechtvaardigen de ontbinding wegens veranderingen van omstandigheden niet. Nagico verzet zich niet tegen de ontbinding maar meent dat geen aanleiding bestaat tot toekenning van een ontbindingsvergoeding, althans niet tot een vergoeding hoger dan hetgeen [verzoeker] zou hebben verdiend tot aan het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd.
4.4.
Het Gerecht overweegt in dit kader als volgt. Gelet op de mail van [naam 1] van 14 september 2014 waaruit blijkt dat het de bedoeling van Nagico was dat [verzoeker] op korte termijn met pensioen zou gaan en zijn taken zouden worden verdeeld en toegewezen aan drie andere werknemers, het overzicht van 10 januari 2015 terzake redundant employees, de verklaring van [naam 2] van 14 september 2016 welke niet is betwist voor wat betreft het deel dat het nieuwe managementteam een voormalig ondergeschikte [verzoeker] basis administratieve taken liet opdragen, de verklaring [naam 3] van 10 september 2016 welke niet is betwist voor wat betreft diens het deel dat [verzoeker] via mail te horen kregen dat iemand anders hun taken zou overnemen, dat [naam 3] geen informatie met [verzoeker] mocht delen, dat [verzoeker] niet werd uitgenodigd bij bedrijfsevenementen en dat [verzoeker] elke dag op het werk moest verschijnen zonder dat hij werkzaamheden had, de aanvraag bij SOAW waarin wordt vermeld dat de functie van [verzoeker] is komen te vervallen en wordt opgevangen door een ander en dat er geen plaats meer is voor [verzoeker] binnen de organisatie, is genoegzaam komen vast te staan dat Nagico [verzoeker] de facto buiten spel heeft gezet met het kennelijke doel van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, bij voorkeur door [verzoeker] zelf. Van de gestelde financiële precaire situatie en de noodzaak tot reorganiseren is het Gerecht niet gebleken, althans de overgelegde geconsolideerde jaarcijfers van 2014 van Nagico Life Insurance Sint Maarten voldoen niet ter onderbouwing van dit standpunt. Dat [verzoeker] kritiek heeft geuit op de nieuwe koers van de nieuwe Ceo, laat staan dat hij heeft getracht om deze tegen te werken, is evenmin gebleken.
4.5.
Met het vorenstaande heeft [verzoeker] op goede gronden zijn vertrouwen in zijn werkgever en een verdere vruchtbare samenwerking tussen partijen kunnen verliezen. Dat Nagico half februari 2016 heeft verzocht om de “position and function” van [verzoeker] te bespreken geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. Geconcludeerd dient te worden tot veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De verzochte ontbinding zal derhalve worden toegewezen.
4.6.
Het komt het Gerecht met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voor om [verzoeker] ten laste van Nagico, nu de veranderingen in omstandigheden hoofdzakelijk aan Nagico zijn te wijten, een vergoeding toe te kennen. Het Gerecht ziet daarbij aanleiding om rekening te houden met het door [verzoeker] misgelopen salaris vanaf 1 mei 2016 tot en met de ontbindingsdatum. Nu de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] aan de opstelling en het handelen van Nagico is te wijten, had werkgever dienen af te zien van stopzetting van het salaris. Voorts zal het Gerecht rekening houden met de te verwachten inkomensderving tot aan zijn pensionering nu het gelet op de leeftijd van [verzoeker] en zijn daardoor aanzienlijk beperkte kansen op de arbeidsmarkt niet in de lijn der verwachtingen ligt dat hij voorafgaand aan zijn pensioen nog een ander betaald dienstverband zal kunnen aangaan. Tot slot zal rekening worden gehouden met het niet als goed werkgever handelen van Nagico en de in dat kader door werknemer doorstane behandeling. Al het vorenstaande in aanmerking nemend ziet het Gerecht aanleiding om de naar billijkheid te bepalen vergoeding te begroten op NAf 400.000,= bruto. Tot een hogere vergoeding zoals door [verzoeker] verzocht op basis van de kantonrechtersformule ziet het Gerecht geen aanleiding. Relevant in dit kader is dat (ook) bij toepassing daarvan slechts de te verwachten inkomensderving tot aan pensionering tot uitgangspunt dient te worden genomen.
4.7.
Nu het Gerecht een vergoeding toekent, wordt [verzoeker] op de voet van artikel 7A:1615w lid 6 BW, in de gelegenheid gesteld het verzoek in te trekken.
4.8.
Nagico zal als grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden tot op heden begroot op NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris en NAf 50,= aan griffierechten.

5.De beslissing

Het Gerecht:
-
steltpartijen ervan in kennis voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst tegen 15 maart 2017 te ontbinden, onder toekenning van een vergoeding als hierna is vermeld;
-
bepaaltdat [verzoeker] de gelegenheid heeft het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 13 maart 2017 te 15:00 uur ter griffie ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
voor het geval [verzoeker] het verzoek niet intrekt wordt alvast als volgt beslist:
-
ontbindtde arbeidsovereenkomst tussen Nagico en [verzoeker] met ingang van 15 maart 2017;
kentaan [verzoeker] ten laste van Nagico een vergoeding toe van NAf 400.000,= bruto;
-
veroordeeltNagico in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris en NAf 50,= aan griffierechten;
-
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijsthet meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Scholte, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2017.