ECLI:NL:OGEAC:2017:209

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
AR 82177/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling studiekosten na verwijdering van de opleiding

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider N.V. (DCA) betaling van een bedrag van NAf 9.625,= van de gedaagde, die is verwijderd van de opleiding tot ARO Officer. De gedaagde had een studie-overeenkomst met DCA, waarin was vastgelegd dat bij verwijdering van de opleiding de gedaagde verplicht was om de studiekosten terug te betalen. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat de straf van verwijdering niet in verhouding staat tot de gemaakte fout, namelijk het hebben van een spiekbriefje tijdens een toets. DCA stelt echter dat de aanwezigheid van een spiekbriefje niet getolereerd kan worden en dat de gedaagde op de hoogte was van de gevolgen van zijn handelen. Het Gerecht oordeelt dat DCA in redelijkheid de gedaagde heeft kunnen verwijderen van de opleiding en dat de terugbetalingsverplichting van de gedaagde aan DCA blijft bestaan. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider N.V.,
gevestigd te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
tegen
[Gedaagde],
wonende te Curacao,
gedaagde,
aanvankelijk in persoon,
thans gemachtigde: mr. S.A.T. Ayubi-Haakmeester.
Partijen zullen hierna DCA en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift van 3 maart 2017;
- de ongedateerde conclusie van antwoord, gediend op de rol van 5 juni 2017;
- de aantekeningen van de griffier van de zitting van 14 november 2017.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
Op 26 januari 2016 is [gedaagde] met DCA een studie-overeenkomst aangegaan voor het volgen van een opleiding tot ARO Officer.
2.3.
Artikel 1 lid 2 van voormelde overeenkomst luidt: “deze studie-overeenkomst wordt door partijen aangegaan voor de duur van de Opleiding en zal van rechtswege komen te eindigen:
(i) op de dag van het behalen van het certificaat: “the Aeronautical Reporting Officer Course”
(ii) bij verwijdering door DC-ANSP van de Student van de Opleiding (..); of
(iii) bij het door de student stopzetten van de Opleiding.
2.4.
Artikel 4 van voormelde overeenkomst luidt als volgt: “In het geval dat de Student wordt verwijderd (…) van de Opleiding verplicht de Student zich om de studielening van ANG 1.000,= per maand aan DC-ANSP terug te betalen en onderstaande door DCA in verband met de Opleiding ten behoeve van de Student gemaakte kosten, vermeerderd met 10% aan rente, aan DCA terug te betalen (…)”.
2.5.
Bij brief van 6 juni 2016 heeft DCA [gedaagde], omdat hij van de Opleiding is verwijderd, een specificatie van zijn studieschuld ad NAf 9.625,= toegestuurd en terugbetaling gevorderd.
2.6.
Bij brief van 10 november 2016 heeft DCA [gedaagde] gesommeerd te betalen bij gebreke waarvan zonder nadere aankondiging tot het nemen van rechtsmaatregelen zou worden overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
DCA vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om [gedaagde]:
A. te veroordelen tot betaling van NAf 9.625,= aan DCA, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2016, althans met ingang van de dag van indiening van het verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening, alsmede buitengerechtelijke incassokosten van NAf 1.445,=, althans in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening;
B. te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de door DCA voorgeschoten en betaalde zegels, griffierechten en oproepingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
DCA legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is verwijderd van de Opleiding omdat hij is betrapt op het aanwezig hebben van een spiekbrief. Op grond van artikelen 4 en 11 van de overeenkomst dient [gedaagde] de ontvangen gelden terug te betalen aan DCA.
3.3. [
gedaagde] stelt dat hij alleen is betrapt op het hebben van een spiekbriefje. De straf van verwijdering en daarbovenop de geldvordering staat niet in verhouding tot de gemaakte fout. Hij heeft slechts twee boeken van DCA ontvangen en kopieën van de lesstof werden na de beginperiode niet meer gegeven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, zal [gedaagde] worden toegelaten om kosteloos procederen.
4.2.
De vraag die in deze aan de orde is, is of [gedaagde] de op grond van de studie-overeenkomst van 26 januari 2016 aan hem betaalde bedragen, dient terug te betalen.
4.3.
Door [gedaagde] is niet betwist dat, hetgeen is geconstateerd na afloop van het maken van een toets, hij een spiekbriefje had verstopt in zijn toegangsbatch. Dit kwam aan het licht omdat de batch was blijven liggen op de tafel waar [gedaagde] zijn toets had gemaakt. [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat hij een spiekbriefje bij zich had bij het maken van een toets doch stelt dat hij, omdat hij geen exemplaar van de Regulations had ontvangen, niet wist wat de gevolgen zouden zijn van het aanwezig hebben c.q. gebruik van een spiekbriefje. Als hij had geweten dat dit tot een verwijdering van de Opleiding zou kunnen leiden, had hij geen spiekbriefje meegenomen.
4.4.
Het behoeft geen betoog dat, zeker voor studenten zoals [gedaagde] die studeren aan een voortgezette dan wel beroepsopleiding, de aanwezigheid van een spiekbriefje niet kan worden getolereerd bij het maken van een toets. Niet te controleren valt dan immers of de toets op eigen kracht is gemaakt en of het behaalde cijfer een getrouw beeld geeft van de kennis van de betreffende student. Mede nu de mogelijkheid bestond dat DCA aan de (mede)studenten van de Opleiding een baan zou aanbieden en behaalde resultaten daarbij van (doorslaggevende) betekenis zullen zijn, was het ook voor de mede-studenten van [gedaagde] van belang dat de behaalde cijfers een getrouw beeld gaven van het kennen en kunnen van een student.
4.5.
Ter zitting is vast komen te staan dat de Regulations wel aan [gedaagde] waren toegestuurd maar dat ter zake verwijdering niets was vermeld over het aanwezig hebben van een spiekbriefje. Dat daarin niet expliciet is vermeld dat een spiekbriefje was verboden, betekent evenwel niet dat DCA [gedaagde] niet kon verwijderen van de Opleiding. Een dergelijk verbod acht het Gerecht, gelet ook op het vorenstaande, dermate vanzelfsprekend dat een expliciete vermelding in de Regulations niet noodzakelijk was. Gelet op het hiervoor overwogene, heeft DCA in redelijkheid aan de spiekbrief de consequentie van verwijdering kunnen verbinden. Dat de druk op [gedaagde] om verschillende redenen hoog was geeft geen aanleiding tot een ander oordeel.
4.6.
Door [gedaagde] is nog betoogd dat hij niet kan worden gehouden aan de in de overeenkomst opgenomen terugbetalingsplicht nu DCA geen kosten heeft gehad aan hem, althans dat de kosten van de Opleiding door DCA zelf dienen te worden gedragen als opleidingskosten voor (nieuwe) werknemers.
4.7.
DCA heeft het vorenstaande betwist. De Opleiding is niet aangeboden om nieuwe werknemers te werven. In de krant is niet geadverteerd met banen maar met de Opleiding. Kandidaten hebben er voor gekozen om de Opleiding te doen. Met de Opleiding kunnen studenten ook elders dan bij DCA gaan werken. Er is geen baangarantie gegeven. Er waren zes studenten. Daarvan zijn er vier geslaagd voor de Opleiding. Drie studenten hebben een baan bij DCA gekregen.
4.8.
Nu het door DCA in dit kader gestelde niet is betwist, althans, nu [gedaagde] heeft nagelaten om zijn standpunt tegenover het door DCA gestelde nader te onderbouwen, houdt het Gerecht het er voor dat DCA een (beroeps)opleiding heeft aangeboden waardoor studenten, na het behalen van de Opleiding, hier op het eiland of elders de functie van ARO Officer kunnen gaan vervullen. Door middel van de studie-overeenkomst is het de studenten financieel mogelijk gemaakt om de Opleiding te volgen en in dat kader te studeren. Niet kan uit de overeenkomst worden afgeleid dat sprake was van (nieuwe) werknemers van DCA. In artikel 5 van voormelde overeenkomst is niet meer vermeld dan dat DCA mogelijk een baan zou kunnen aanbieden na afronding van de Opleiding. Ook blijkt niet van een verplichting tot verrichten van arbeid.
4.9.
De terugbetalingsverplichting is daarbij niet uit de lucht komen vallen. Vooraf was duidelijk gemaakt dat de betaalde studiefinanciering zou dienen te worden terugbetaald bij verwijdering of het niet halen van de Opleiding. [gedaagde] wist dus waar hij aan toe was. Mede in aanmerking genomen het hiervoor overwogene, bestond dan ook geen beletsel om [gedaagde] te houden aan de bepalingen in de overeenkomst van 26 januari 2016. Dit brengt mee dat [gedaagde] de ontvangen gelden dient terug te betalen. De door [gedaagde] gestelde tekortkomingen van DCA ter zake de boeken en lesstof zijn betwist. Nu een nadere onderbouwing in dat kader is uitgebleven, kan dit niet leiden tot de conclusie dat [gedaagde] minder dient terug te betalen. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van het door DCA gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2017 tot de dag der algehele voldoening.
4.10.
Nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt door DCA, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
4.11. [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten ad NAf 450,- aan griffierechten, NAf 243,50 aan oproepingskosten en NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris (zijnde 2 punten ad tarief 3).

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
staat[gedaagde] toe om kosteloos te procederen;
-
veroordeelt[gedaagde] tot betaling aan DCA van een bedrag van NAf 9.625,= vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2017 tot de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt[gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van DCA tot op heden begroot op NAf 450,= aan griffierechten, NAf 243,50 aan oproepingskosten en NAf 1.000,= aan gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Scholte, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 december 2017.