ECLI:NL:OGEAC:2017:149

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
19 oktober 2017
Zaaknummer
KG83693 /2017 en EJ 83754/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst in kort geding

In deze zaak, die op 6 oktober 2017 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een kort geding waarin [eiser/verweerder] een verzoek heeft ingediend tegen de besloten vennootschap JDR Supplies & Services B.V. (hierna: JDR) naar aanleiding van een ontslag op staande voet. [Eiser/verweerder] was sinds 2 september 2011 in dienst bij JDR als Plant Mechanic/Pipe Fabricator en werd op 16 augustus 2017 geschorst door Isla, de opdrachtgever van JDR, vanwege vermeende diefstal en het geven van valse verklaringen. JDR heeft [eiser/verweerder] op 22 augustus 2017 op staande voet ontslagen, wat [eiser/verweerder] betwistte en aanvoerde dat het ontslag niet rechtsgeldig was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 september 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [Eiser/verweerder] vorderde doorbetaling van zijn loon over de periode van 16 augustus tot 23 augustus 2017 en verzocht om het ontslag op staande voet nietig te verklaren. JDR verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewijzigde omstandigheden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er voldoende redenen waren voor het ontslag op staande voet, gezien de omstandigheden en het bewijs dat [eiser/verweerder] betrokken was bij de diefstal van koper.

Het Gerecht oordeelde dat JDR terecht had besloten tot ontslag op staande voet en dat er gewichtige redenen waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van [eiser/verweerder] tot doorbetaling van het loon werd gedeeltelijk toegewezen, terwijl het verzoek van JDR tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding
In de zaak van:
[eiser/verweerder],
wonende te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. K. de l’Isle,
tegen
de besloten vennootschap
JDR Supplies & Services B.V.,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.
Beschikking
In de zaak van:
de besloten vennootschap
JDR Supplies & Services B.V.,
gevestigd te Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.
tegen
[eiser/verweerder],
wonende te Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. K. de l’Isle.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en JDR genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

In beide zaken

1.1.
Op 12 september 2017 heeft [eiser/verweerder] een kort geding verzoekschrift met producties ingediend. Ten behoeve van de behandeling ter zitting heeft [eiser/verweerder] aanvullende producties ingediend. Op 18 september 2017 heeft JDR een verzoekschrift tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Ten behoeve van de behandeling ter zitting heeft JDR aanvullende producties ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling van beide zaken op 22 september 2017 hebben beide gemachtigden gepleit aan de hand van pleitnota’s. Ter zitting zijn door JDR aangeleverde videobeelden bekeken.
1.2.
Na verder debat is uitspraak in beide zaken bepaald op heden.

2.De feiten

In beide zaken

2.1. [
eiser/verweerder] is sinds 2 september 2011 in dienst van JDR in de functie van Plant Mechanic/Pipe Fabricator tegen een bruto salaris van NAf 17,26 per uur.
2.2.
JDR stelt, als onderaannemer, werknemers ter beschikking aan the Ron Machine Shop (hierna: DRMS) voor het uitvoeren van werkzaamheden voor Curaçao Refinery Utilities (hierna: CRU) op het terrein van Refineria Isla (hierna: Isla).
2.3.
De werknemers van DRMS en de onderaannemers die werken op het Isla terrein, dienen zich te houden aan de regels en procedures van Isla.
2.4.
Bij brief van 16 augustus 2017 heeft Isla DRMS, onder meer, bericht dat [eiser/verweerder] is geschorst voor onbepaalde tijd, dat hem de toegang tot het terrein ontzegd en zijn toegangspas door Isla is geblokkeerd, kort gezegd, vanwege het overtreden van de bedrijfsregels en procedures nu hij betrokken was bij een diefstal en valse verklaringen heeft afgegeven. [eiser/verweerder] heeft het terrein verlaten met voorwerpen in zijn hand terwijl hij daarvoor geen toestemming had.
2.5.
JDR heeft [eiser/verweerder] bij brief van 22 augustus 2017 waarbij een kopie van voormelde brief van 16 augustus 2017 was gevoegd, op staande voet ontslagen. In de brief staat vermeld: (..) “Naar aanleiding van de brief van de Refineria di Korsow ISLA, hierna ISLA, delen mij u het volgende mede: U wordt per direct ontslagen. Het is onacceptabel dat u niet meewerkt met de veiligheidsdienst van de ISLA en valse verklaringen geeft aan de ISLA. Het is ook onacceptabel dat u dingen uit de ISLA meeneemt zonder een schriftelijke autorisatie van de ISLA (..)”.
2.6.
Bij brief van 31 augustus 2017 heeft [eiser/verweerder] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en verzocht om doorbetaling van het loon.

3.Het geschil

Verzoek [eiser/verweerder]

3.1.
Eiser vordert om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
gedaagde te bevelen om vanaf 23 augustus 2017 het loon van eiser ad NAf 17,26 bruto per uur, vermeerderd met de overeengekomen emolumenten alsook de wettelijke- en vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW, aan eiser te betalen en blijven betalen zolang de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Subsidiair
gedaagde te bevelen om over de periode 16 augustus 2017 tot en met 23 augustus 2017 het loon van eiser ad NAf 17,26 bruto per uur, vermeerderd met de overeengekomen emolumenten alsook de wettelijke en vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW, aan eiser te betalen;
en gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Verzoek JDR
3.2.
JDR verzoekt het Gerecht om wegens gewichtige redenen in de zin van gewijzigde omstandigheden met onmiddellijke ingang de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, zulks voor het geval dat in kracht van gewijsde in rechte vast komt te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 22 augustus 2017 nog bestaan, zonder toekenning van enige vergoeding aan [eiser/verweerder], met veroordeling van hem in de kosten van deze procedure.
In beide verzoeken
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verzoek [eiser/verweerder]

4.1. [
eiser/verweerder] stelt dat JDR hem niet meer heeft betaald vanaf 16 augustus 2017 terwijl hij pas op 23 augustus 2017 is ontslagen. [eiser/verweerder] verzoekt om deze dagen door te betalen. [eiser/verweerder] verzoekt voorts om het gegeven ontslag op staande voet van 23 augustus 2017 nietig te verklaren onder veroordeling van JDR tot doorbetaling van het loon. Nu sprake is van een vordering tot (door)betaling loon is het spoedeisend belang in deze in voldoende mate gegeven.
4.2.
Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is nodig dat in voldoende mate aannemelijk is dat die vordering ook in een bodemprocedure zal worden toegewezen, in die zin dat geoordeeld zal worden dat de opgegeven dringende reden voor het ontslag op staande voet, het ontslag kan dragen.
4.3.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een dringende reden. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Daarnaast is nodig dat de reden voor het ontslag onverwijld aan de wederpartij is medegedeeld. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag dienen alle omstandigheden van het geval, inclusief de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, in onderling verband en samenhang in aanmerking te worden genomen.
4.4. [
eiser/verweerder] stelt dat JDR hem ten onrechte op staande voet heeft ontslagen nu geen sprake is van een dringende reden, althans niet duidelijk is welke dringende reden tot het ontslag heeft geleid. [eiser/verweerder] heeft geen valse verklaringen afgelegd en hem is niet duidelijk welke dingen hij zou hebben meegenomen. Daarbij is hij gehoord naar aanleiding van gedragingen op 4 augustus 2017 terwijl de brief van Isla spreekt over gedragingen op 16 augustus 2017. De bepaling in de cao dat bij uitsluiting van het Isla terrein ontslag volgt, moet nietig worden geacht. Ook is het ontslag niet onverwijld gegeven. Tot slot is het ontslag op staande voet in deze een te vergaande maatregel.
4.5.
JDR betwist het vorenstaande en stelt dat het [eiser/verweerder] vanaf het begin af aan en door de ontslagbrief, duidelijk is geweest, althans moet zijn geweest, dat hij verdacht werd van het stelen van koper. Het ontslag is onverwijld gegeven nu het ontslag drie dagen nadat JDR door DRMS op de hoogte was gesteld van de door Isla genomen maatregel, heeft plaatsgevonden.
4.6.
Het Gerecht overweegt in dit kader als volgt. Onbetwist staat vast dat CRU op 7 augustus 2017 een melding heeft gekregen dat [eiser/verweerder] op 4 augustus 2017 om 14.15 uur in een magazijn van CRU een koperen plaat van een transformator heeft verwijderd met behulp van een slijpmachine. Niet betwist is dat op de foto’s van de transformator is te zien dat twee platen missen. Bij navraag bij [eiser/verweerder] heeft deze verklaard dat hij alleen in de ochtend in het magazijn geweest en niet op het voornoemde tijdstip. [eiser/verweerder] heeft daarbij ontkend koper te hebben gestolen.
4.7.
Dezelfde dag nog heeft CRU het incident aan Isla gemeld, die daarop een nader onderzoek is gestart. In dat kader heeft Isla [eiser/verweerder] verhoord en hem gevraagd naar zijn werkzaamheden op 4 augustus 2017. Op 16 augustus 2017 heeft Isla [eiser/verweerder] videobeelden van toegangspoort van Isla op 4 augustus 2017 rond 14.42 uur getoond. Voormelde beelden zijn ook getoond ter zitting. Niet in discussie is dat daarop is te zien dat [eiser/verweerder] om 14.42 uur het Isla terrein verlaat met een voorwerp op zijn arm c.q. in zijn hand. Na vijf minuten verschijnt [eiser/verweerder] weer in beeld en is te zien dat hij het Isla terrein weer oploopt. Op dat moment had hij niets meer bij zich. Op 16 augustus 2017 heeft [eiser/verweerder] tegenover Isla geweigerd om te verklaren over hetgeen op de beelden te zien is. Ter zitting heeft [eiser/verweerder] verklaard dat hij inderdaad wat bij zich had maar dat dat zijn broodtrommel was. Hij wilde die vast naar zijn auto brengen omdat deze, doordat hij kleren in zijn tas mee terug moest nemen, niet meer zou passen in zijn tas die dag.
4.8.
Relevant in het kader van de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, is de omstandigheid dat Isla op 16 augustus 2017 een brief gestuurd aan DRMS, die JDR daar vervolgens weer van op de hoogte heeft gesteld. JDR heeft, hetgeen onbetwist is gebleven, gesteld dat zij vervolgens drie werkdagen heeft genomen voor onderzoek en intern beraad en [eiser/verweerder] bij brief van 22 augustus 2017 heeft ontslagen. Volgens [eiser/verweerder] heeft hij deze brief op 23 augustus 2017 ontvangen.
4.9.
Vast staat dat [eiser/verweerder] door JDR was uitgeleend aan DRMS om werkzaamheden voor CRU te verrichten op het Isla terrein. Nu sprake was van een diefstal uit het magazijn van CRU dat zich op het terrein van Isla bevindt, is het begrijpelijk dat zowel CRU als Isla onderzoek hebben verricht naar de diefstal en dat JDR, voor zover JDR al vanaf 7 augustus 2017 van de diefstal heeft geweten, de uitkomst van dit onderzoek heeft afgewacht alvorens te beslissen omtrent het voortduren van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Vast staat dat JDR na ontvangst van de brief van 16 augustus 2017, drie werkdagen genomen voor onderzoek en intern beraad. Onder de geschetste omstandigheden is (de reden voor) het ontslag naar het voorlopig oordeel van het Gerecht voldoende onverwijld gegeven.
4.10.
Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht heeft JDR daarbij op basis van onder 4.6. vermelde melding, foto’s, verklaringen en videobeelden terecht kunnen concluderen tot een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Er is daarbij niets gesteld of gebleken op grond waarvan zou dienen worden getwijfeld aan de verklaring van de melder van het incident. Ook heeft te gelden dat, conform de melding, is geconstateerd dat er platen ontbraken van de transformator. [eiser/verweerder] heeft bovendien verklaard dat hij die dag in het magazijn is geweest. Op de videobeelden van 14.42 uur, welk tijdstip een klein half uur na het in de melding genoemde tijdstip van verwijdering van de platen betreft, wordt [eiser/verweerder] dan gezien met een voorwerp op zijn arm c.q. in zijn hand. Dat zulks een lege broodtrommel was, die, omdat zijn tas vol was met zijn kleren, niet meer in zijn tas paste en daarom reeds, ver na de lunchtijd, naar de auto diende te worden gebracht, acht het Gerecht niet aannemelijk. Zonder nadere toelichting welke ontbreekt, valt niet in te zien dat deze broodtrommel van geringe omvang en gewicht niet in de hand of een tasje had kunnen worden vervoerd naast zijn andere tas. Mede nu de stelling dat sprake was van een broodtrommel eerst ter zitting is geponeerd, houdt het Gerecht het ervoor dat [eiser/verweerder] de koperen platen heeft verwijderd en, al dan niet in stukken en mogelijk door middel van gebruik van een broodtrommel, zich heeft toegeëigend. Onder deze omstandigheden kon niet van JDR worden gevergd om de dienstbetrekking te laten voortduren. Daarbij geldt dat nu [eiser/verweerder] reeds vanaf 7 augustus 2017 wist dat er melding was dat hij op 4 augustus 2017 koper had gestolen en hem op 16 augustus 2017 beelden zijn getoond van 4 augustus 2017, het [eiser/verweerder] bij ontvangst van de ontslagbrief duidelijk moet zijn geweest dat hij werd ontslagen vanwege diefstal van koper.
4.11.
Nu het overige door [eiser/verweerder] gestelde geen aanleiding geeft tot een ander oordeel, is onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter, indien geadieerd, de vordering tot doorbetaling loon zal toewijzen. De vorderingen in kort geding zullen dan ook worden afgewezen.
4.12.
Door JDR is niet betwist dat het loon van [eiser/verweerder] van 16 augustus 2017 tot 23 augustus 2017 niet is betaald. Nu deze periode is gelegen voor het ontslag op staande voet en niet is gebleken waarom dit is nagelaten, dient er van te worden uitgegaan dat zulks zonder grond is geschied. Het Gerecht zal, voor zover de betaling nog niet is geschied, de subsidiaire vordering toewijzen.
Verzoek JDR
4.13.
De vraag die in deze beantwoord moet worden is of sprake is van zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve, dadelijk of op korte termijn, dient te worden ontbonden.
4.14.
Deze vraag wordt, onder verwijzing naar het hiervoor overwogene, bevestigend beantwoord. Door de gedragingen van [eiser/verweerder] heeft JDR in redelijkheid het vertrouwen in [eiser/verweerder] kunnen verliezen. Een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst behoort daardoor niet meer tot de reële mogelijkheden. Het vorenstaande geldt te meer nu CRU en Isla te kennen hebben gegeven [eiser/verweerder] niet meer te zullen toelaten tot het werk en niet is betwist dat bij JDR geen ander passend werk voor handen is. Dit leidt tot de slotsom dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden, die gewichtige redenen vormen, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst, voor zover in rechte komt vast te staan dat deze niet op 23 augustus 2017 is geëindigd, op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen per heden (voorwaardelijk) ontbinden zonder toekenning van een vergoeding, nu in het voor overwogene ligt besloten dat die veranderingen in de omstandigheden aan [eiser/verweerder] te wijten zijn.
In beide verzoeken
4.15.
In de gewezen arbeidsrelatie ziet het Gerecht aanleiding om te bepalen dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Verzoek [eiser/verweerder]
rechtdoende in kort geding:
- beveelt JDR om, voor zover de betaling nog niet is geschied, [eiser/verweerder] het loon over de periode van 16 augustus 2017 tot en met 23 augustus 2017 te betalen, vermeerderd met de overeengekomen emolumenten alsook de wettelijke en vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW;
- verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Verzoek JDR
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met onmiddellijke ingang, zulks voor het geval dat in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 23 augustus 2017 nog bestaat;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
In beide verzoeken
- bepaalt dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis in kort geding is gewezen, en deze beschikking is gegeven, door
mr. M.W. Scholte, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.