ECLI:NL:OGEAC:2017:219

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
2017/84199 en CUR201702934
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de betekenis van eerdere waarschuwingen in arbeidsrelaties

In deze zaak, die zich afspeelt in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft de verzoeker, een werknemer van de naamloze vennootschap Riffort Village N.V., een verzoek ingediend tegen zijn ontslag op staande voet. De verzoeker was werkzaam bij Riffort en had in de periode voorafgaand aan zijn ontslag meerdere schriftelijke waarschuwingen ontvangen voor overtredingen van de huisregels. Op 1 juli 2017 werd hij geschorst na een incident waarbij hij zonder toestemming een verboden gebied probeerde binnen te komen. Op 7 juli 2017 volgde het ontslag op staande voet, waarbij Riffort zich beriep op grove nalatigheid en eerdere waarschuwingen.

De verzoeker heeft het Gerecht verzocht om toestemming om kosteloos te procederen en om veroordeling van Riffort tot betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen. Riffort heeft verweer gevoerd en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende redenen. Het Gerecht heeft de omstandigheden van het ontslag beoordeeld, waarbij het belang van eerdere waarschuwingen en de ernst van de gedragingen van de verzoeker in overweging zijn genomen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, gezien de voorgeschiedenis van overtredingen en de ernst van het laatste voorval. De vorderingen van de verzoeker zijn afgewezen, met uitzondering van het verzoek om kosteloos te mogen procederen, dat is toegewezen. Tevens is de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, en is de verzoeker veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. Th. Veling op 19 december 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak met nummer 2017/84199 van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. E. Fa Si Oen,
tegen
de naamloze vennootschap
RIFFORT VILLAGE N.V.,
h.o.d.n. RENAISSANCE CURACAO RESORT & CASINO,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. G.B. Steward,
en in de zaak met nummer CUR201702934 van:
de naamloze vennootschap
RIFFORT VILLAGE N.V.,
h.o.d.n. RENAISSANCE CURACAO RESORT & CASINO,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. G.B. Steward,
tegen
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. E. Fa Si Oen.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Riffort genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • het verzoekschrift van [verzoeker] van 9 november 2017, met producties;
  • het verweerschrift van Riffort, met producties;
  • het verzoekschrift van Riffirt, met producties;
  • de (gezamenlijke) behandeling ter zitting van 12 december 2017;
  • de door mr. Steward overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is tot 7 juli 2017 werkzaam geweest bij Riffort. Op zijn loonstroken staat vermeld dat hij op 8 oktober 2010 bij Riffort in dienst is getreden. Laatstelijk genoot hij een salaris van NAf 1.674 bruto per maand. Laatstelijk was hij werkzaam in een van de keukens van het door Riffort geëxploiteerde hotel.
2.2.
Binnen de organisatie van Riffort is een zogeheten “Employee Handbook” van kracht, waarin de gedragsregels voor de werknemers zijn opgenomen. Daarnaast organiseert Riffort dagelijkse “standup meetings”, waarin de leidinggevenden aandacht besteden aan de naleving van de regels en procedures die binnen de organisatie van Riffort gelden.
2.3.
Vanaf 2012 heeft Riffort aan [verzoeker] op verschillende momenten een schriftelijke waarschuwing (“notice of corrective action”) gegeven in verband met overtreding door [verzoeker] van bepaalde huisregels. Deze overtredingen hebben te maken gehad met, onder andere, voortijdig vertrek van de werkplek, te late ziekmelding, onvoldoende schoongemaakte keukens, aanwezigheid in ruimtes binnen het hotel waar hij niet mocht komen, gebruik van de gasteningang en ongeoorloofd gebruik van de privé telefoon tijdens werktijd. Tot en met 1 juli 2017 heeft [verzoeker] in totaal 11 schriftelijke waarschuwingen gekregen. Op de meeste van die stukken staat vermeld:
Note: Future infractions may result in further disciplinary action, not excluding immediate dismissal.
2.4.
Een “Notice of Suspension – Pending Investigation” van 1 juli 2017 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Nature of Incident / Issue
On July 1 around 3:30 PM, [naam 1] [general manager van Riffort; toevoeging gerecht] saw [verzoeker] [verzoeker] trying to open the door of easy bar, the place where liquor of the Bars is stored, [naam 1] asked [verzoeker] what is he doing there and he answer that he was picking a bottle of Clorox for one house keeping member ([naam 2]), (in that particular area is only liquor for the bars stored).
[naam 0] from housekeeping asked [naam 2] why she requested to [verzoeker] for a bottle of Clorox and she said that she didn’t requested anything to him, it was [verzoeker] that requested the door key to her to go to Infinity (according to the version provided by [naam 2]).
Op basis van een en ander is [verzoeker] geschorst in afwachting van een nader onderzoek.
2.5.
Bij brief van 7 juli 2017 heeft Riffort [verzoeker] op staande voet ontslagen. Volgens de brief is de reden voor het ontslag gelegen in
grove negligence of your duties (abandoning your work area without authorization of your superior, being during your shift in areas you are not supposed to be without authorization of your superior and trying to access restricted areas by borrowing and being in the possession of a master key without instruction and authorization of a supervisor).
In addition you had received before numerous disciplinary actions (11) for breaking house rules and/or policy violations you are well aware of.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt het Gerecht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
[verzoeker] toestemming te verlenen om kosteloos te procederen;
Riffort te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen loon vanaf juli 2017 tot en met 31 oktober 2017 ten bedrage van NAf 6.696;
Riffort te veroordelen om aan verzoeker te betalen de wettelijke verhoging van 10% over dit bedrag, zijnde NAf 669,60;
Riffort te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke opzegtermijn van twee maanden, zijnde NAf 3.348;
Riffort te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de Cessantia-uitkering van NAf 3.476,79;
Riffort te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen 15% buitengerechtelijke incassokosten over de hoofdsom van NAf 17.801,58;
Riffort te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017,
Riffort te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Riffort heeft verweer gevoerd. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering van [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.3.
Riffort verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens primair een dringende reden, subsidiair een wijziging van omstandigheden, voor zover de arbeidsovereenkomst niet al op 7 juli 2017 is beëindigd, zonder toekenning van enige vergoeding aan [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.4.
[Verzoeker] heeft op de zitting verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Het verzoek van [verzoeker]

4.1.
Volgens vaste rechtspraak moet de rechter bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een ontslag op staande voet de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang beschouwd, in aanmerking nemen. Het gaat daarbij om de aard en ernst van de dringende reden die de werkgever aanleiding tot het ontslag gaf en om de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Stelplicht en bewijslast rusten bij de werkgever.
4.2.
Uit de ontslagbrief van 7 juli 2017 leidt het gerecht af dat Riffort drie omstandigheden aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, te weten het verlaten van de werkplek door [verzoeker] zonder toestemming van zijn leidinggevende, zijn aanwezigheid tijdens werktijd op een plek waar hij geacht werd niet te zijn zonder toestemming van zijn leidinggevende en het feit dat hij heeft geprobeerd zich toegang te verschaffen tot voor hem verboden plaatsen door een sleutel te lenen en die in zijn bezit te hebben zonder toestemming van zijn leidinggevende, een en ander tegen de achtergrond van de eerdere waarschuwingen aan zijn adres.
4.3.
Anders dan [verzoeker] heeft aangevoerd, zijn die eerdere waarschuwingen niet zonder betekenis, ook niet voor zover zij dateren van voor 2017. Uit de (lange) voorgeschiedenis van eerdere waarschuwingen volgt immers dat [verzoeker] een gewaarschuwd mens was. Hij behoorde daarmee in redelijkheid rekening te houden met de mogelijkheid dat het geduld van de kant van Riffort bij een volgende overtreding van de huisregels op zou zijn. Dit laat onverlet dat de gebeurtenissen die Riffort concrete aanleiding hebben gegeven tot het ontslag op staande voet op zichzelf beschouwd ook van een zekere ernst moeten zijn. Zou immers slechts sprake zijn geweest van een onbelangrijk voorval, dan zou niet te verklaren zijn geweest om welke reden in dit geval de meest drastische maatregel nodig zou zijn, terwijl daartoe kennelijk bij alle voorgaande overtredingen geen aanleiding bestond.
4.4.
Tegen deze achtergrond overweegt het gerecht verder als volgt.
4.5.
Volgens de ontslagbrief wordt [verzoeker] onder andere verweten dat hij geprobeerd heeft zich toegang te verschaffen tot een (voor hem) verboden gebied met behulp van een “master key”, die hij geacht werd niet in zijn bezit te hebben. Uit de “Notice of Suspension – Pending investigation”, die mede door [verzoeker] is ondertekend, volgt dat de general manager van Riffort hem heeft aangetroffen terwijl hij probeerde met behulp van die sleutel de desbetreffende bar binnen te komen op de plaats waar de sterke drank wordt bewaard. Bij verschillende gelegenheden heeft [verzoeker] zich uitgelaten over hetgeen zich op dit moment feitelijk heeft voorgedaan. In de eerste plaats toen de General manager hem aansprak, waarop [verzoeker] heeft gezegd dat hij een fles schoonmaakmiddel voor zijn collega [naam 2] wilde halen. In de tweede plaats in zijn statement van 2 juli 2017 (productie 15c bij verweerschrift), waarin hij heeft verklaard dat [naam 2] hem de sleutel gaf met het verzoek om wat schoonmaakmiddel te halen, waarna [verzoeker] naar de desbetreffende bar ging om dit op te halen. In de derde plaats heeft hij zich hierover uitgelaten in het met hem gehouden interview (productie 15e). Daarin heeft hij opnieuw verklaard dat [naam 2] hem vroeg om het schoonmaakmiddel en dat zij hem om die reden haar sleutel gaf. Ook heeft [verzoeker] in dat interview verklaard dat hij de sleutel heeft gebruikt om de glazen deur van de desbetreffende bar te openen teneinde de wc te gebruiken. Ten slotte heeft hij ter zitting verklaard dat hij van [naam 2] de sleutel van haar locker kreeg om daaruit een fles schoonmaakmiddel te halen, dat hij geen sleutel bij zich had die toegang gaf tot de bar en dat hij op weg was naar de ruimte waar de lockers zich bevinden toen de General manager en aansprak.
4.6.
Het gerecht constateert dat [verzoeker] aldus wisselende verklaringen heeft afgelegd over hetgeen zich feitelijk heeft voorgedaan. Voorafgaande aan de zitting heeft hij zich op drie verschillende momenten over het gebeuren uitgelaten. Bij geen enkele van die gelegenheden heeft hij gezegd dat hij slechts beschikte over de sleutel van de locker van [naam 2]. Dat had wel voor de hand gelegen, zeker nu in het schorsingsbericht met zoveel woorden is vermeld dat de general manager hem zag terwijl hij probeerde de bar binnen te komen. Het gerecht tekent aan dat [verzoeker] de juistheid van de verslaglegging in dit stuk niet heeft betwist. Ook in de reactie van zijn advocaat op de ontslagbrief en in het verzoekschrift wordt niet aangevoerd dat [verzoeker] (slechts) de sleutel tot de locker van [naam 2] in zijn bezit had, terwijl hij toen logischerwijs al kennis had genomen van de ontslagbrief waarin staat dat hij was aangetroffen in het bezit van de “master key”.
4.7.
Voorts wijst het gerecht erop dat ook de betrokken collega [naam 2] in haar verklaring (productie 15b) niet spreekt over het uitlenen van (slechts) de sleutel tot haar locker. Wel volgt uit haar verklaring dat zij er vanuit ging dat [verzoeker] op weg was naar de desbetreffende bar. Naar het oordeel van het gerecht had het voor de hand gelegen dat [naam 2] de kwestie van de sleutel van haar locker in haar verklaring zou hebben genoemd, omdat aangenomen moet worden dat het uitlenen van de sleutel van de eigen locker door Riffort minder ernstig zal worden gevonden dan het (ongeoorloofd) uitlenen van een sleutel die toegang geeft tot de ruimte waar de sterke drank wordt bewaard.
4.8.
Verder acht het gerecht van belang dat de ter zitting door [verzoeker] gegeven verklaring niet spoort met zijn opmerking in het interview van 6 juli 2017 dat hij de geleende sleutel heeft gebruikt om de glazen deur van de bar te openen om naar de wc te gaan. Uit die verklaring moet immers worden afgeleid dat hij kennelijk niet uitsluitend de sleutel van de locker van [naam 2] had geleend, maar ook de sleutel die toegang geeft tot de bar. Ook valt die uitlating in het interview niet te rijmen met zijn opmerking ter zitting dat hij niet naar de bar ging, maar op weg was naar de ruimte van de lockers.
4.9.
Gelet op dit alles heeft [verzoeker] naar het oordeel van het gerecht de stelling van Riffort dat hij in bezit was van de sleutel die toegang geeft tot de opslagruimte voor sterke drank en dat hij probeerde zich tot die ruimte toegang te verschaffen onvoldoende concreet weersproken. De door Riffort gestelde feiten moeten daarom als vaststaand worden aangenomen.
4.10.
Het aldus vaststaande voorval is, gelet op de voorgeschiedenis van overtredingen en waarschuwingen, naar het oordeel van het gerecht dermate ernstig dat sprake is van een gedraging van [verzoeker] die tot gevolg heeft dat van Riffort redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst laten voortduren. Nu Riffort voorts voldoende voortvarend heeft gehandeld en de redenen voor de opzegging direct aan [verzoeker] heeft meegedeeld, is sprake van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
4.11.
Alle vorderingen van [verzoeker] stuiten hierop af. Een uitzondering geldt voor zijn verzoek om kosteloos te mogen procederen Dat verzoek heeft hij genoegzaam onderbouwd en is toewijsbaar.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoeker] worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 2.500 voor salaris gemachtigde.
Het voorwaardelijke verzoek van gedaagde
4.13.
Omdat niet kan worden uitgesloten dat in een eventueel hoger beroep anders zal worden geoordeeld over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet, heeft Riffort belang bij een beoordeling van haar voorwaardelijk ontbindingsverzoek.
4.14.
Uit de beoordeling van de vorderingen van [verzoeker] volgt dat naar het oordeel van het gerecht sprake is van een dringende reden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Voor toekenning van enigerlei ontbindingsvergoeding bestaat daarom geen grondslag.
4.15.
De arbeidsovereenkomst zal daarom voorwaardelijk worden ontbonden. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [verzoeker] worden veroordeeld in de proceskosten. Die worden begroot op NAf 450 voor griffierecht. Voor een afzonderlijke begroting van het gemachtigdensalaris ziet het gerecht geen aanleiding, nu aan het ontbindingsverzoek hetzelfde feitencomplex ten grondslag is gelegd als aan het verweer tegen de vordering van [verzoeker] en beide zaken ook gelijktijdig ter zitting zijn behandeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
In de zaak 2017/84199
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van Riffort, tot op heden begroot op NAf 2.500;
In de zaak CUR201702934
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van heden voor zover de arbeidsovereenkomst niet al op 7 juli 2017 is geëindigd;
5.4.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van Riffort, tot op heden begroot op NAf 450.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.