ECLI:NL:OGEAC:2017:176

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
EJ 83672/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en toekenning van een ontbindingsvergoeding

In deze zaak heeft CMS Trust N.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die sinds 2009 in dienst was als administrateur. CMS heeft het verzoek ingediend op basis van een dringende reden, namelijk het niet opvolgen van redelijke instructies en het niet betalen van facturen. [Verweerster] is op staande voet ontslagen, maar heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen. Tijdens de zitting op 19 oktober 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat CMS niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende reden. Het Gerecht heeft ook overwogen dat er sprake was van veranderingen in de omstandigheden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Uiteindelijk heeft het Gerecht besloten om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 20 november 2017 en heeft het CMS een ontbindingsvergoeding van NAf 30.000,- aan [verweerster] toegekend. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd, afhankelijk van de beslissing van CMS om het ontbindingsverzoek in te trekken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
De naamloze vennootschap
CMS TRUST N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.B. Wilsoe,
tegen
[verweerster],
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. X.C.B. Bakhuis.
Partijen zullen hierna CMS en [verweerster] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
CMS heeft op 7 september 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is ter zitting behandeld op 19 oktober 2017. Op voorhand hadden beide partijen stukken aan het Gerecht doen toekomen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal wijzen.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
verweerster] is als secretaresse in dienst getreden bij CMS op 12 augustus 2009. Per 1 oktober 2009 werkt zij voor CMS als administrateur, laatstelijk tegen een salaris van NAf 3.750,- per maand.
2.2.
Begin juli 2017 werd door CMS geconstateerd dat er een achterstand was in de betalingen door CMS aan notaris Burgers.
2.3.
Per brief van 13 juli 2017 van CMS aan [verweerster], die op 28 juli 2017 aan haar is overhandigd, is [verweerster] op staande voet ontslagen. In de brief staat:
Begin van deze maand is geconstateerd dat jij jarenlang Notaris Burgers niet betaald hebt ondanks instrukties alle nota’s welke ontvangen worden voor het eind van de maand te voldoen. (…)
Eveneens hebben wij geconstateerd dat jij tegen alle instrukties in, niet de Kamer van Koophandel bijdrage afgedragen hebt voor klanten die hun januari nota betaald hebben. (…)
Jouw grove nalatigheden hebben de bedrijfsvoering van CMS (…) zeer ernstig geschaad, waardoor zelfs de continuïteit van het bedrijf in gevaar is gebracht.
Het is niet langer verantwoord jou te handhaven in de positie waarvoor jij bent aangenomen en CMS (…) heeft besloten het dienstverband met jou per onmiddellijk te beeindigen.
2.4.
Per brief van 14 augustus 2017 heeft [verweerster] de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

3.Het geschil

3.1.
CMS verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, de arbeidsovereenkomst voor zover deze nog bestaat met onmiddellijke ingang te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding en met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2.
CMS legt primair aan de vordering ten grondslag dat er sprake is van een dringende reden, namelijk het weigeren door [verweerster] om te voldoen aan redelijke instructies. Subsidiair is er volgens CMS sprake van veranderingen in de omstandigheden.
3.3. [
verweerster] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats geldt het volgende. [verweerster] heeft als verweer onder meer aangevoerd dat er geen sprake was van een dringende reden voor ontslag. In het verweer van [verweerster] ligt het betoog besloten dat het ontslag op staande als nietig dient te worden aangemerkt. CMS heeft zich geconcentreerd op het verzoek tot (voorwaardelijke) ontbinding en heeft geen standpunt ingenomen over de nietigheid van het ontslag op staande voet. Voorts heeft CMS de stelling betrokken dat er sprake was van een uitgestelde dringende reden (en kennelijk niet een acute dringende reden). Voorgaande leidt tot de slotsom dat CMS het betoog van [verweerster] niet heeft weersproken zodat aangenomen kan worden dat het ontslag op staande voet als nietig dient te worden aangemerkt. Bij de verdere beoordeling neemt het Gerecht tot uitgangspunt dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat.
4.2.
Vervolgens is de vraag of de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden op grond van een uitgestelde dringende reden. Volgens CMS is er tijdens de vakantie van [verweerster] plotseling ontdekt dat er allerlei facturen (van een notaris) niet waren geboekt door [verweerster]. Dit heeft volgens CMS geleid tot een claim van die notaris van NAf 250.000,-. [verweerster] heeft gemotiveerd en onderbouwd bestreden dat er zij rekeningen onbetaald heeft gelaten en/of boekingen niet heeft uitgevoerd. Volgens [verweerster] heeft zij de boekingen over het jaar 2016 wel verricht en over het jaar 2017 voor een deel wellicht niet, maar daarvoor bestond een reden. Soms waren er namelijk dubbele facturen of diende er nog eerst een check plaats te vinden alvorens te boeken. Om die reden liepen boekingen soms achter en dit was bekend bij CMS. CMS heeft hier onvoldoende tegenover gesteld. Hierdoor is in rechte niet komen vast te staan dat er sprake was van een uitgestelde dringende reden. Mocht CMS hebben willen betogen dat genoemde ontdekking de druppel was die de emmer deed overlopen dan is dat niet uit de verf gekomen. In het dossier ontbreekt het immers aan bewijzen dat eerder met [verweerster] is gesproken over haar beweerdelijk slechte manier van werken.
4.3.
Partijen zijn het er over eens dat er sprake is van veranderingen in de omstandigheden van dien aard dat de dienstbetrekking behoort te eindigen. Ingevolge lid 5 van artikel 7A:1615w BW kan de rechter, als hem/haar dat met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, aan een van de partijen een vergoeding toekennen. Volgens CMS hoeft zij geen vergoeding te betalen en volgens [verweerster] heeft zij recht op een vergoeding van NAf 55.975,02. Voor wat betreft verwijtbaarheid van de verstoorde verhouding wijzen partijen naar elkaar. Volgens CMS werkte [verweerster] niet goed, was ze recalcitrant en volgde zij instructies niet goed op. Volgens [verweerster] werd ze door haar leidinggevende [naam] gepest en was ze overbelast omdat ze feitelijk werk voor twee personen verrichtte. Het Gerecht zal op grond van het voorgaande - waarbij geldt dat CMS meer had moeten stellen om te kunnen concluderen tot verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerster] - uitgaan van enige verwijtbaarheid aan de zijde van CMS. Voorts weegt mee dat [verweerster] naar voren heeft gebracht dat ze actief op zoek is naar ander werk, maar dat dat tot op heden niet is gelukt zodat zij een overbrugging nodig heeft. In dat verband heeft overigens ook te gelden dat [verweerster], die 31 jaar is, relevante werkervaring heeft zodat aannemelijk is dat zij binnenkort werk zal vinden. Tenslotte wordt mede in aanmerking genomen dat [verweerster] vanaf 2009 bij CMS heeft gewerkt. Het Gerecht acht het op grond van al het voorgaande billijk dat aan [verweerster] een ontbindingsvergoeding wordt uitgekeerd van bruto NAf 30.000,-. In deze vergoeding wordt geacht cessantia te zijn begrepen.
4.4.
Op grond van artikel 7A:1615w lid 6 BW zal CMS de gelegenheid krijgen, zoals hierna is beslist, om het ontbindingsverzoek in te trekken.
4.5.
In de hoedanigheid van partijen ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren in het geval CMS het ontbindingsverzoek niet intrekt.

5.De beslissing

Het Gerecht:

staat[verweerster] toe kosteloos te procederen;
steltpartijen ervan in kennis voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst tegen 20 november 2017 te ontbinden, onder toekenning van een vergoeding als hierna is vermeld;
bepaaltdat CMS de gelegenheid heeft om het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 19 november 2017 te 12:00 uur ter griffie ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
veroordeeltCMS voor zover zij haar verzoek intrekt, in de proceskosten aan de zijde van de [verweerster] begroot op een bedrag van NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
voor het geval CMS het verzoek niet intrekt wordt alvast als volgt beslist:
ontbindtde arbeidsovereenkomst met ingang van 20 november 2017;
kentaan [verweerster] ten laste van CMS een vergoeding toe van NAf 30.000,- en veroordeelt CMS, voor zover nodig, tot betaling van dit bedrag aan [verweerster];
compenseertde proceskosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 november 2017.