ECLI:NL:OGEAC:2017:247

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
EJ 81329/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van ontslag op staande voet en schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag

In deze zaak heeft de werknemer, werkzaam als slot attendant bij SAHARA CASINO B.V., op 8 december 2016 een verzoekschrift ingediend na op 17 september 2016 op staande voet te zijn ontslagen. De werkgever heeft het ontslag gerechtvaardigd door te verwijzen naar onbehoorlijk gedrag van de werknemer tijdens werkuren, waarbij geschreeuw en geweld zouden zijn toegepast. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om doorbetaling van zijn salaris en schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De werkgever heeft op haar beurt een zelfstandig verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet sprake moet zijn van dringende redenen. Het Gerecht oordeelt dat het gedrag van de werknemer, zoals vastgelegd in videobeelden, onacceptabel was en dat de werkgever niet kon worden verplicht de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Het ontslag op staande voet is derhalve geldig.

Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat de werknemer geen recht heeft op schadevergoeding, omdat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. De werkgever heeft ook een verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wat het Gerecht heeft toegewezen, met ingang van 25 maart 2017, onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst niet eerder is geëindigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.V.G. Rooijer,
tegen
de besloten vennootschap
SAHARA CASINO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh.
Partijen zullen hierna ook de werknemer en de werkgever genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 8 december 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Verweerster heeft op 8 februari 2017 een verweerschrift met producties, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek, ingediend. De verzoeken zijn behandeld op 9 februari 2017. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd. De gemachtigde van verzoeker heeft pleitnotities overgelegd. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
De werknemer is sinds 1 september 2012 in dienst van de werkgever als
slot attendanttegen een salaris van (laatstelijk) NAf 1.700,00 bruto per maand.
2.3.
Op 17 september 2016 heeft de werkgever de werknemer op staande voet ontslagen. De ontslagbrief vermeldt als reden onbehoorlijk gedrag tijdens werkuren “om een privezaak te regelen met een collega, waarbij geschreeuw en geweld werd toegepast”.
2.4.
Bij brief van 15 november 2016 aan de werkgever heeft (de gemachtigde van) de werknemer, zakelijk weergegeven voor zover van belang, de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.

3.Het geschil

Verzoek van de werknemer

3.1.
De werknemer verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven,
primair:
hem toestemming verleent om kosteloos te procederen;
de werkgever wegens de nietigheid van het ontslag veroordeelt tot doorbetaling van het salaris totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde is gekomen;
subsidiair:
3. de werkgever wegens de onredelijkheid van het ontslag veroordeelt tot betaling aan de werknemer van de opzegtermijn, cessantia en een bedrag aan schadevergoeding gelijk aan vier maanden salaris;
4. de werkgever veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De werknemer legt aan zijn verzoek ten grondslag - kort weergegeven - dat hij geen schuld heeft aan het incident dat aan het ontslag ten grondslag ligt en dat het ontslag onredelijk en disproportioneel is.
3.3.
De werkgever voert gemotiveerd verweer dat ertoe strekt dat het Gerecht het verzoek van de werknemer zal afwijzen met veroordeling van de werknemer in de proceskosten.

3.4.
De werkgever verzoekt dat het Gerecht de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk, namelijk voor zover er nog een arbeidsovereenkomst bestaat, te ontbinden op grond van gewichtige redenen, zonder toekenning van een vergoeding, kosten rechtens.
3.5.
De werkgever legt aan haar verzoek ten grondslag dat de handelingen van de werknemer die tot het ontslag op staande voet hebben geleid, een dringende reden opleveren. Subsidiair is er op grond van die handelingen sprake van een wijziging van omstandigheden. De werkgever heeft geen vertrouwen meer in de werknemer. Er zijn derhalve gewichtige redenen op grond waarvan niet van de werkgever kan worden verlangd het dienstverband met de werknemer langer te laten voortduren, aldus steeds de werkgever.
3.6.
De werknemer voert hiertegen verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verzoek van de werknemer

4.1.
De werknemer verzoekt het Gerecht kosteloos te mogen procederen. Gelet op het door hem ingebrachte bewijs van onvermogen, zal het Gerecht hem daartoe toelaten.
4.2.
Het gaat in deze om de vraag of het door de werkgever op 17 september 2016 aan de werknemer gegeven ontslag rechtsgeldig - wegens een of meer dringende reden(en) in de zin van artikel 7A:1615o BW - is gegeven.
4.3.
Het Gerecht stelt het volgende voorop. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een of meer dringende reden(en). Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren onder meer in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, alsmede de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
4.4.
De werkgever heeft onbehoorlijk gedrag van de werknemer tijdens werktijd aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd. Het betreft een incident dat op 17 september 2016 in het casino van de werkgever heeft plaatsgevonden tussen de werknemer en een vrouwelijke collega, waarmee de werknemer een relatie heeft gehad. Uit de door de werkgever in het geding gebrachte video-opname van het gebeuren blijkt het volgende. De werknemer bevindt zich in een open ruimte naast de casinoruimte op een bank. De collega gaat naast hem zitten. Ze staan op. De collega geeft de werknemer een tik en loopt achteruit. De werknemer loopt de collega achterna terwijl zij achteruit loopt. Ze blijven stil staan. De collega beweegt in de richting van de werknemer. De werknemer maakt een zwaaiende beweging richting de collega, waardoor zij tegen de muur valt. Nu de werknemer zijn collega achterna is gegaan en haar vervolgens tegen de muur heeft geduwd, heeft hij zich grensoverschrijdend en onaanvaardbaar gedragen. Een werkgever behoeft een dergelijk gedrag niet van een werknemer te tolereren, te meer niet nu het incident, zoals uit de videobeelden voldoende blijkt, vanuit de casinoruimte zichtbaar en hoorbaar moet zijn geweest voor de klanten van het casino. De omstandigheid dat de collega eerst een tik aan de werknemer gaf en hem later ook nog heeft aangevallen, doet niet af aan het eigen onacceptabele gedrag van de werknemer. Alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen, is het Gerecht van oordeel dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
4.5.
Dit betekent dat het op 17 september 2016 gegeven ontslag op staande voet geldig is en heeft geleid tot een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De primaire verzoeken van de werknemer zijn derhalve niet toewijsbaar.
4.6.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de werknemer aanspraak kan maken op een vergoeding gedurende de opzegtermijn, de cessantia en een schadevergoeding wegens een kennelijk onredelijk ontslag, hoewel reeds is geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend. Op grond van artikel 7A:1615o lid 1 BW is de werkgever niet schadeplichtig indien hij de dienstbetrekking doet eindigen om een dringende aan de werknemer onverwijld meegedeelde reden. Daarmee laat zich bezwaarlijk rijmen dat een wegens een dringende reden gegeven ontslag desondanks kennelijk onredelijk kan zijn en op die grond
weltot schadeplichtigheid van de werkgever kan leiden. Naar vaste rechtspraak behoort de vraag of de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging, te worden beantwoord in het kader van de vraag of er sprake is van een dringende reden. Is deze vraag bevestigend beantwoord, dan is er geen plaats meer voor het oordeel dat het ontslag niettemin kennelijk onredelijk is en dat de werkgever deswege schadevergoeding verschuldigd is (HR 12 februari 1999, NJ 1999, 643). Hieruit volgt dat het subsidiaire verzoek van de werknemer eveneens zal worden afgewezen.
4.7.
Gelet op de aard van de zaak en de verhouding tussen partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

4.8.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewichtige redenen te ontbinden voor zover er nog een arbeidsovereenkomst bestaat. Nu de mogelijkheid bestaat dat in hoger beroep het ontslag op staande voet alsnog wordt vernietigd en zal blijken dat de arbeidsovereenkomst niet reeds op 17 september 2016 is geëindigd, komt het Gerecht toe aan de beoordeling van dit verzoek.
4.9.
De vraag die voorligt is of er sprake is van gewichtige redenen bestaande uit zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend. Op grond van de inhoud van de gedingstukken en in aanmerking genomen hetgeen door partijen ter toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is genoegzaam gebleken dat door de gedragingen van de werknemer die tot het ontslag op staande voet hebben geleid, het door de werkgever in de werknemer gestelde vertrouwen is geschaad. Er wordt geen vertrouwensbasis meer aanwezig geacht. De arbeidsverhouding tussen partijen is duurzaam verstoord geraakt, waardoor een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden behoort. Er is dus sprake van veranderingen in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormen welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst - indien en voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat deze niet op 17 september 2016 is geëindigd - op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht zal de arbeidsovereenkomst per 25 maart 2017 ontbinden. Hierbij zal aan de werknemer geen vergoeding worden toegekend, nu in hetgeen hiervoor is overwogen ligt besloten dat de veranderingen in de omstandigheden aan hem te wijten zijn.
4.10.
De proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Verzoek van de werknemer
5.1.
staat de werknemer toe kosteloos te procederen;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af;
Zelfstandig verzoek van de werkgever
5.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 25 maart 2017, indien en voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet op 17 september 2016 is geëindigd;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2017.