In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de besloten vennootschap C.A.L. Car Airco Service Lamberto B.V. (hierna: CAL). De werknemer was op 23 januari 2015 op staande voet ontslagen door CAL, die dit ontslag baseerde op vermeende dringende redenen, waaronder het niet voldoen aan redelijke opdrachten en diefstal. De werknemer heeft het ontslag betwist en vorderde doorbetaling van zijn loon, omdat hij meende dat het ontslag nietig was.
Tijdens de procedure heeft de werknemer zijn vordering onderbouwd met de stelling dat er geen dringende reden was voor het ontslag en dat de opgegeven redenen valse aantijgingen waren. CAL heeft het ontslag betwist en verweer gevoerd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de redenen voor het ontslag niet onverwijld aan de werknemer zijn medegedeeld en dat de dringende redenen niet voldoende waren onderbouwd. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet nietig was, waardoor de loonbetalingsverplichting van CAL vanaf de ontslagdatum bleef bestaan.
Het Gerecht heeft de loonvordering van de werknemer gematigd tot een jaar, van 23 januari 2015 tot 23 januari 2016, en heeft de wettelijke verhoging wegens vertraging gematigd tot 10%. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De arbeidsovereenkomst werd per heden ontbonden zonder toekenning van een vergoeding, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.