ECLI:NL:OGEAC:2017:192

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
3 januari 2018
Zaaknummer
KG 83990/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en aanwezigheid van vermogensbestanddelen in kort geding

In deze zaak, PHANTON TRADE SP Z.O.O. tegen OUTERNATIONAL LIMITED, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding. PHANTON TRADE, een vennootschap naar Pools recht, heeft een vordering ingesteld tegen OUTERNATIONAL LIMITED, een vennootschap naar Brits recht, die niet is verschenen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 oktober 2017 is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 december 2017.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de oproeping van OUTERNATIONAL niet aan de geldende voorschriften voldeed, waardoor verstek niet kon worden verleend. Desondanks heeft het Gerecht geen aanleiding gezien om verder onderzoek te doen naar de oproeping, omdat de vordering van PHANTON TRADE niet voor toewijzing in aanmerking kwam. Het Gerecht heeft ambtshalve zijn internationale bevoegdheid onderzocht, gezien de woonplaats van beide partijen.

Het Curaçaose recht kent geen expliciete regels voor internationale bevoegdheid. Het Gerecht heeft de regel ‘distributie bepaalt attributie’ toegepast, maar kwam tot de conclusie dat geen van de wettelijke regels inzake relatieve bevoegdheid leidde tot internationale bevoegdheid. PHANTON TRADE's argument dat de aanwezigheid van vermogensbestanddelen op Curaçao voldoende zou zijn voor internationale bevoegdheid werd verworpen. Ook het beroep op artikel 103b Rv werd afgewezen, omdat dit niet analoog kan worden toegepast voor internationale bevoegdheid.

Uiteindelijk heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard om de vordering van PHANTON TRADE te behandelen, zonder een beslissing over proceskosten te nemen, aangezien OUTERNATIONAL niet was verschenen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van Polen,
PHANTON TRADE SP Z.O.O.,
gevestigd te Warschau,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.D. Zahavi,
tegen
de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
OUTERNATIONAL LIMITED,
gevestigd te Egham, Surrey,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Phanton Trade en Outernational genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, binnen gekomen op 16 oktober 2017;
- de mondelinge behandeling van 1 december 2017.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het gerecht heeft niet kunnen constateren dat ter zake de oproeping van Outernational is voldaan aan de daarvoor geldende voorschriften. Dit heeft tot gevolg dat (nog) geen verstek kan worden verleend tegen Outernational. Geen aanleiding bestaat echter om nader onderzoek te doen naar de oproeping van Outernational, nu de vordering van Phanton Tradees sowieso niet voor toewijzing in aanmerking komt. Daartoe overweegt het gerecht als volgt.
2.2.
Gelet op de woonplaats van beide partijen gaat het hier om een internationaal geval. Dat betekent dat het gerecht ambtshalve zijn bevoegdheid moet onderzoeken.
2.3.
Het Curaçaose recht kent geen geschreven regels inzake internationale bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak van dit Gerecht en van het Gemeenschappelijk Hof kan in voorkomend geval de regel ‘distributie bepaalt attributie’ worden toegepast. Toepassing van deze regel leidt ertoe dat de wettelijke regels inzake relatieve bevoegdheid tevens bepalen of het gerecht internationaal bevoegd is. Geen van de gevallen genoemd in de artikelen 95 tot en met 103a Rv leiden in dit geval echter tot bevoegdheid van het gerecht. Ook doet zich niet de situatie voor dat het gerecht toestemming heeft gegeven om conservatoir beslag te leggen op verzoek van Phanton Trade, zodat evenmin langs die route internationale bevoegdheid van het gerecht kan worden aangenomen (artikel 705 Rv). Onjuist is in dit verband de opvatting van Phanton Trade dat reeds de enkele aanwezigheid van vermogensbestanddelen op het grondgebied van Curaçao leidt tot internationale bevoegdheid van de rechter te Curaçao.
2.4.
Phanton Trade heeft daarnaast nog een beroep gedaan op artikel 103b Rv, dat deel uitmaakt van de paragraaf die handelt over relatieve bevoegdheid. Die bepaling houdt in dat, als de voorgaande artikelen geen bevoegde rechter aanwijzen, in dat geval de rechter in Curaçao bevoegd is. Deze bepaling leent zich niet voor analoge toepassing om ook de internationale bevoegdheid van het gerecht vast te stellen. Toepassing van die bepaling zou ertoe leiden dat de Curaçaose rechter altijd (internationaal) bevoegd is en die consequentie moet als exorbitant en daarmee onaanvaardbaar worden beschouwd. Het betoog van Phanton Trade wordt dus verworpen.
2.5.
De conclusie uit het voorgaande moet zijn dat het gerecht niet bevoegd is om te oordelen over de vordering van Phanton Trade. In die zin zal worden beslist. Nu niet is gebleken van proceskosten aan de zijde van Outernational, die immers niet is verschenen, ziet het gerecht geen aanleiding om een beslissing over de proceskosten te nemen.

3.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vordering
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.