ECLI:NL:OGEAC:2017:241

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
EJ 82416/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende redenen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Damen Shiprepair B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 1 februari 2017 bij Damen in dienst was. De verzoekster heeft op 3 april 2017 een verzoekschrift ingediend, dat op 23 mei 2017 is behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Damen stelt dat er sprake is van dringende redenen voor ontbinding, omdat [verweerder] zich ongepast heeft gedragen tegenover zijn leidinggevende, wat heeft geleid tot een waarschuwing en uiteindelijk tot zijn non-actiefstelling op 20 maart 2017.

De feiten tonen aan dat [verweerder] eerder gewaarschuwd was voor zijn gedrag en dat hij op 13 maart 2017 een incident heeft gehad met zijn supervisor, waarbij hij grove taal heeft gebruikt en een duw heeft gegeven. Het Gerecht heeft overwogen dat van een goed werknemer verwacht mag worden dat hij zich respectvol gedraagt tegenover zijn leidinggevenden en dat de gedragingen van [verweerder] niet in overeenstemming zijn met deze verwachting. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de omstandigheden een dringende reden opleveren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en heeft deze per heden ontbonden zonder toekenning van een vergoeding.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. M.W. Scholte en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
de besloten vennootschap
Damen Shiprepair B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.E. Thomson,
tegen
[verweerder],
wonende in Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. R. Koeijers.
Partijen zullen hierna Damen en [verweerder] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 3 april 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 23 mei 2017. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen het woord gevoerd. De gemachtigde van Damen heeft pleitnotities voorgedragen en de gemachtigde van [verweerder] een verweerschrift. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verweerder] is sinds 1 februari 2014 in dienst van N.V. Curaçaose Dok Maatschappij (CDM) en sinds 1 februari 2017 bij Damen, als rechtsopvolger van CDM. Het gemiddeld bruto salaris is NAf 2.477,32 per maand.
2.3. [
verweerder] heeft op 27 september 2016 een waarschuwing ontvangen wegens een ongepaste houding tegen een leidinggevende.
2.4.
Bij brief van 17 oktober 2016 heeft CDM [verweerder] het gesprek bevestigd dat partijen hadden gehad met betrekking tot de berichten dat [verweerder] zijn supervisor, de heer Louisa, zou hebben bedreigd. [verweerder] had deze berichten ook vernomen in de wandelgangen maar ontkende de heer Louisa te hebben bedreigd. Tijdens het gesprek had [verweerder] erkend onfatsoenlijke taal te hebben gebruikt, doch dat was in zichzelf. Tijdens het gesprek had [verweerder] te kennen gegeven dat Louisa het op hem gemunt had.
2.5.
Op 13 maart 2017 heeft een incident tussen [verweerder] en supervisor Buchanan plaatsgevonden. [verweerder] heeft daarbij tegen Buchanan gezegd: “hombo bai hunga pakul - ta ki konjo bo ta kere”. [verweerder] heeft Buchanan vervolgens, nadat deze hem volgens [verweerder] in zijn gezicht had aangeraakt, een duw gegeven.
2.6.
Op 20 maart 2017 is [verweerder] op non-actief gesteld in afwachting van de beslissing op het ontbindingsverzoek.

3.Het geschil

3.1.
Damen verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad
de arbeidsovereenkomst tussen Damen en [verweerder] op grond van gewichtige redenen als in het verzoekschrift verwoord, met onmiddellijke ingang, althans met ingang van een door het Gerecht te bepalen tijdstip, zal ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Damen legt aan de vordering ten grondslag dat sprake is van omstandigheden welke een dringende reden als bedoeld in artikel 1615p lid 1 BW zouden hebben opgeleverd in de arbeidsovereenkomst onverwijld was beëindigd.
3.3. [
verweerder] betwist het vorenstaande.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Damen stelt zich op het standpunt dat sprake is van omstandigheden welke een dringende reden zouden hebben opgeleverd als de arbeidsovereenkomst onverwijld was beëindigd. Damen stelt dat [verweerder] zeer grove taal tegen zijn meerdere heeft gebruikt en hem ook een duw heeft gegeven. [verweerder] is eerder gewaarschuwd geweest voor zijn houding tegenover een leidinggevende.
4.2. [
verweerder] betwist het vorenstaande en stelt dat hij weliswaar de door Damen gestelde woorden heeft gebruikt maar dat hij dat pas heeft gedaan nadat zijn supervisor Buchanan met een vinger in zijn gezicht had geprikt. Daarbij zijn de geuite woorden volgens hem niet zo ongebruikelijk op de werkvloer. Voorts meent [verweerder] dat hij zich niet heeft kunnen verweren op de schriftelijke waarschuwing van 27 september 2016.
4.3.
Het Gerecht overweegt in dit kader als volgt. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van een werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat de dienstbetrekking voortduurt.
4.4.
Vast staat dat tussen [verweerder] en zijn supervisor een discussie was ontstaan naar aanleiding van de instructie die de supervisor aan [verweerder] had gegeven. Vast staat verder dat de supervisor [verweerder] had aangesproken op zijn gedrag in dit kader en hem, terwijl hij zijn vinger waarschuwend tot [verweerder] richtte, had gevraagd om zich te gedragen. Van een goed werknemer mag worden verwacht dat een dergelijk waarschuwing voldoende aanleiding vormt om zijn gedrag aan te passen. Dat de waarschuwende vinger [verweerder] mogelijk heeft geraakt in zijn gezicht, betekent geen vrijbrief om dan een duw te geven aan de leidinggevende. Door daarbij nog de woorden toe te voegen die in het Nederlands zoveel betekenen als: “man, ga anale seks hebben, wie denk je wel niet dat je bent”, heeft [verweerder] zich in het geheel niet gedragen zoals van een goed werknemer mag worden verwacht. Het Gerecht acht het daarbij niet aannemelijk dat deze woorden gebruikelijk zijn op de werkvloer en zeker niet tegen een leidinggevende. Relevant in dit kader is dat [verweerder] een gewaarschuwd man was. Zowel in september als in oktober 2016 was hij er op gewezen dat hij zijn leidinggevenden met respect diende te behandelen, de redelijke instructies van een leidinggevende diende uit te voeren en niet telkens de discussie diende aan te gaan. [verweerder] heeft zich hiervan evenwel niets aangetrokken en heeft ook ter zitting niet laten zien zich bewust te zijn van het kwalijke van zijn handelen. Naar het oordeel van het Gerecht kan, gelet op het vorenstaande, van Damen, zeker nu [verweerder] al een tweede kans was geboden na zijn veroordeling, niet in redelijkheid worden verwacht dat de arbeidsrelatie voortduurt. Van een jacht op [verweerder] is daarbij niet gebleken.
4.5.
Naar het oordeel van het Gerecht is sprake van omstandigheden welke een dringende reden als bedoeld in artikel 1615p BW, eerste lid, zouden hebben opgeleverd indien de dienstbetrekking deswege onverwijld beëindigd was. De arbeidsovereenkomst zal derhalve worden ontbonden per heden. Voor een vergoeding is dan ook geen plaats.
4.6.
In de (gewezen) arbeidsrelatie ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in de zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
ontbindtde arbeidsovereenkomst tussen partijen per heden;
-
compenseertde proceskosten, in de zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
-
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Scholte, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.