ECLI:NL:OGEAC:2017:179

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
KG 83931/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurovereenkomst en terbeschikkingstelling van sleutels

In deze zaak heeft FBTT Travel B.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, wonende in Nederland, met betrekking tot een huurovereenkomst voor een villa en een appartement in Vista Royal, Curaçao. De huurovereenkomst, gesloten op 31 mei 2017, voorzag in een huurperiode van 1 juni 2017 tot en met 30 mei 2018. FBTT heeft op 1 juni 2017 een bedrag van NAf 66.500,- betaald, maar heeft tot op heden alleen toegang tot het appartement en niet tot de villa. FBTT vordert in kort geding dat de gedaagde alle sleutels van het gehuurde overhandigt, een bedrag van NAf 17.500,- terugbetaalt, en dat de gedaagde het gehuurde niet zonder toestemming betreedt. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat FBTT de wederpartij is.

De rechter heeft geoordeeld dat FBTT recht heeft op de sleutels van de villa, aangezien de gedaagde niet heeft voldaan aan de huurovereenkomst door de villa niet ter beschikking te stellen. De vordering tot betaling van NAf 17.500,- is afgewezen, maar de rechter heeft wel een bedrag van NAf 2.500,- toegewezen als voorschot. Het verzoek om een verbod op het betreden van het gehuurde is afgewezen, evenals het verzoek om de tv box te retourneren. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot het betalen van proceskosten en heeft een dwangsom verbonden aan de bevelen tot afgifte van de sleutels en het verwijderen van de camera.

Het vonnis is uitgesproken op 9 november 2017 door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
De besloten vennootschap
FBTT Travel B.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.R. van Arkel ,
--tegen--
[Gedaagde],
wonende in Nederland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Schmitz.
Partijen zullen hierna FBTT en [gedaagde] genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
FBTT heeft op 6 oktober 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Vervolgens heeft op 31 oktober 2017 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd, aan de hand van overgelegde pleitnotities / aantekeningen. Op voorhand heeft mr. Van Arkel aanvullende producties X tot en met XX toegezonden en mr. Schmitz een productie zijdens mevrouw [gedaagde] en een productie bestaande uit whatsapp-berichten.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In de huurovereenkomst van 31 mei 2017 staan als partijen aangeduid:
‘[gedaagde]’ als
the Lessorenerzijds en ‘FBTT Travel B.V.’ als
the Lesseeanderzijds. Het huurobject bestaat uit een villa en een bijbehorend appartement te Vista Royal, gelegen op hetzelfde perceel als waar tevens de woning van [gedaagde] staat. De huurovereenkomst is gesloten voor de periode van 1 juni 2017 tot en met 30 mei 2018. Voorts is in de huurovereenkomst onder B bepaald:
From June 1st 2017 till August 1st 2017 the Lessee will stay in the apartment for a rent of Nafl. 3.000,00. Starting August 1st the Lessee move to the villa till and of the contract. The rent will be Nafl. 5.500,- a month and will be paid in advance for the first year (Ang. 66.500,00 …)
2.2.
Op 1 juni 2017 heeft FBTT een bedrag van NAf 66.500,- betaald aan [gedaagde].
2.3.
Tot op heden heeft FBTT slechts de beschikking over het appartement en niet over de villa.
2.4. [
Gedaagde] is bezig met de verkoop van het huurobject.

3.Het geschil

3.1.
FBTT vordert - samengevat - dat het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, naast een kostenveroordeling:
a- [gedaagde] zal bevelen om alle sleutels van het gehuurde te overhandigen, op last van een dwangsom;
b- [gedaagde] zal veroordelen om als voorschot een bedrag van NAf 17.500,- te betalen aan teveel betaalde huur;
c- [gedaagde] zal verbieden om zonder toestemming het gehuurde te betreden, op last van een dwangsom;
d- [gedaagde] zal bevelen om de camera’s die zicht hebben op het gehuurde te verwijderen, op last van een dwangsom;
e- [gedaagde] zal bevelen de tv box te retourneren, op last van een dwangsom.
3.2.
FBTT heeft aan haar vordering nakoming van de huurovereenkomst ten grondslag gelegd.
3.3. [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak, namelijk nakoming van huurgenot waarvoor al is betaald, terwijl dit niet wordt verschaft. Het verweer dienaangaande wordt verworpen.
4.2. [
Gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat FBTT niet de wederpartij is, zodat zij niet ontvankelijk moet worden verklaard. Dit verweer houdt geen stand. In de huurovereenkomst, die door de door [gedaagde] ingeschakelde Hoogendoorn van Vastgoed Beheer Curacao B.V. is opgesteld, staat FBTT als partij. In de huurovereenkomst staat onder 16 bovendien een bepaling betreffende het verbod om ‘advertisement boards’ op het terrein te gebruiken, hetgeen duidt op een overeenkomst met een vennootschap. Tevens blijkt uit de verklaring van Teunissen van 25 oktober 2017 dat Hoogendoorn wist dat Teunissen namens FBTT een woning zocht. Dat [gedaagde] in de veronderstelling verkeerde dat ze te maken had met Teunissen als wederpartij / huurder komt gezien het vorenstaande voor haar risico.
4.3.
Partijen verschillen van inzicht over de duur van de huurperiode. Volgens FBTT is dat een jaar (ingevolge de huurovereenkomst) en volgens [gedaagde] is nader met Teunissen afgesproken dat de huurovereenkomst eerder zal eindigen, namelijk per december 2017. Het bestaan van deze nadere overeenkomst, in afwijking van de huurovereenkomst, wordt nadrukkelijk door FBTT bestreden. Het bestaan van een nadere overeenkomst blijkt niet uit de stukken die in dit geding zijn overgelegd. [Gedaagde] heeft desgevraagd aangegeven (nog) niet te zijn overgegaan tot het terugbetalen van een deel van de reeds vooruit betaalde huurpenningen aan FBTT, hetgeen bij het bestaan van een nadere overeenkomst voor de hand zou liggen. Als reden gaf [gedaagde] aan dat Teunissen aan haar niet heeft bevestigd dat hij het gehuurde eerder zal verlaten. Bij deze stand van zaken is het bestaan van een nadere overeenkomst niet aannemelijk en zal vooralsnog bij de verdere beoordeling worden uitgegaan van een huurovereenkomst voor de duur van een jaar.
4.4.
Aangezien FBTT nog niet beschikt over de door haar gehuurde villa zal de vordering met betrekking tot de sleutels (3.1. onder a) worden toegewezen.
4.5.
In het verzoekschrift is een bedrag van NAf 17.500,- gevorderd (3.1. onder b). Ter zitting is door FBTT toegelicht dat dit bedrag als volgt is samengesteld. Gedurende de maanden juni en juli 2017 is NAf 3.000,- voor het appartement betaald, terwijl een realistische huurprijs NAf 2.000,- bedraagt. Het bedrag van NAf 3.000,- was volgens FBTT immers mede gebaseerd op het vooruitzicht dat de villa zou worden betrokken vanaf 1 augustus 2017, hetgeen niet is gebeurd. Dat levert een post op van NAf 2.000,-. Voor de maanden augustus, september en oktober 2017 is NAf 5.500,- betaald, terwijl slechts het appartement (à NAf 2.000,- per maand) beschikbaar is zodat 3 maal NAf 3.500,- teveel is betaald, in totaal NAf 10.500,-, aldus nog steeds FBTT. Bij elkaar opgeteld komt dat op een bedrag van NAf 12.500,-, anders dan - door een vergissing in de berekening van de zijde van FBTT - is gevorderd.
4.6.
Ter zitting heeft FBTT de eis gewijzigd. Aan bovengenoemde posten zijn nog twee bedragen toegevoegd betreffende verminderd huurgenot en betreffende een porchset van huurder. Van dit bedrag trekt FBTT de na het verzoekschrift door [gedaagde] teruggestorte NAf 10.000,- af, zodat per saldo een bedrag van NAf 10.250,- wordt gevorderd. Deze eiswijziging is in feite een eisvermeerdering door de bijkomende posten. Deze eiswijziging blijft buiten beschouwing op grond van artikel 109 lid 1 Rv nu deze tardief is.
4.7.
Uitgegaan wordt derhalve van de oorspronkelijke eis van NAf 12.500,- minus NAf 10.000,- = NAf 2.500,-. Dit bedrag is bij wijze van voorschot toewijsbaar. Dit geldt ook voor de vordering dat [gedaagde] NAf 3.500,- per maand terugbetaalt vanaf 1 november 2017 tot de dag dat [gedaagde] de sleutels van het gehuurde overhandigt. Het Gerecht stelt voorshands oordelend vast dat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan de huurovereenkomst door het niet ter beschikking stellen van de villa per 1 augustus 2017, waardoor het niet redelijk is dat FBTT wel zou zijn gebonden aan de in de huurovereenkomst bepaalde prijs van NAf 3.000,- huur per maand voor het appartement. Die prijs was immers zo bepaald in de verwachting dat de villa zou worden betrokken per 1 augustus 2017, aldus is gemotiveerd gesteld en niet weersproken. Daarom kan niet van FBTT worden gevergd dat zij ondanks de niet nakoming van de zijde van [gedaagde], toch zou zijn gehouden om NAf 3.000,- per maand te betalen voor het appartement. Een bedrag van NAf 2.000,- per maand wordt voorlopig oordelend passend geacht. Aan het verweer dat de kort gedingrechter geen huurprijs mag vaststellen wordt voorbij gegaan. Bovengenoemde overweging heeft immers niet de strekking van een huurprijsvaststelling, maar betreft een beoordeling van de aannemelijkheid van het bestaan en de omvang van de vordering van FBTT.
4.8.
Het gevorderde verbod om het gehuurde te betreden wordt afgewezen (3.1. onder c). In onvoldoende mate is gebleken dat het aannemelijk is dat [gedaagde] dit zal gaan doen in de toekomst. Het gegeven dat het in het verleden een keer is gebeurd biedt geen grondslag voor toewijzing van een dergelijk algemeen geformuleerd verbod.
4.9.
Het bevel om de camera’s te verwijderen (3.1. onder d) wordt in die zin toegewezen dat [gedaagde] de camera die is gericht op (de wc van) het appartement zal dienen te verwijderen. Voor een verder verbod ontbreekt het aan voldoende concrete informatie.
4.10.
Het bevel om de tv box te retourneren (3.1. onder e) wordt eveneens afgewezen. In de villa bevindt zich een tv box, zo is ter zitting naar voren gekomen, en de villa zal ter beschikking worden gesteld zodat [gedaagde] aldus aan haar verplichting uit de huurovereenkomst (onder D.) voldoet.
4.11.
Het Gerecht zal een (te maximeren) dwangsom verbinden aan het bevel tot afgifte van de sleutels en het verwijderen van de camera gericht op de wc van het appartement.
4.12. [
Gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van FBTT tot op heden begroot op NAf 450,- en NAf 303,- aan verschotten en NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
beveelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle sleutels van het gehuurde aan FBTT te overhandigen, onder last van een dwangsom van 500,- per dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde] dit bevel niet nakomt met een maximum van NAf 50.000,-;
5.2.
beveelt [gedaagde] om de camera die zicht heeft op het appartement te verwijderen en verwijderd te houden, onder last van een dwangsom van 500,- per dag of per gedeelte van de dag dat [gedaagde] dit bevel niet nakomt met een maximum van NAf 50.000,-;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van NAf 2.500,- aan FBTT, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met NAf 3.500,- per maand of gedeelte daarvan berekend vanaf 1 november 2017 tot de dag dat is voldaan aan het bevel onder 5.1;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de FBTT tot op heden begroot op NAf. 753,- aan verschotten en NAf. 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 november 2017.