ECLI:NL:OGEAC:2017:236

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
EJ 81251/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie zonder dringende reden

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Crown Automotives B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die sinds 23 juni 2014 als manager pre sales & used cars in dienst was. De werkgever stelde dat er sprake was van een dringende reden voor ontbinding, omdat de werknemer herhaaldelijk weigerde redelijke bevelen op te volgen. De werknemer voerde verweer en stelde dat de werkgever onvoldoende duidelijkheid had gegeven over zijn functioneren en dat hij niet de kans had gekregen om de opgelegde taken uit te voeren.

De rechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van een dringende reden. De enkele omstandigheid dat de werknemer instructies niet had opgevolgd, was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van een hardnekkige weigering. De rechter concludeerde echter dat de arbeidsrelatie verstoord was geraakt, wat leidde tot de beslissing om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 juni 2017.

De rechter oordeelde dat beide partijen een verwijt te maken viel in de verstoring van de arbeidsrelatie. De werkgever had de werknemer niet op een duidelijke manier aangesproken op zijn functioneren, terwijl de werknemer de instructies van de werkgever had genegeerd. Gezien de omstandigheden, waaronder de duur van het dienstverband en de leeftijd van de werknemer, werd de door de werkgever aangeboden vergoeding van drie maandsalarissen als billijk beschouwd, maar uiteindelijk werd besloten dat er geen vergoeding aan de werknemer werd toegekend. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
de besloten vennootschap
CROWN AUTOMOTIVES B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.B. Wilsoe,
tegen
[VERWEERDER],
wonende in Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. D.I.E.I. Lichtenberg.
Partijen zullen hierna ook de werkgever en de werknemer genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 1 december 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 5 april 2017. Verweerder heeft op voorhand producties ingediend. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
De werknemer is sinds 23 juni 2014 in dienst van de werkgever als manager pre sales & used cars tegen een salaris van (laatstelijk) NAf 4.100,00 bruto per maand.
2.3.
In de e-mail van 15 november 2016 van de general manager ([naam 1]) aan de werknemer is vermeld, zakelijk weergegeven voor zover van belang, dat “zoals afgelopen vrijdag en maandag besproken” de werkgever al langere tijd ontevreden is over hoe de afdeling pre sales & used cars loopt, het roer nu echt om moet en daarom aandacht en actie wordt gevraagd voor een aantal punten (hierna ook: de actiepunten). Een van de actiepunten is dat de werkplaatsleiding gedurende de komende twee maanden als eerste prioriteit wordt gezien en dat de werknemer daar ook zelf aanwezig is.
2.4.
In een gesprek op 15 november 2016 heeft de general manager tegen de werknemer gezegd dat hij beneden op de afdeling werkplaats moet gaan zitten en dat hij als leidinggevende van die afdeling ervoor dient te zorgen dat de productie op die afdeling omhoog gaat.
2.5.
De werknemer heeft bij e-mail van 15 november 2016 op de in 2.3 vermelde e-mail van de general manager gereageerd. Hij schrijft onder meer:
“(…) bij mij is het ook al bekend dat aantal personen in mijn afdeling zijn, die Niet gelukt was in een andere afdeling te motiveren en te begeleiden.
Ondanks deze gebreken zou ik als Manager usedcar & presales beginner aan het opstellen en implementeren een plan voor presales.(…)
Wel wil ik mezelf hierbij uiten, ik sta open voor alle uitdaging (…)”
2.6.
Op 17 november 2016 heeft de general manager geconstateerd dat de werknemer niet beneden op de afdeling werkplaats is gaan zitten. De general manager heeft de werknemer daarop aangesproken. Bij e-mail van diezelfde dag heeft de general manager onder meer het volgende aan de werknemer bericht:
“Ondanks uitdrukkelijke instructie om beneden leiding te gaan geven en conform de gevoerde gesprekken die afdeling te gaan runnen is zojuist weer gebleken dat wij niet op 1 lijn komen en dat jij mij zelfs voortdurend tegen werkt. Voor mij is de situatie dan ook onhoudbaar en heb ik geen enkel vertrouwen meer dat het goed komt.”
2.7.
De werknemer is vervolgens ontheven van zijn verplichting om arbeid voor de werkgever te verrichten, met behoud van salaris totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Dit is per e-mail van 18 november 2016 aan hem bevestigd.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek van de werkgever strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer op de kortst mogelijke termijn, onder toekenning aan de werknemer van een vergoeding gelijk aan drie bruto maandsalarissen.
3.2.
De werkgever heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de werknemer hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen en/of opdrachten en dat er om die reden sprake is van gewichtige redenen, bestaande uit primair een dringende reden en subsidiair veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk dient te worden beëindigd.
3.3.
De werknemer voert gemotiveerd verweer dat ertoe strekt dat het Gerecht het verzoek van de werkgever zal afwijzen, althans zal toewijzen onder toekenning van een vergoeding ad NAf 51.149,97 vermeerderd met de uitbetaling van 36 uitstaande vakantiedagen, kerstgratificatie en commissies sedert oktober tot en met datum uitdiensttreding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechter kan op grond van artikel 7A:1615w BW de arbeidsovereenkomst ontbonden verklaren wegens gewichtige redenen welke een dringende reden als bedoeld in artikel 1615o lid 1 BW zouden hebben opgeleverd, alsook veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.2.
De werkgever beroept zich primair op het bestaan van een dringende reden. Bij de beoordeling of een dergelijke reden zich voordoet dienen de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking te worden genomen.
4.3.
De werkgever heeft gesteld dat de werknemer hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen en/of opdrachten. Volgens de werkgever betreft het de opdrachten die de werknemer op 1 november 2016 en 15 november 2016 zijn gegeven en de in de e-mail van 15 november 2016 vermelde actiepunten. Ervan uitgaande dat de werknemer heeft geweigerd om de eerstgenoemde opdrachten uit te voeren, levert dat niet een hardnekkig weigeren in de zin van artikel 7A:1615p lid 2 sub 10 BW op. In dit verband speelt mee dat de werkgever de werknemer niet in een voldoende duidelijke vorm, bijvoorbeeld via functioneringsgesprekken of schriftelijke waarschuwingen, op zijn (dis)functioneren heeft aangesproken. Ten aanzien van het niet uitvoeren van de actiepunten van 15 november 2016 is van belang dat de werkgever de werknemer daarvoor onvoldoende gelegenheid heeft gegeven of gegund. De general manager heeft immers reeds na twee dagen, op 17 november 2016, de werknemer erop aangesproken dat hij nog boven zat, waarna de situatie is geëscaleerd. De enkele omstandigheid dat de werknemer de opdracht om beneden op de afdeling werkplaats te gaan zitten niet heeft opgevolgd, levert niet een dringende reden voor ontslag op. Nu ook overigens niet van een dringende reden is gebleken, wordt het primaire standpunt van de werkgever gepasseerd.
4.4.
Daarmee komt het Gerecht toe aan de vraag of er sprake is van veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend. Partijen hebben een wezenlijk van elkaar verschillende visie over de vraag of de werknemer geschikt is voor zijn functie. De werkgever heeft aangegeven geen heil te zien in voortzetting van de samenwerking met de werknemer. De arbeidsverhouding is hierdoor verstoord geraakt, zodat voortzetting daarvan redelijkerwijs niet van de werkgever kan worden gevergd. Het Gerecht zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden per 1 juni 2017.
4.5.
Vervolgens staat ter beoordeling of het met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt dat aan de werknemer een vergoeding wordt toegekend. Daarbij is van belang dat het beide partijen valt te verwijten dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt. Dat de werkgever een verwijt kan worden gemaakt volgt uit hetgeen hiervoor onder 4.3. is overwogen. De werknemer kan een verwijt worden gemaakt, nu hij - ondanks de uitdrukkelijke en herhaalde instructie om beneden op de afdeling werkplaats te gaan zitten - boven is blijven zitten, waardoor de situatie uiteindelijk is geëscaleerd. Mede rekening houdend met de relatief korte duur van het dienstverband (bijna 3 jaar), de leeftijd van de werknemer (47 jaar) en zijn kansen op de arbeidsmarkt, acht het Gerecht de door de werkgever aangeboden vergoeding van drie maandsalarissen op zich billijk. In deze speelt echter ook een rol dat de onderhavige procedure relatief lang heeft geduurd, namelijk 5,5 maanden, en de werknemer uiteindelijk gedurende zes maanden zijn salaris krijgt doorbetaald zonder daarvoor arbeid te verrichten. Alle omstandigheden afwegende is het Gerecht van oordeel dat de werknemer geen vergoeding dient te worden toegekend.
4.6.
Gelet op de aard van de zaak zullen de proceskosten tussen partijen worden
gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2017;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten
draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2017.