In deze zaak heeft eiser, wonende te Curaçao, een kort geding aangespannen tegen de Ontvanger van het Land Curaçao. Eiser vordert de opheffing van een executoriaal beslag dat door de Ontvanger is gelegd ter zake van belastingschulden van de failliete vennootschap De Pers, waarvoor eiser als feitelijk beleidsbepaler wordt aangemerkt. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 november 2017 is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 december 2017. Eiser stelt dat hij ernstig nadeel ondervindt van het beslag op zijn onroerende zaken, wat door de Ontvanger niet is weersproken, waardoor het spoedeisend belang is aangetoond.
De Ontvanger heeft verweer gevoerd en stelt dat eiser hoofdelijk aansprakelijk is voor de belastingschulden van De Pers, omdat hij feitelijk de leiding had. Eiser betwist deze stelling en stelt dat hij niet als bestuurder kan worden aangemerkt, omdat hij niet zelfstandig beslissingen kon nemen zonder instemming van de formele bestuurder, de heer [naam 2]. Het gerecht overweegt dat om iemand als feitelijk beleidsbepaler aan te merken, er voldoende feiten moeten zijn die aantonen dat deze persoon daadwerkelijk het beleid van de vennootschap heeft bepaald.
Het gerecht concludeert dat de Ontvanger niet voldoende bewijs heeft geleverd dat eiser als feitelijk beleidsbepaler kan worden aangemerkt. Eiser heeft geen typische bestuurshandelingen verricht en de Ontvanger heeft geen concrete feiten aangedragen die wijzen op een actieve rol van eiser in het bestuur van De Pers. Daarom wordt de vordering van eiser tot opheffing van het beslag toegewezen, en wordt de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 19 december 2017.