ECLI:NL:OGEAC:2017:234

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
EJ 82600/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens frequent te laat komen en verminderde prestaties

In deze zaak heeft Banco di Caribe N.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweester], die sinds 2007 in dienst was als receptioniste en later als Client Documentation & Information Officer. Het verzoek is ingediend op basis van gewichtige redenen, met name het frequent te laat komen van [verweester] en haar verminderde prestaties. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 juni 2017, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat [verweester] herhaaldelijk te laat op haar werk is verschenen, ondanks meerdere waarschuwingen en gesprekken over haar functioneren. De werkgever heeft geprobeerd om [verweester] te ondersteunen, maar de situatie is niet verbeterd. De rechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst per 31 juli 2017 ontbonden zal worden, omdat de veranderingen in omstandigheden zodanig zijn dat voortzetting van de dienstbetrekking niet meer billijk is. Tevens is [verweester] kosteloos toegelaten tot de procedure, en zijn de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. M.W. Scholte op 11 juli 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Banco di Caribe N.V.,
gevestigd te Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. W. ten Veen,
tegen
[verweester],
wonende te Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.F. Osepa.
Partijen zullen hierna Banco di Caribe en [verweester] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 26 april 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is na uitstel behandeld op 13 juni 2017. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen het woord gevoerd. De gemachtigden hebben pleitnotities voorgedragen. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verweester] is op 8 februari 2007 in dienst getreden van Banco di Caribe in de functie van receptioniste. Haar huidige functie is Client Documentation & Information Officer. Haar bruto salaris bedraagt NAf 2.648,- per maand exclusief emolumenten.
2.3.
Bij brief van 10 februari 2017 is [verweester] met behoud van salaris op non-actief gesteld in afwachting van de beslissing op het ontbindingsverzoek wegens haar veelvuldig te laat komen en haar overall performance.

3.Het geschil

3.1.
Banco di Caribe verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de arbeidsovereenkomst tussen Banco di Caribe en [verweester] op grond van gewichtige redenen bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, zo spoedig mogelijk te ontbinden.
3.2.
Banco di Caribe legt aan de vordering ten grondslag dat sprake is van gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden. Er is geen vertrouwen meer in een vruchtbare samenwerking. Dit gebrek aan vertrouwen dient voor rekening en risico van [verweester] te komen.
3.3. [
verweester] betwist het vorenstaande en stelt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Subsidiair verzoekt [verweester] toekenning van een vergoeding. Verder verzoekt [verweester] kosteloos te mogen procederen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit het overgelegde bewijs van onvermogen blijkt genoegzaam van het onvermogen van verweerster om proceskosten te dragen, zodat haar toelating zal worden verleend kosteloos te procederen.
4.2.
Banco di Caribe heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweester] te ontbinden. Banco di Caribe heeft in dit verband gesteld dat [verweester] al vanaf 2008 bij herhaling te laat op haar werk kwam. Bij brief van 24 augustus 2011 heeft Banco di Caribe haar daarop, alsmede op haar bovengemiddeld hoge afwezigheid wegens ziekte, gewezen. Op 21 november 2013 is haar een schriftelijke waarschuwing gegeven vanwege haar voortdurende te laat komen. Uit de evaluation forms over de jaren 2011 tot en met 2015 blijkt dat het te laat komen vanaf 2011 jaarlijks als aandachtspunt is genoemd. Weliswaar is in het evaluatieformulier van 2014 opgemerkt dat [verweester] haar best doet om op tijd te komen, maar in het evaluatieformulier van 2015 staat vermeld dat [verweester] 75 maal te laat is gekomen en dat sprake is van verminderde prestaties. Aangekondigd is daarbij dat als het te laat komen de komende zes maanden niet wijzigt, drastische maatregelen zullen worden genomen. Op 17 mei 2016 volgt wederom een schriftelijke waarschuwing wegens het, ondanks waarschuwingen en verzoeken van de supervisor, meermaals te laat komen in de periode tussen 5 januari 2016 en 11 april 2016. In deze brief is aangekondigd dat het voornemen bestaat om de arbeidsovereenkomst te beëindigen als er geen drastische verbetering optreedt. Bij gebreke van verbetering is besloten tot een schorsing in februari 2017 in afwachting van de ontbinding van de overeenkomst.
4.3. [
verweester] betwist niet dat zij te laat op haar werk is verschenen maar stelt ter zitting dat zij in de ochtend moeilijk kon opstaan als gevolg van de medicijnen die zij nam tegen de rugpijn. Ook maakten deze medicijnen haar misselijk wat het opstaan niet makkelijker maakte. Volgens [verweester] wist Banco di Caribe van de rugklachten.
4.4.
Het Gerecht overweegt in dit kader dat niet ter discussie staat dat Banco di Caribe [verweester] (zeer) frequent heeft aangesproken op haar te laat komen, zowel tijdens de met [verweester] gehouden functioneringsgesprekken als door mondelinge en schriftelijke waarschuwingen. Gelet daarop alsmede op de als maar negatievere beoordelingen van [verweester] en de door de Bank in het vooruitzicht gestelde drastische maatregelen bij het uitblijven van wijziging in het te laat komen, is niet begrijpelijk dat [verweester] niet op enig moment heeft aangekaart dat zij te laat kwam vanwege problemen met het opstaan als gevolg van medicijngebruik. [verweester] stelt dat schaamte haar heeft weerhouden. Zeker nu haar vrouwelijke leidinggevende toch al op de hoogte was van haar rugpijn, valt zonder nadere onderbouwing welke ontbreekt, niet in te zien waarom zij deze verklaring voor haar te laat komen niet heeft gedeeld met haar. Voorts is niet begrijpelijk dat de schorsing van 10 februari 2017 met de aangekondigde beëindiging van de arbeidsovereenkomst [verweester] geen aanleiding heeft gegeven om haar te laat komen te verklaren in de opgemelde zin. Gelet op het vorenstaande en nu [verweester] zich eerst ter zitting zich heeft beroepen op de werking van de door haar genomen medicijnen, acht het Gerecht het niet geloofwaardig dat [verweester] telkens te laat is gekomen als gevolg van dit medicijngebruik. Voor zover daarvan al wel sprake zou zijn geweest, had het op de weg van [verweester] gelegen om, als goed werknemer, dit te bespreken met haar werkgever. Ook had het op haar weg gelegen om bij de arts te vragen om medicijnen met een minder negatief effect op het opstaan. Nu [verweester] dit heeft nagelaten, kan dit beroep op het medicijngebruik [verweester] niet (meer) baten.
4.5.
Gelet op de overgelegde evaluatieformulieren, de niet betwiste mondelinge en schriftelijke waarschuwingen en de verminderde prestaties, dient te worden geconcludeerd tot zodanige veranderingen in omstandigheden dat van Banco di Caribe niet gevergd kan worden om [verweester] nog langer in dienst te houden. Dat [verweester] op de dagen dat zij te laat kwam ook langer heeft doorgewerkt, maakt het vorenstaande niet anders. Het is immers niet aan een werknemer om eenzijdig te bepalen hoe de werktijden worden ingevuld. Daarbij heeft te gelden dat niet is betwist dat de Bank vanaf 8.00 uur geopend was voor klanten en [verweester], gelet ook op haar functie, deze klanten diende te helpen. Sprake is derhalve van een gewichtige redenen is als bedoeld in artikel 7A:1615w BW, eerste lid, die van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve behoort te eindigen. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per 31 juli 2017.
4.6.
Tot het toekennen van een vergoeding ziet het Gerecht geen aanleiding nu het verstoord raken van de arbeidsverhouding hoofdzakelijk is te wijten aan het handelen va n [verweester] zelf, althans niet is gebleken dat de Bank in deze een verwijt kan worden gemaakt. Bij het vorenstaande oordeel neemt het Gerecht in aanmerking dat [verweester] haar salaris vanaf haar schorsing in februari 2017 tot aan de ontbinding doorbetaald krijgt c.q. zal krijgen.
4.7.
In de (gewezen) arbeidsrelatie ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in de zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
laatverweerster toe kosteloos te procederen;
-
ontbindtde arbeidsovereenkomst tussen partijen per 31 juli 2017;
-
compenseertde proceskosten, in de zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
-
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Scholte, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2017.
HH