ECLI:NL:OGEAC:2017:139

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
CUR201600862 tot en met CUR201600866
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet voor beroep vatbare beschikkingen inzake navorderingsaanslagen en boetes

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan over het beroep van belanghebbende, X, tegen de Inspecteur der Belastingen. Het beroep was niet ontvankelijk omdat het gericht was tegen beschikkingen die niet voor beroep vatbaar waren. Belanghebbende had geen bezwaar aangetekend tegen de navorderingsaanslagen en boetes, maar was rechtstreeks in beroep gekomen bij het Gerecht. Het Gerecht overwoog dat het beroepschrift eigenlijk als bezwaarschrift naar de Inspecteur had moeten worden doorgestuurd, maar dit niet deed omdat de Inspecteur de bezwaren wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk zou verklaren. Ondanks de niet-ontvankelijkheid van het beroep, oordeelde het Gerecht dat de Inspecteur het griffierecht dat door belanghebbende was betaald, moest vergoeden. Dit omdat de Inspecteur door het opnemen van een rechtsmiddelenverwijzing in de niet voor beroep vatbare beschikkingen, bij belanghebbende de indruk had gewekt dat beroep mogelijk was. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij belastingzaken en de gevolgen van onjuiste informatieverstrekking door de belastingautoriteiten.

Uitspraak

Uitspraak van 12 oktober 2017
BBZ nrs. CUR201600862 tot en met CUR201600866
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van de
landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X,wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 30 december 2015 (2010), 26 februari 2016 (2009, 2012 en 2013), en op 22 april 2016 (2011) navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2009 tot en met 2013 opgelegd naar de volgende belastbare inkomens (belastbaar inkomen is hierna: BI).
Jaar
2009
2010
2011
2012
2013
BI in Naf.
95.622
67.906
112.405
90.023
96.292
Tegelijkertijd worden met de navorderingsaanslagen over de jaren 2009 tot en met 2011 vergrijpboetes opgelegd van 25 percent van de navorderingsaanslagen.
1.2
De Inspecteur heeft bij brieven van 16 september 2016 de aanslagen inkomstenbelasting en boetes over de jaren 2009 tot en met 2013 ambtshalve verminderd tot de volgende bedragen:
Jaar
2009
2010
2011
2012
2013
BI in Naf.
78.194
50.053
87.499
67.474
73.209
Boetes in Naf.
4.166
3.322
5.942
1.3
Belanghebbende is op 14 november 2016 in beroep gekomen en heeft daarvoor het bedrag van Naf. 50 aan griffierecht voldaan.
1.4
De Inspecteur heeft op 5 september 2017 verweerschriften ingediend.
1.5
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting op 14 september 2017 te Willemstad. Namens de Inspecteur is verschenen mr. A vergezeld van B, stagiaire. Namens belanghebbende zijn verschenen de heren C en D.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak de mini-market Y.
2.2
In brieven van 16 september 2016, door de Inspecteur ‘Besluit ambtshalve bezwaarschrift genoemd, is als afsluiting de volgende passage opgenomen.
‘(…) U kunt, wanneer u het niet eens bent met deze beschikking van uw bezwaarschrift, hiertegen in beroep komen bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.
Het beroepschrift moet bij de Raad van Beroep zijn binnengekomen binnen twee maanden na de dagtekening van de beschikking.
Het adres van de Raad van beroep is Wilhelminaplein 4, Willemstad (…)’
2.1
Belanghebbende heeft geen bezwaar aangetekend tegen de navorderingsaanslagen over de jaren 2009 tot en met 2013, maar is direct in beroep gekomen tegen bovengenoemde brieven.

3.GESCHIL

In geschil is de hoogte van het belastbaar inkomen over de jaren 2009 tot en met 2013 van belanghebbende.
In het verlengde daarvan is in geschil het percentage dat als brutowinstmarge gehanteerd dient te worden bij het doorvoeren van brutowinstcorrecties door de Inspecteur bij de mini-market van belanghebbende.
Belanghebbende stelt dat haar belastbaar inkomen te hoog is vastgesteld door de Inspecteur. Door de Inspecteur dient bij het bepalen van de brutowinst een brutowinstmarge van 32,8 percent gehanteerd te worden.
De Inspecteur is van mening dat uitgegaan dient te worden van een brutowinstmarge van 36,5 percent.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid

4.1
Ingevolge artikel 30, lid 1 Algemene Landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is de Inspecteur gehouden uitspraak te doen op bezwaar. Artikel 31, lid 1 ALL schrijft voor dat de belanghebbende die bezwaar heeft tegen een ingevolge de belastingverordening door de Inspecteur gedane uitspraak in beroep kan komen bij het Gerecht. Beroep kan derhalve alleen worden ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar. Bij schrijven van 16 september 2016 stelt de Inspecteur belanghebbende op de hoogte dat haar aanslagen over de jaren 2009 tot en met 2013 ambtshalve worden verminderd. De Inspecteur noemt dit schrijven een ‘Besluit ambtshalve bezwaarschrift’. Onder het kopje ‘Constatering’ in de brief is het volgende opgenomen.
‘Renseignement d.d. 22-7-2015 met bevindingen vanuit een boekenonderzoek aan u gesteld door BAB en uw bezwaar hiertegen.
Naar aanleiding van de aan u ingestelde BAB onderzoek wordt voorsgesteld om uw Belastbare inkomen te corrigeren tot een belatbare inkomen van (…).’
4.2
Vaststaat dat belanghebbende niet in bezwaar is gekomen tegen de navorderingsaanslagen en de boetes. Belanghebbende heeft haar bezwaar tegen de navorderingsaanslagen pas geuit door in beroep te komen tegen bovengenoemde besluiten ambtshalve bezwaarschrift (hierna: besluiten). Nu belanghebbende ná het opleggen van de navorderingsaanslagen in geen enkele vorm in bezwaar is gekomen of bezwaar heeft aangetekend, is het Gerecht van oordeel dat de besluiten van 16 september 2016 niet aangemerkt kunnen worden als uitspraken op bezwaar. Daar doet niet aan af dat de Inspecteur in de besluiten zelf refereert naar zogenoemde ambtshalve bezwaarschriften. Naar het oordeel van het Gerecht is geen sprake van voor beroep vatbare beschikkingen. De omstandigheid dat onderaan de besluiten een rechtsmiddelenverwijzing is opgenomen, maakt dat niet anders, nu de rechtsmiddelverwijzing daar onterecht staat aangezien tegen een ambtshalve vermindering van de Inspecteur geen beroep open staat.
4.3
Het beroepschrift van belanghebbende is niet ontvankelijk, omdat het gericht is tegen niet voor beroep vatbare beschikkingen. Aan een inhoudelijke behandeling van de zaken komt het Gerecht niet toe.
4.4
Ten overvloede merkt het Gerecht het volgende op. Een algemene regel is dat tegen een aanslag eerst bezwaar moet worden aangetekend voordat beroep kan worden ingesteld. Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt bij de Inspecteur, maar is rechtstreeks in beroep gekomen bij het Gerecht. Het Gerecht zou het beroepschrift van belanghebbende eigenlijk moeten doorsturen naar de Inspecteur ter verdere behandeling als bezwaarschrift, maar zal daar in dit geval uit praktische overwegingen van af zien (vergelijk Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, ECLI:NL:OGEAC:2017:66). Immers, gelet op de dagtekening van de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen en de datum van binnenkomst van het beroepschrift stelt het Gerecht vast dat dit niet is ingediend binnen de termijn van twee maanden na dagtekening van de aanslagen zodat de Inspecteur, nu gesteld noch gebleken is dat de termijnoverschrijdingen verschoonbaar zijn, niet anders zou kunnen doen dan de bezwaren niet ontvankelijk te verklaren. Doorsturen van het beroepschrift heeft geen zin.

5.GRIFFIERECHT

Artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken schrijft voor dat indien het Gerecht het beroep van belanghebbende geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het door de indiener van het beroepschrift betaalde griffierecht vergoedt.
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur belanghebbende door het opnemen van een rechtsmiddelenverwijzing in de besluiten op het verkeerde spoor heeft gebracht. Bij belanghebbende is hierdoor de indruk gewekt dat er een rechtsingang open stond tegen de besluiten en dat beroep daartegen mogelijk was, terwijl dat niet het geval was. Dit in overweging nemende, is het Gerecht van oordeel dat een vergoeding van het griffierecht op zijn plaats is, ondanks dat het beroep van belanghebbende niet ontvankelijk is.
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur, gelet op het vorenstaande, het door belanghebbende betaalde griffierecht dient te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep over de jaren 2009 tot en met 2013 niet- ontvankelijk;
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van Naf. 50 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).