ECLI:NL:OGEAC:2017:131

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
KG 83260/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing in kort geding naar gewone zitting op eenparig verzoek van partijen met betrekking tot geschillen over onverdeeld eigendom en gebruik van een woning

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, hebben partijen, broer en zus, een kort geding aangespannen met betrekking tot hun gezamenlijke eigendom van een perceel en de daarop gebouwde woning. Eiseres heeft op 12 juli 2017 een verzoekschrift ingediend, waarna het kort geding op 5 september 2017 is behandeld. Tijdens de zitting hebben beide partijen, vergezeld van hun gemachtigden, hun standpunten toegelicht en is er een poging gedaan om tot een minnelijke oplossing te komen. De rechter heeft vervolgens een voorstel gedaan voor een regeling, waarover partijen overeenstemming hebben bereikt.

De kern van het geschil betreft de toegang tot en het gebruik van de woning. Eiseres vorderde toegang tot een deel van het huis, terwijl gedaagde verweer voerde. Uiteindelijk hebben partijen een tijdelijke regeling getroffen die hen in staat stelt om de periode tot een definitieve oplossing te overbruggen. Deze regeling houdt in dat eiseres de benedenverdieping kan gebruiken en/of verhuren, terwijl gedaagde de bovenverdieping zal gebruiken. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de betaling van kosten en het gebruik van nutsvoorzieningen.

De rechter heeft in zijn vonnis bepaald dat beide partijen de getroffen regeling moeten naleven, met een dwangsom van NAf 100 per dag voor het geval zij in gebreke blijven. Tevens is de zaak verwezen naar de gewone zitting voor verdere behandeling op 20 november 2017, waar eiseres haar eis kan indienen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.E. de Kort en in aanwezigheid van de griffier door mr. M.W. Scholte op 21 september 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in kort geding
in de zaak van:
[Eiseres],
wonend in Nederland,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.J. Rollings,
tegen
[Gedaagde],
wonend te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Da Costa Gomez.

1.Het procesverloop

Eiseres heeft op 12 juli 2017 een verzoekschrift ingediend. Het kort geding is na uitstelverzoek behandeld op 5 september 2017. Partijen zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. De gemachtigden hebben de zaak bepleit, waarna een regeling minnelijke oplossing is besproken.
Bij e-mail van 6 september 2017 heeft de rechter de gemachtigden van partijen een voorstel gedaan voor een in een vonnis neer te leggen regeling. Na enige verdere e-mailcorrespondentie is over de tekst daarvan overeenstemming bereikt.

2.De beoordeling

2.1
Partijen zijn broer en zus. Zij zijn samen, ieder voor de onverdeelde helft, rechthebbende met betrekking tot het perceel [adres te Curaçao] en het daarop gebouwde huis. Tussen hen zijn meningsverschillen ontstaan over onder meer de financiering van de bouw en het gebruik van het huis.
2.2
Eiseres heeft in dit kort geding onder meer gevorderd dat gedaagde haar de toegang tot een deel van het huis verschaft. Gedaagde heeft verweer gevoerd.
2.3
Ter zitting is gebleken dat partijen uiteindelijk tot een verdeling (uitkoop) willen komen en is een tijdelijke regeling besproken vooruitlopend op een dergelijke afwikkeling. Ter zitting en in de e-mailcorrespondentie na de zitting is die regeling uitgewerkt. Partijen zijn het eens geworden over het volgende:
Partijen komen ter beslechting van hun geschil in dit kort geding – onder voorbehoud van alle rechten voor het overige – het volgende overeen:
1.
Partijen treffen een tijdelijke regeling die bedoeld is om de periode te overbruggen die het duurt om (in een bodemprocedure of in overleg) tot een definitieve oplossing te komen van hun geschillen over onder meer ieders bijdrage aan de kosten van de bouw van het huis en over ieders aanspraken op het gebruik van het huis.
2. Met ingang van heden tot en met 31 augustus 2019 geldt dat eiseres de benedenverdieping zal kunnen gebruiken en/of verhuren (met uitsluiting van gedaagde) en gedaagde de bovenverdieping (met uitsluiting van eiseres). Eiseres is voornemens de benedenverdieping aan mw. [naam] te verhuren. Gedaagde wil de bovenverdieping laten bewonen door mw. [naam] en eventueel zelf gaan bewonen.
Partijen zullen over en weer toestaan dat bezoekers van de benedenverdieping respectievelijk de bovenverdieping vrije toegang tot de beneden- c.q. bovenverdieping hebben.
Het is partijen niet toegestaan het huis af te breken, verbouwingen dan wel andersoortige wijzigingen aan te brengen anders dan het gebruiksklaar maken van het huis voor verhuur of bewoning.
3.
Met ingang van 1 september 2017 worden de kosten van erfpacht en de onroerende zaak-belasting door partijen ieder voor de helft betaald. Eiseres zal haar helft aan gedaagde betalen - zonder verrekening, dus echt betalen - binnen veertien dagen nadat gedaagde aan eiseres bewijs heeft gemaild dat hij deze kosten heeft voldaan.
4.
Gedaagde zal Aqualectra nog deze week verzoeken zo spoedig mogelijk aparte meters te plaatsen voor elektriciteit en water van de bovenverdieping, zodat het verbruik van de beide verdiepingen en de aansluitingen apart worden geregistreerd. Eiseres zal zich onthouden van het gebruik van elektriciteit en water van de bovenverdieping en gedaagde zal zich onthouden van het gebruik van elektriciteit en water van de benedenverdieping.
5.
Voor de benedenverdieping wordt het eerste jaar (tot en met 31 augustus 2018) gebruik gemaakt van de achteringang van het erf en voor de bovenverdieping van de vooringang. Per 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2019 geldt het omgekeerde.
6.
Partijen verzoeken de rechter deze regeling op te nemen in een vonnis en daaraan (voor ieder van hen) een passende dwangsom te verbinden. Voor wat betreft hun geschil over de scheiding en deling van het huis en de onderlinge afrekening verzoeken partijen dat de zaak (voor zover mogelijk) wordt verwezen naar de bodemprocedure voor conclusie van eis zijdens eiseres.
2.4
Artikel 228 Rv bepaalt dat de rechter in kort geding, in plaats van de voorziening te weigeren, op eenparig verzoek van partijen de zaak kan verwijzen naar de gewone terechtzitting. Deze zaak leent zich daarvoor. Gelet daarop en gelet op de tussen partijen getroffen voorlopige regeling, zal als volgt worden beslist.

3.De beslissing

Het Gerecht,
rechtdoende in kort geding
3.1
veroordeelt ieder van partijen de hiervoor onder 2.3 opgenomen regeling na te komen, zulks op straffe van een ten behoeve van de ander te verbeuren dwangsom van NAf 100 voor iedere dag dat zij na een week na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijven, met een maximum van NAf 10.000;
3.2
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
verwijst de zaak voor het overige op de voet van art. 228 Rv naar de gewone zitting van maandag 20 november 2017 voor conclusie van eis aan de zijde van eiseres.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in dit gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. MW. Scholte op 21 september 2017.