ECLI:NL:OGEAC:2017:143

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
18 oktober 2017
Zaaknummer
EJ 82934/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindingsverzoek van P.B.C. Operating N.V. tegen kok afgewezen

In deze zaak heeft P.B.C. Operating N.V. (hierna: PBC) op 6 juni 2017 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die sinds 28 mei 2013 als kok bij PBC werkzaam was. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 september 2017. PBC verzocht het Gerecht om het ontslagverzoek alsnog rechtmatig te verklaren en de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen. PBC stelde dat de arbeidsverhouding verstoord was door de houding van [verweerster], die volgens hen niet aan de huisregels voldeed en lasterlijke taal uitsloeg. [verweerster] voerde verweer en diende een tegenverzoek in, waarin zij onder andere vroeg om kosteloos te mogen procederen en om haar werkzaamheden te mogen voortzetten.

Het Gerecht oordeelde dat er geen grondslag was voor het verzoek van PBC om het ontslag rechtmatig te verklaren. De redenen die PBC aanvoerde voor de verstoorde arbeidsverhouding werden niet voldoende onderbouwd. Het Gerecht concludeerde dat PBC niet had aangetoond dat er sprake was van gewichtige redenen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van PBC werd dan ook afgewezen.

Met betrekking tot het tegenverzoek van [verweerster] oordeelde het Gerecht dat zij kosteloos mocht procederen en dat zij recht had op wedertewerkstelling. PBC werd veroordeeld in de proceskosten van [verweerster]. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma op 5 oktober 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
P.B.C. Operating N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. X.C.G. Bakhuis,
tegen
[VERWEERSTER],
wonende in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie.
Partijen zullen hierna PBC en [verweerster] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
PBC heeft op 6 juni 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op de zitting van 14 september 2017. De gemachtigde van [verweerster] heeft op voorhand producties opgestuurd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd, mr. Larmonie mede aan de hand van door hem overgelegde pleitnotities.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.2. De feiten

2.1. [
verweerster] is sinds 28 mei 2013 in diens bij PBC (hotel Sunscape) als kok. Zij verdiende laatstelijk een salaris van NAf 1.550,00 bruto per maand.
2.2.
Bij brief van 27 oktober 2016 heeft PBC SOAW verzocht om toestemming te geven tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Na door [verweerster] gevoerd schriftelijk verweer van 16 november 2016 heeft SOAW op 6 maart 2017 de gevraagde toestemming geweigerd.
2.3.
Op of rond 27 oktober is [verweerster] op non actief gesteld in afwachting van de procedure bij SOAW. Haar loon is tot op heden doorbetaald.

3.Het geschil

3.1.
PBC verzoekt naast een kostenveroordeling dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven,
-het ontslagverzoek alsnog rechtmatig zal verklaren;
-de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk zal ontbinden op grond van gewichtige redenen en/of veranderende omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding.
3.2.
Aan dit verzoek legt PBC ten grondslag dat de arbeidsverhouding is verstoord.
3.3. [
verweerster] voert verweer. Tevens heeft [verweerster] een tegenverzoek ingediend. [verweerster] verzoekt naast een proceskostenveroordeling dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven,
-haar toestemming zal verlenen om kosteloos te procederen;
-[verweerster] toegang tot het gebouw zal geven;
-[verweerster] in de gelegenheid zal stellen haar werkzaamheden voort te zetten;
-PBC zal veroordelen om loon door te betalen en te blijven betalen tot rechtmatige beëindiging van het dienstverband;
-subsidiair PBC zal veroordelen tot het betalen van een beëindigingsvergoeding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor het verzoek van PBC om het ontslag alsnog rechtmatig te verklaren bestaat geen grondslag, zoals ook door [verweerster] is aangevoerd, zodat dit wordt afgewezen.
4.2.
Met betrekking tot het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geldt artikel 7A: 1615w BW, waarin in de kern is bepaald dat een arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden wegens gewichtige redenen. Als gewichtige redenen worden beschouwd - onder meer - veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve behoort te eindigen. Een verstoorde arbeidsverhouding kan in het algemeen worden gezien als een dergelijke verandering in de omstandigheden.
4.3.
PBC voert de volgende redenen aan waarom er sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsverhouding. [verweerster] heeft een slechte houding. Als haar iets wordt verweten schrijft ze dat ten onrechte toe aan discriminatie van haar als engelstalige en blijft ze dagen boos rondlopen. Ook slaat zij lasterlijke taal uit. [verweerster] houdt zich niet aan de huisregels, zoals door PBC in ieder geval is opgemerkt voor wat betreft ziekmeldingen en het niet dragen van haar badge. [verweerster] verbergt kookgerei in de keuken.
4.4. [
verweerster] bestrijdt de beschuldigingen. Zij brengt naar voren dat ze al 13 jaar op goede wijze haar werk verricht en dat ze aardig en respectvol is naar anderen. Haar schorsing en de verwijten hebben haar verbaasd.
4.5.
PBC heeft haar stellingen niet onderbouwd. In het verzoek van PBC om toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van 27 oktober 2016 wordt melding gemaakt van drie incidenten en er staat in het verzoekschrift:
attached you will find the diciplinary actions. Deze disiplinary actions zijn evenwel niet door PBC overgelegd. Uit het debat tussen partijen en het schriftelijke verweer van [verweerster] kan het Gerecht opmaken dat het moet gaan om de volgende incidenten:
-een ziekmelding die niet volgens de regels zou zijn geschied in juni 2014;
-het verbergen van keukenspullen in oktober 2015;
-een aanvaring tussen [verweerster] en een security medewerker omdat [verweerster] haar badge was vergeten en daarom de toegang werd ontzegd in september 2016.
[verweerster] heeft met betrekking tot deze incidenten in haar verweer bij SOAW en in haar verweer in deze procedure uitleg gegeven. Deze komt er in het kort op neer dat de ziekmelding wel is gedaan destijds bij de afdeling roomservice, die dat weer door zou doorgeven aan haar supervisor. [verweerster] verbergt geen keukenspullen maar legt die op haar plank zodat ze daarover kan beschikken als ze aan het werk is, omdat het bij wisseling van keukenploegen weleens voorkwam dat zij materiaal niet kon vinden. Bij de aanvaring over het niet bij zich hebben van de badge heeft [verweerster] niet gescholden of gevloekt en heeft PBC alleen naar het verhaal van de security medewerker geluisterd en niet naar dat van haar. Voorts is namens [verweerster] naar voren gebracht dat zij nimmer schriftelijke waarschuwingen heeft gehad. Het Gerecht kan bij deze stand van zaken dus niet vaststellen wat er precies is gebeurd, noch op welke wijze PBC daarover met [verweerster] heeft gecommuniceerd. Dat betekent dat PBC onvoldoende heeft gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat er sprake is van een verandering in de omstandigheden als bedoeld in artikel 7A: 1615w BW.
4.6.
Met betrekking tot de tegenverzoeken van [verweerster] geldt het volgende. Het Gerecht zal gelet op het bewijs van onvermogen [verweerster] toelaten kosteloos te procederen. Het verzoek dat neerkomt op wedertewerkstelling zal eveneens worden toegewezen. Er is hiertegen geen verweer gevoerd door PBC. De grondslag hiervoor is het goed werkgeverschap, zoals is vastgelegd in artikel 1614y BW. Dat houdt concreet in dat [verweerster] weer moet kunnen gaan werken nu het ontbindingsverzoek wordt afgewezen en de non actiefstelling in afwachting van de procedure bij SOAW thans is achterhaald. Dat haar loon, dat ook tot op heden is doorbetaald, verder zal worden doorbetaald volgt al uit de beslissingen zoals hierna vermeld, zodat daarop niet afzonderlijk zal worden beslist.
4.7.
PBC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
wijst afhet verzoek van PBC;
-
veroordeeltPBC in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
-
veroordeeltPBC om [verweerster] toe te laten tot de werkplek en in de gelegenheid te stellen haar werkzaamheden op de normale contractuele basis voor te zetten;
- verleent Wyatt toestemming
kostelooste procederen;
-
verklaartdeze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
-
wijst afhet meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2017.