In deze zaak heeft P.B.C. Operating N.V. (hierna: PBC) op 6 juni 2017 een verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 3 december 2001 als restaurant manager bij PBC werkzaam was, te ontbinden. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 september 2017, waarbij de gemachtigden van beide partijen het woord voerden. PBC verzocht het Gerecht om het ontslagverzoek alsnog rechtmatig te verklaren en de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen en/of veranderende omstandigheden. PBC stelde dat de arbeidsverhouding verstoord was, onder andere omdat [verweerder] procedures niet zou volgen en mogelijk weer alcohol zou gebruiken.
Het Gerecht heeft de verzoeken van PBC afgewezen. Het Gerecht oordeelde dat er geen grondslag was voor het verzoek om het ontslag rechtmatig te verklaren. Wat betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, werd vastgesteld dat de door PBC aangevoerde redenen niet voldoende onderbouwd waren. PBC had slechts één schriftelijke waarschuwing overgelegd, en de beschuldigingen van alcoholgebruik werden niet gestaafd. Het Gerecht concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren voor beëindiging van de dienstbetrekking.
Daarnaast werd opgemerkt dat PBC ook een dringende reden als grondslag voor het verzoek had willen aanvoeren, maar dit niet had onderbouwd. PBC werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [verweerder]. Het Gerecht verleende [verweerder] toestemming om kosteloos te procederen, gezien het bewijs van onvermogen dat hij had overgelegd. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 5 oktober 2017.