ECLI:NL:OGEAC:2017:183
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over alimentatieverplichtingen na hernieuwde samenwoning
In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, die in het verleden gehuwd zijn geweest. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Eichhorn, vordert de opheffing van een executoriaal beslag dat door de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.L. Taylor, is gelegd voor achterstallige alimentatie. De alimentatieverplichting is voortgekomen uit een echtscheidingsbeschikking van 1 december 2009, waarin de eiser werd verplicht om maandelijks een bedrag van NAF 250 te betalen voor de verzorging van hun minderjarig kind. Na de echtscheiding hebben partijen enige tijd weer samengewoond, maar de relatie is in 2016 opnieuw verbroken. De eiser heeft in de periode van hernieuwde samenwoning geen alimentatie betaald, wat heeft geleid tot een achterstand van NAF 23.000. De gedaagde heeft daarop beslag gelegd op het salaris van de eiser.
De eiser stelt dat de alimentatieverplichting is verjaard en dat de gedaagde niet gerechtigd is om de alimentatie te incasseren, omdat dit aan de Voogdijraad zou moeten toekomen. Het Gerecht verwerpt deze verweren en oordeelt dat de alimentatieverplichting niet is verjaard, maar dat de gedaagde wel de incassomaatregelen kan treffen. Het Gerecht oordeelt dat de alimentatieverplichting voor de termijnen die langer dan vijf jaar geleden zijn vervallen, niet meer kan worden geëxecuteerd. Het Gerecht komt tot de conclusie dat het beslag moet worden verminderd tot NAF 3.250 voor de termijnen die zijn vervallen tot en met november 2017. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is op 29 november 2017 uitgesproken door mr. Th. Veling.