ECLI:NL:OGEAC:2017:118

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
11 september 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201600299 en CUR201600300
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar grondbelasting en bevoegdheid Gerecht in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 september 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de aanslagen grondbelasting voor de jaren 2012 en 2013. De belanghebbende, een inwoner van Curaçao, had op 20 september 2012 en 16 september 2013 aanslagen grondbelasting ontvangen. Tegen deze aanslagen heeft zij op 2 oktober 2013 bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur der Belastingen heeft deze bezwaren op 28 december 2015 afgewezen. De belanghebbende is vervolgens op 2 februari 2016 in beroep gegaan tegen deze afwijzing, waarbij griffierecht is betaald.

Tijdens de zitting op 27 juni 2017 is de belanghebbende niet verschenen, terwijl de Inspecteur vertegenwoordigd was. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de belanghebbende de aanslag voor 2012 niet had ontvangen, waardoor de termijnoverschrijding voor het indienen van het bezwaar verschoonbaar is. Dit leidt tot de conclusie dat het bezwaar tegen de aanslag grondbelasting 2012 ontvankelijk is. Voor de aanslag grondbelasting 2013 oordeelt het Gerecht dat het bezwaar niet ontvankelijk is, omdat alleen in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak bezwaar kan worden gemaakt, en dat jaar is 2012. Het Gerecht verklaart het beroep inzake de aanslag grondbelasting 2012 ongegrond voor zover het de hoogte betreft, maar verklaart zich onbevoegd voor de invordering van de aanslag. Het beroep inzake de aanslag grondbelasting 2013 wordt gegrond verklaard, maar het bezwaar wordt niet ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 6 september 2017
BBZ nrs. CUR201600299 en CUR201600300
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ],wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 20 september 2012 over het jaar 2012 en op 16 september 2013 over het jaar 2013 aanslagen grondbelasting ter zake van de onroerende zaak, gelegen te Kaya [ Z] [00] (hierna: de onroerende zaak) opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 2 oktober 2013 tegen de aanslagen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 28 december 2015 uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren afgewezen.
1.4
Belanghebbende is op 2 februari 2016 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Hierbij is griffierecht betaald van Naf. 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 20 juni 2017 verweerschriften ingediend.
1.6
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting. In dat verband is op 27 juni 2017 te Willemstad namens belanghebbende, hoewel daartoe op juiste wijze opgeroepen, niemand verschenen en namens de inspecteur zijn verschenen [ A ] en [ B ]. De Inspecteur heeft ter zitting foto’s van de onroerende zaak overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
De onroerende zaak betreft een terrein, gelegen te Kaya [ Z ] [00], groot 695 m2 met daarop gebouwd twee appartementen. Belanghebbende heeft de onroerende zaak in de jaren 80 van de vorige eeuw gekocht en krijgt sindsdien aanslagen grondbelasting.
2.3
Belanghebbende ontvangt een ouderdomspensioen van Naf. 463 per maand van de SVB.
2.4
Over het belastingjaar 2012, het eerste jaar van het belastingtijdvak als bedoeld in artikel 14 van de Grondbelastingverordening 1908, en over 2013 heeft de Inspecteur aanslagen grondbelasting opgelegd naar een belastbare waarde van Naf. 225.000.

3.GESCHIL

In geschil zijn de aanslagen grondbelasting Belanghebbende stelt dat, nu zij een bedrag van Naf. 463 per maand ontvangt van de SVB, zij haar grondbelastingschulden niet kan betalen. De Inspecteur is van mening dat de aanslag juist is vastgesteld.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid

2012
4.1
Ingevolge artikel 14 van de Grondbelastingverordening 1908 (verder: GBV 1908) geschiedt de aanslag telkens voor een tijdvak van vijf jaren. In artikel 28 GBV 1908) is, voor zover hier van belang, geregeld dat belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur. Het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak is in dit geval het jaar 2012.
4.2
Het bezwaar tegen de aanslag grondbelasting over het jaar 2012 is buiten de in artikel 28 GBV 1908 vermelde wettelijke termijn van twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet van ingediend. Niet-ontvankelijkheid blijft dan alleen achterwege indien belanghebbende niet in verzuim is geweest. Belanghebbende heeft in dat verband in haar bezwaarschrift, door de Inspecteur onbestreden, verklaard dat ze de aanslag grondbelasting 2012 niet heeft gehad. Het Gerecht heeft geen reden om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Het Gerecht acht de overschrijding dan ook verschoonbaar, zodat het bezwaar ontvankelijk is.
2013
4.3
Voor wat betreft het bezwaar tegen de aanslag grondbelasting over het jaar 2013 oordeelt het Gerecht als volgt. Zoals hierboven vermeld kan belanghebbende ingevolge artikel 28 GBV 1908 slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarin de nieuwe aanslag is vastgesteld bezwaar indienen bij de Inspecteur. Het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak is in dit geval het jaar 2012. Dat betekent dat alleen voor het jaar 2012 bezwaar tegen de aanslag gemaakt kon worden. Het bezwaar tegen de aanslag over het jaar 2013 is dan niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke behandeling van de aanslag grondbelasting 2013 komt het Gerecht dan niet toe. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen in plaats van niet ontvankelijk verklaard. In zoverre is het beroep gegrond.
Materieel: grondbelasting 2012
4.4
Belanghebbende heeft geen grieven aangevoerd tegen de vastgestelde waarde of tegen de berekening van de aanslag. Ze heeft in haar beroepschrift enkel aangevoerd dat ze met haar pensioen van bruto Naf. 463 de grondbelasting niet kan betalen. Die omstandigheid ziet niet op de heffing van de grondbelasting maar op de invordering. De belastingrechter kan alleen een oordeel vellen over de hoogte van de aanslag en niet over de invordering ervan. Voor de invordering verwijst het Gerecht naar de Ontvanger der Belastingen. Gelet hierop is het beroep ongegrond voorzover het ziet op de hoogte van de aanslag en acht het Gerecht zich onbevoegd voor zover het beroep ziet op de invordering van de aanslag.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de aanslag grondbelasting 2012 ongegrond voor zover het ziet op de hoogte van de aanslag en verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep ziet op de invordering van de aanslag;
  • verklaart het beroep inzake de aanslag grondbelasting 2013 gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de aanslag grondbelasting 2013;
  • verklaart het bezwaar tegen de aanslag grondbelasting 2013 niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).