In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers [Eiser 1] en [Eiseres 2] beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur. Dit besluit, genomen op 14 april 2016, verplichtte [Eiser 1] om binnen een week te voldoen aan bepaalde voorschriften, op straffe van een dwangsom van NAf 1.025,- per dag, tot een maximum van NAf 15.000,-. De zaak betreft een pluimveebedrijf dat zonder de vereiste hindervergunning opereert, wat leidt tot klachten van omwonenden over stankoverlast en vliegenplagen. Het Gerecht heeft de zaak op 30 augustus 2017 behandeld, waarbij zowel eisers als de verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Het Gerecht oordeelt dat het bestreden besluit niet aan [Eiseres 2] was gericht, waardoor haar beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het beroep van [Eiser 1] wordt echter gegrond verklaard, omdat het Gerecht vaststelt dat de opgelegde voorlopige voorschriften niet voldoen aan de rechtszekerheidseisen. De voorschriften zijn niet concreet en nauwkeurig genoeg, waardoor [Eiser 1] niet duidelijk is wat hij moet doen om de verbeurte van de dwangsom te voorkomen. Het Gerecht vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de verweerder tot vergoeding van de proceskosten aan [Eiser 1].
De uitspraak benadrukt dat bestuurlijke handhavingsbevoegdheden alleen kunnen worden ingezet ter handhaving van bij of krachtens de wet gestelde voorschriften. In dit geval is er geen hindervergunning verleend, waardoor de handhaving van buitenwettelijke normen niet rechtsgeldig is. Het Gerecht roept de verweerder op om in de toekomst zorgvuldiger om te gaan met vergunningverlening en handhaving, en om de belangen van omwonenden in overweging te nemen.