ECLI:NL:OGEAC:2017:132

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
CUR201600455
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van verzuimboete bij niet tijdige indiening van nihil-aangifte winstbelasting 2013

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 september 2017 uitspraak gedaan over een beroep tegen een verzuimboete die was opgelegd aan belanghebbende voor het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting over het jaar 2013. De belanghebbende, een onderneming die nooit operationeel is geweest, had op 24 juli 2015 een boetebeschikking van Naf. 500 ontvangen. Na bezwaar en een uitspraak op bezwaar van de Inspecteur, heeft belanghebbende op 17 februari 2016 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 september 2017 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De belanghebbende stelde dat de aangifte een nihil-aangifte betrof en dat zij uitstel had gevraagd, terwijl de Inspecteur aanvoerde dat er geen uitstel was verleend en dat de aangifte te laat was ingediend.

Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur terecht een verzuimboete had opgelegd, omdat de aangifte buiten de wettelijke termijn was ingediend. De omstandigheid dat de aangifte nihil was, leidde niet tot een honorering van het beroep op afwezigheid van alle schuld. Echter, het Gerecht hield rekening met het feit dat de belanghebbende nooit activiteiten had verricht en dat de registratie was opgeheven. Daarom werd de boete gematigd tot Naf. 300. Het beroep werd gegrond verklaard, en de Inspecteur werd verplicht om het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 150 te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2017
BBZ nr. CUR201600455
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 24 juli 2015 over het jaar 2013 een boetebeschikking
opgelegd van Naf. 500.
1.2
Belanghebbende is op 27 augustus 2015 tegen de boetebeschikking in bezwaar
gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 28 december 2015 uitspraak op bezwaar gedaan en de
boete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 17 februari 2016 in beroep gekomen tegen de
uitspraak op bezwaar. Hierbij is een bedrag van Naf. 150 aan griffierecht betaald.
1.5
De Inspecteur heeft op 11 september 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting. In dat verband is op 12 september 2017 te Willemstad namens belanghebbende verschenen [ A ], [ B ] en [ C]. Namens de Inspecteur is verschenen [ D ].

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende is opgericht op 7 juni 2012. Volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel van Curaçao zijn de registratie en de vestiging per 26 februari 2013 opgeheven.
2.2
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aangiftebiljet winstbelasting 2013 uitgereikt. Op dit aangiftebiljet staat als uiterste inleverdatum 31 juli 2014 vermeld. Belanghebbende heeft op 22 december 2014 haar definitieve aangiftebiljet en
- formulier ingediend met een belastbare winst van nihil.
2.3
Met dagtekening 24 juli 2015 heeft de Inspecteur bij beschikking een verzuimboete over het jaar 2013 opgelegd van Naf. 500, vanwege het niet tijdig indienen van het definitieve aangiftebiljet.
2.4
Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 verzuimd om de aangifte winstbelasting tijdig in te leveren.

3.GESCHIL EN STANDPUNT PARTIJEN

Tussen partijen is in geschil of de verzuimboete voor het niet tijdig doen van aangifte terecht is opgelegd. Belanghebbende meent van niet nu de aangifte een nihil- aangifte is en zij per e-mail uitstel heeft gevraagd. Voorts stelt belanghebbende dat het bedrijf nooit operationeel geweest is wegens het niet verkrijgen van de nodige vergunningen van de overheid. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat geen uitstel verleend is en dat de aangifte pas op 22 december 2014, dus te laat is ingediend, waardoor een boete op zijn plaats is. Omdat sprake is van een tweede verzuim is een boete van Naf. 500 opgelegd.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
De Inspecteur heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, lid 2 van de Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) in samenhang met artikel 4.4, lid 1 en lid 3 van de Ministeriële Regeling Formeel Belastingrecht, een boete opgelegd van Naf. 500 voor het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting en behorend bij een tweede verzuim. Belanghebbende bestrijdt de boete. Het Gerecht overweegt als volgt.
4.2
Op het aangiftebiljet winstbelasting 2012 staat als uiterste inleverdatum 31 juli 2014 vermeld. Belanghebbende heeft gesteld dat zij om uitstel van de indiening van de aangifte heeft verzocht, maar tegenover de betwisting van de Inspecteur heeft zij die stelling niet aannemelijk gemaakt. De Inspecteur heeft daarentegen onbetwist gesteld dat door haar geen uitstel is verleend voor de indiening van de aangifte. De aangifte is ingeleverd op 22 december 2014, dus te laat. Het Gerecht is van oordeel dat nu de aangifte buiten de wettelijke termijn is ingediend de Inspecteur terecht een verzuimboete heeft opgelegd.
4.3
De omstandigheid dat sprake is van een nihil-aangifte leidt niet tot een te honoreren beroep op afwezigheid van alle schuld (avas). De verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige, die te laat aangifte heeft gedaan, zoals belanghebbende, in te scherpen dat zij haar administratieve verplichtingen volledig behoort na te komen. Dit geldt evenzeer indien geen belasting verschuldigd is.
4.4
De omstandigheid dat belanghebbende nooit activiteiten verricht heeft en sinds 26 februari 2013 blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel als vestiging is opgeheven geeft het Gerecht wel aanleiding om de boete te matigen. Het Gerecht acht een boete van Naf. 300, uitgaande van een tweede verzuim, passend en geboden. Gelet hierop is het beroep gegrond.

5.GRIFFIERECHT

Nu het beroep gegrond is dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen de boete gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de boete tot Naf. 300;
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van Naf. 150 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).