In deze zaak, uitgesproken op 2 oktober 2017 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een vordering van de naamloze vennootschap Ennia Caribe Leven N.V. (hierna: Ennia) tegen de Centrale Hypotheekbank N.V. (hierna: CHB) in het kader van een rekening-courantverhouding. Ennia vordert betaling van een debetstand van NAf 1.065.784,74, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke kosten. CHB voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Ennia in de proceskosten. In reconventie vordert CHB een verklaring voor recht dat Ennia onrechtmatig heeft gehandeld door beslag te leggen en verzoekt om schadevergoeding.
De rechtbank oordeelt dat Ennia op basis van de algemene voorwaarden en de boekenclausule in haar voordeel kan worden aangenomen dat de administratie van Ennia leidend is. CHB heeft niet voldoende tegenbewijs geleverd tegen de juistheid van de administratie van Ennia. De rechtbank wijst de vordering van Ennia toe, maar vermindert het gevorderde bedrag met een door CHB becijferd bedrag van NAf 324.680,25, dat in mindering komt op de vordering. De rechtbank wijst de vordering in reconventie van CHB af en veroordeelt CHB in de proceskosten van Ennia.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat CHB wordt veroordeeld tot betaling van NAf 787.405,27, vermeerderd met rente, en dat CHB ook de proceskosten van Ennia moet vergoeden. De vordering van CHB in reconventie wordt afgewezen.