ECLI:NL:OGEAC:2017:230

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
82373/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om betaling van achterstallig loon en beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft verzoeker, een werknemer van Pasta & Pizza, een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin hij verzoekt om betaling van achterstallig loon. Verzoeker is op 9 januari 2011 in dienst getreden bij Pasta & Pizza als waiter, met een bruto salaris van NAf 1.800,00 per maand. In oktober 2016 werd hij geïnformeerd dat het financieel slecht ging met het bedrijf en dat hij vrij was om een andere baan te zoeken. Op 14 november 2016 werd hij naar huis gestuurd met de belofte dat zijn salaris zou worden doorbetaald totdat er een regeling zou worden getroffen. Echter, na december 2016 ontving hij geen salaris meer. Verzoeker heeft geprobeerd om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, maar Pasta & Pizza heeft hier niet op gereageerd.

Tijdens de zitting op 18 mei 2017 was verzoeker aanwezig, maar Pasta & Pizza verscheen niet. Verzoeker verzocht het Gerecht om Pasta & Pizza te veroordelen tot betaling van NAf 5.400,00 voor de maanden januari tot en met maart 2017, alsook voor het salaris na maart 2017 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd. Het Gerecht oordeelde dat, aangezien er geen verweer was gevoerd door Pasta & Pizza, de vordering gegrond was op de wet en toewijsbaar.

De beslissing van het Gerecht was dat Pasta & Pizza werd veroordeeld om aan verzoeker het achterstallige salaris te betalen, vermeerderd met vertragingsrente en wettelijke rente, en dat de proceskosten aan de zijde van verzoeker door Pasta & Pizza moesten worden vergoed. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is op 1 juni 2017 openbaar uitgesproken door rechter S.E. Sijsma.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.S. Francisca
tegen
de naamloze vennootschap
ITALIAN FOOD DISTRIBUTORS N.V. h.o.d.n. PASTA & PIZZA,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Pasta & Pizza genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1. [
verzoeker] heeft op 28 maart 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op de zitting van 18 mei 2017. [verzoeker] is ter zitting verschenen, vergezeld van zijn zus en zijn gemachtigde voornoemd. Voor Pasta & Pizza is hoewel deugdelijk opgeroepen niemand ter zitting verschenen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [verzoeker] het woord gevoerd, mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotitie.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

[verzoeker] is op 9 januari 2011 in dienst getreden bij Pasta& Pizza als waiter, tegen een bruto salaris van NAf 1.800,00 per maand. Per brief van 31 oktober 2016 zijn de werknemers, inclusief [verzoeker], door Pasta & Pizza medegedeeld dat het financieel niet goed gaat met de zaak en dat de werknemers vrij zijn om een andere baan te zoeken. Pasta & Pizza kondigde verder aan dat zij zal komen met een definitieve oplossing voor het probleem. Op 14 november 2016 is [verzoeker] door Pasta & Pizza naar huis gestuurd met de mededeling dat zijn salaris zou worden doorbetaald totdat Pasta & Pizza een regeling zou treffen omtrent de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] werd vervolgens uitbetaald over de maanden november 2016 en december 2016. Dat waren de laatste betalingen. Het salaris van januari 2017 en de maanden daarna werd niet meer aan [verzoeker] uitbetaald. Per brief van 6 maart 2017 heeft de gemachtigde van [verzoeker] een voorstel gedaan aan Pastra & Pizza om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, met toekenning van een beëindigingsvergoeding. Niet is gebleken dat Pasta & Pizza akkoord is gegaan met dat voorstel.

3.Het geschil

3.1. [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, Pasta & Pizza zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen:
- het bedrag van NAf 5.400,00, zijnde het salaris van januari 2017 tot en met maart 2017, en
- het maandelijkse salaris na maart 2017 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd,
beide elementen vermeerderd met de vertragingsrente en de wettelijke rente.
3.2. [
verzoeker] legt aan de vordering ten grondslag dat hij niet is ontslagen, noch tot een beëindigingsovereenkomst is gekomen met Pasta & Pizza. Dit betekent dat zijn dienstverband nog voortduurt en dat hij recht heeft op betaling van zijn salaris.
3.3.
Pasta & Pizza heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Nu geen verweer is gevoerd kan de vordering, nu deze is gegrond op de wet, worden toegewezen.
4.2.
Pasta & Pizza wordt veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker].

5.De beslissing

Het Gerecht:

veroordeeltPasta & Pizza om aan [verzoeker] te betalen de som van NAf 5.400,- betreffende het salaris van januari 2017, februari 2017 en maart 2017, vermeerderd met de vertragingsrente zoals bepaald in artikel 1614q BW en vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeeltPasta & Pizza om aan [verzoeker] te betalen het salaris vanaf de maand april 2017 tot aan rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de vertragingsrente zoals bepaald in artikel 1614q BW en vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeeltPasta & Pizza in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] gevallen, tot op heden begroot op NAf 50,- griffierecht en NAf 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2017.