In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 13 februari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Land Curaçao, vertegenwoordigd door het Openbaar Ministerie, en een ex-politicus, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft onrechtmatige uitlatingen die [gedaagde] op Facebook heeft gedaan, waarin hij beschuldigingen uitte over het OM, waaronder dat het OM journalisten betaalt om informatie naar buiten te brengen. Het Land vorderde rectificatie van deze uitlatingen, die volgens hen schadelijk zijn voor de reputatie van het OM en het vertrouwen van het publiek in de rechtshandhaving ondermijnen.
De procedure begon met een verzoekschrift van het Land op 16 december 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 januari 2017. Tijdens deze zitting werd een getuige gehoord die verklaarde dat de beschuldigingen van [gedaagde] onjuist waren. Het Gerecht oordeelde dat de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig waren, omdat ze geen steun vonden in feiten en de goede naam van het OM ernstig aantastten. Het Gerecht concludeerde dat het belang van het OM om zijn goede naam te beschermen zwaarder weegt dan het recht van [gedaagde] op vrije meningsuiting.
Het Gerecht heeft [gedaagde] veroordeeld tot rectificatie van zijn uitlatingen op zijn Facebookpagina, met een specifieke tekst die gedurende een week zichtbaar moet blijven. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien het spoedeisende belang van het OM.