In deze zaak heeft verzoekster, een kok die in dienst was bij de besloten vennootschap Romanina Express B.V., verzocht om de nietigheid van haar ontslag en doorbetaling van haar loon tot een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Verzoekster heeft op 27 september 2017 een verzoekschrift ingediend, maar is niet verschenen op de zitting van 30 november 2017. Romanina heeft verweer gevoerd en gesteld dat verzoekster de feiten niet volledig en naar waarheid heeft aangevoerd. Romanina betwist dat verzoekster op 14 november 2016 is weggestuurd en stelt dat zij zelf ontslag heeft genomen. Daarnaast heeft Romanina aangevoerd dat de vordering van verzoekster is verjaard, omdat de nietigheid van het ontslag niet binnen zes maanden is ingeroepen.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat het verzoek van verzoekster om kosteloos te mogen procederen toewijsbaar is, maar dat de verweren van Romanina slagen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoekster de feiten niet volledig en naar waarheid heeft aangevoerd, wat in strijd is met artikel 18c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Bovendien is de vordering van verzoekster verjaard, omdat zij de nietigheid van het ontslag niet tijdig heeft ingeroepen. Het Gerecht heeft daarom de vorderingen van verzoekster afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Romanina.
De beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma en is op 21 december 2017 in het openbaar uitgesproken.