In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen een tussenkomende partij en de naamloze vennootschap MJG Construction N.V. De tussenkomende partij, die tot 7 september 2011 enig aandeelhouder was van MJG, heeft een vordering ingesteld tegen MJG voor een bedrag van NAf 1.036.510,- dat hij zou hebben voorgeschoten voor operationele kosten van MJG. MJG betwist deze vordering en stelt dat de tussenkomende partij geen recht heeft op het gevorderde bedrag, omdat hij in de periode juli tot en met september 2013 al een bedrag van NAf 157.000,- ter beschikking heeft gekregen voor operationele kosten.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de tussenkomende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vordering. De e-mailcorrespondentie tussen de tussenkomende partij en MJG biedt geen onvoorwaardelijke erkenning van de schuld door MJG. Het Gerecht heeft de vordering van de tussenkomende partij afgewezen en hem veroordeeld tot betaling aan MJG van NAf 56.400,-, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de tussenkomende partij in de proceskosten veroordeeld.
In reconventie heeft MJG ook een vordering ingesteld tegen de tussenkomende partij, waarbij zij schadevergoeding eist voor bedragen die de tussenkomende partij van MJG heeft geïncasseerd. Het Gerecht heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen, maar heeft ook enkele onderdelen van de vordering afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.