In deze zaak heeft [eiser] een kort geding aangespannen tegen Curaçao Refinery Utilities B.V. (CRU) met als doel de doorbetaling van zijn loon te vorderen na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. [Eiser] was in dienst van CRU als Control Room Technician en had eerder een dienstverband dat eindigde vanwege alcoholverslaving. Na een nieuwe arbeidsovereenkomst in juni 2016, waarin voorwaarden voor behandeling van zijn verslaving waren opgenomen, heeft CRU op 20 september 2016 de arbeidsovereenkomst beëindigd. [Eiser] heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en vorderde in kort geding een voorschot op achterstallig loon, vakantiegeld en andere vergoedingen.
De rechter heeft vastgesteld dat [eiser] vanaf 20 september 2016 op de hoogte was van de beëindiging van zijn dienstverband en dat hij pas op 10 januari 2017 de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen. De rechter oordeelde dat er geen grond was voor doorbetaling van het loon, omdat [eiser] niet had aangetoond dat hij bereid was om zijn werkzaamheden te hervatten. Bovendien was er voldoende aanleiding voor CRU om te concluderen dat er een dringende reden voor ontslag was, gezien de eerdere problemen van [eiser] met alcohol en zijn weigering om een behandeling in een gesloten setting te ondergaan. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.