ECLI:NL:OGEAC:2017:252

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
EJ 81383/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en dringende reden in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft verzoekster, werkzaam als Passenger Handling Employee bij Insel Air International B.V., op 14 december 2016 een verzoekschrift ingediend na haar ontslag op staande voet op 9 mei 2016. Het ontslag volgde op een incident waarbij verzoekster op 5 april 2016 een koffer verkeerd gelabeld had. Na intern onderzoek door Insel, waarin verzoekster's verklaringen als inconsistent en onbetrouwbaar werden beoordeeld, werd besloten tot ontslag. Verzoekster betwistte de geldigheid van het ontslag en stelde dat er geen dringende redenen waren en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven.

Tijdens de zitting op 20 maart 2017 heeft het Gerecht de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoekster voerde aan dat het ontslag kennelijk onredelijk was, terwijl Insel stelde dat er wel degelijk een dringende reden was voor het ontslag. Het Gerecht oordeelde dat verzoekster in strijd met de veiligheidsvoorschriften had gehandeld en dat haar gedrag, gezien de risico's voor de luchtvaartveiligheid, een dringende reden voor ontslag vormde. Het Gerecht verwierp ook het verweer van verzoekster dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, en concludeerde dat Insel voldoende voortvarend had gehandeld.

De primaire vordering van verzoekster werd afgewezen, en het Gerecht oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De beschikking werd uitgesproken door mr. I.H. Lips op 17 mei 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa,
tegen
de besloten vennootschap
INSEL AIR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. E.B. Wilsoe.
Partijen zullen hierna ook [verzoekster] en Insel genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 14 december 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 20 maart 2017. Verweerster heeft op voorhand producties ingediend. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verzoekster] is sinds 4 juni 2012 in dienst van Insel in de functie van Passenger Handling Employee.
2.3.
Op 5 april 2016 heeft [verzoekster] een koffer verkeerd in het systeem gelabeld, namelijk op naam van een andere passagier dan de passagier aan wie de koffer toebehoorde. Toen [verzoekster] de fout ontdekte, heeft zij alsnog - op de computer van collega [naam 1] - een juiste tag uitgedraaid en deze aan de bagagecontroller (de heer [naam 2]) gegeven om aan de juiste koffer te bevestigen.
2.4.
In opdracht van Insel is intern onderzoek verricht naar het incident van 5 april 2016. In het onderzoeksrapport d.d. 28 april 2016 is als verklaring van [verzoekster] d.d. 21 april 2016 vermeld, zakelijk weergeven voor zover van belang:
“Ik heb niet de computer van collega [naam 1] gebruikt (…) OK ik heb wel de computer van [naam 1] gebruikt maar dat was omdat een passagier hangsloten wilde plaatsen op haar koffer. (…) ik wilde die hangsloten laten plaatsen en het leek mij het beste om het op deze manier te doen. Ik ben toen met deze tags naar de ‘ramp’ gelopen en heb ze aan [naam 2] gegeven. U vraagt hoe [naam 2] dan kon weten om welke koffers hij deze moest doen. Eh, dat weet ik niet. (…) Ik besef dat mijn actie totaal geen zin heeft gehad en dat ik mij ook niet aan de richtlijnen heb gehouden.”
In het onderzoeksrapport d.d. 28 april 2016 wordt voorts geconcludeerd, zakelijk weergeven voor zover van belang, dat de tags die [verzoekster] aan [naam 2] zou hebben overhandigd, niet zijn teruggevonden, [naam 2] hieromtrent geen mededelingen heeft gedaan en [verzoekster] tijdens het verhoor een compleet onsamenhangend, onlogisch en onjuist heeft verteld.
2.5. [
verzoekster] is na haar verhoor op 21 april 2016 op non-actief gesteld.
2.6.
Op 9 mei 2016 is [verzoekster] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief d.d. 9 mei 2016 is als reden voor het ontslag vermeld dat [verzoekster] op 5 april 2016 bagagetags heeft uitgedraaid op een werkwijze die in strijd is met de richtlijnen omtrent het gebruik van deze tags en dat er een koffer was vermist waarvoor eerder die dag een bagagetag was uitgedraaid. In de brief is voorts vermeld dat besloten is, nadat Insel alle informatie heeft vergaard en het onderzoek heeft afgerond, de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] heden te beëindigen, dat [verzoekster] in haar verklaringen geen geldige redenen heeft kunnen geven waarom zij in strijd met de richtlijnen heeft gehandeld, dat haar handelen Insel als luchtvaartmaatschappij veel schade heeft kunnen toebrengen door de veiligheid in het geding te brengen, en dat hierdoor het vertrouwen in [verzoekster] in ernstige mate is geschaad.
2.7.
Bij brief van 7 november 2016 heeft [verzoekster] de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen.

3.Het geschil

3.1. [
verzoekster] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven,
primair
-haar zal toestaan kosteloos te mogen procederen;
-zal bepalen dat het ontslag als nietig moet worden aangemerkt;
-Insel zal veroordelen om met ingang van 9 mei 2016 het loon te betalen en te blijven betalen tot de rechtmatige beëindiging van het dienstverband, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente en de wettelijke rente;
subsidiair
-voor recht zal verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk is;
-Insel zal veroordelen tot het betalen van een vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente per 9 mei 2016;
meer subsidiair
-Insel zal veroordelen tot het betalen van een beëindigingscompensatie en cessantia, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente en de wettelijke rente;
alles met veroordeling van Insel in de proceskosten.
3.2. [
verzoekster] legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat er geen dringende redenen zijn voor het ontslag op staande voet, dat het ontslag niet onverwijld is gegeven en dat het ontslag kennelijk onredelijk is.
3.3.
Insel voert gemotiveerd verweer dat ertoe strekt dat het Gerecht het verzoek van de werknemer zal afwijzen met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht is met Insel van oordeel dat er sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. [verzoekster] heeft ter zitting gesteld dat foute tags, na correctie, moeten worden vernietigd en dat zij om die reden [naam 2] heeft verzocht om de foute tag, na het omwisselen, aan haar terug te geven. Volgens [verzoekster] heeft zij de foute tag echter niet teruggekregen van [naam 2] en hem daar ook niet meer om gevraagd. Door aldus te handelen heeft [verzoekster] in strijd met de procedurevoorschriften van Insel gehandeld. Ze heeft een willekeurige controller gevraagd om een foute tag om te wisselen, zonder er vervolgens op toe te zien of hij de tags daadwerkelijk omwisselde, zonder na te gaan of de foute tag vernietigd werd en zonder het aan haar leiding te melden. [verzoekster] heeft niet weersproken dat Insel scherpe regels en voorschriften voor het grondpersoneel hanteert bij het inchecken van bagage van passagiers en dat er (veiligheids)restricties gelden ten aanzien van het veranderen van bagagetags van koffers die reeds door de screening zijn en zich in het bagageafhandelingsgebied bevinden. Met haar handelen heeft [verzoekster] deze veiligheidsvoorschriften naast zich neer gelegd. Bovendien heeft zij, toen ze over de gang van zaken werd gehoord, een onduidelijke, wisselende verklaring afgelegd, waardoor het vertrouwen van Insel in haar is komen te ontbreken. Mede gezien de grote veiligheidsrisico’s bij het beladen van een vlucht, is het gedrag van [verzoekster] zo ernstig dat van Insel redelijkerwijze niet kan worden gevergd de dienstbetrekking voort te laten duren.
4.2.
Het verweer van [verzoekster] dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, wordt verworpen. Onweersproken is dat Insel tijd nodig had om de kwestie intern te onderzoeken, omdat het gegevens betreft die niet eenvoudig te achterhalen waren en verschillende mensen gehoord moesten worden. Onweersproken is voorts dat Insel het onderzoeksrapport na ontvangst op 28 april 2016 zo spoedig mogelijk intern heeft besproken, waarna het management de beslissing om [verzoekster] te ontslaan heeft genomen. Het ontslag is volgens Insel vlak daarna gegeven. Alle omstandigheden van het geval en de daarmee samenhangende belangen van Insel en [verzoekster] tegen elkaar afwegende is het Gerecht van oordeel dat Insel aldus voldoende voortvarend heeft gehandeld. Het ontslag is derhalve onverwijld verleend.
4.3.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst op 9 mei 2016 rechtsgeldig door Insel is beëindigd. De primaire vordering van [verzoekster] wordt derhalve afgewezen. Reeds omdat er sprake is van een dringende reden voor ontslag, kan het ontslag niet als kennelijk onredelijk worden beschouwd. Het subsidiair gevorderde is dus niet toewijsbaar. Omdat er geen sprake is van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wordt er geen vergoeding aan [verzoekster] toegekend. De vordering tot betaling van cessantia is op grond van artikel 3 van de Landsverordening Cessantia niet toewijsbaar. Het meer subsidiair gevorderde wordt derhalve ook afgewezen.
4.4.
In de omstandigheden van het geval vindt het Gerecht aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren.

5.De beslissing

5.1.
laat [verzoekster] toe kosteloos te procederen;
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst af het meer of anders door [verzoekster] gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier - bij vervroeging - in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2017.