In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 september 2017 uitspraak gedaan over een beroep tegen een verzuimboete die was opgelegd aan belanghebbende voor het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting over het jaar 2013. De belanghebbende, een onderneming die nooit operationeel is geweest, had op 24 juli 2015 een boetebeschikking van Naf. 500 ontvangen. Na bezwaar en een uitspraak op bezwaar van de Inspecteur, heeft belanghebbende op 17 februari 2016 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 september 2017 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De belanghebbende stelde dat de aangifte een nihil-aangifte betrof en dat zij uitstel had gevraagd, terwijl de Inspecteur aanvoerde dat er geen uitstel was verleend en dat de aangifte te laat was ingediend.
Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur terecht een verzuimboete had opgelegd, omdat de aangifte buiten de wettelijke termijn was ingediend. De omstandigheid dat de aangifte nihil was, leidde niet tot een honorering van het beroep op afwezigheid van alle schuld. Echter, het Gerecht hield rekening met het feit dat de belanghebbende nooit activiteiten had verricht en dat de registratie was opgeheven. Daarom werd de boete gematigd tot Naf. 300. Het beroep werd gegrond verklaard, en de Inspecteur werd verplicht om het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 150 te vergoeden.