ECLI:NL:OGEAC:2017:104

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
AR 76970/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding medische behandeling door ziektekostenverzekering in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

In deze zaak heeft eiser, wonende in Amsterdam, een vordering ingesteld tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van Curaçao. Eiser verzocht het Gerecht om te verklaren dat de SVB onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld door geen tijdig antwoord te geven op zijn verzoek om vergoeding van medische kosten voor een studiebehandeling voor zijn zoon, die lijdt aan een kwaadaardige hersentumor. Eiser stelde dat de SVB hem en zijn zoon maandenlang in onzekerheid heeft gelaten, wat de kansen op herstel van zijn zoon heeft verminderd. De SVB voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van eiser.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de SVB niet aansprakelijk is voor de gevraagde vergoeding. Het Gerecht oordeelde dat de SVB voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de communicatie met eiser niet onzorgvuldig was. De SVB had de beslissing om de kosten van de behandeling in het VUMC niet te vergoeden tijdig genomen en had dit ook op een juiste manier gecommuniceerd. Eiser heeft zijn stellingen onvoldoende onderbouwd, waardoor de vordering werd afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de SVB, die zijn begroot op NAf 2.500,-.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en zorgvuldige communicatie door zorgverzekeraars en de noodzaak voor eisers om hun vorderingen goed te onderbouwen. Het Gerecht heeft de vordering van eiser afgewezen en de SVB in het gelijk gesteld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Amsterdam (Nederland),
eiser,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
tegen:
de openbare rechtspersoon
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde, hierna te noemen: de SVB,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • het inleidend verzoekschrift (met producties) van 16 december 2015;
  • de conclusie van antwoord (met producties);
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Eiser heeft het gerecht in eerste aanleg (hierna: het Gerecht) verzocht om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Te verklaren voor recht dat de email van dr. Braam gericht aan de heer [naam 1], geen formeel antwoord van de SVB aan [eiser] noch [zoon] op diens verzoek was.
Te verklaren voor recht dat gedaagde geen c.q. geen tijdig antwoord aan eiser heeft doen toekomen regarderende het verzoek tot verdere behandeling middels de studiebehandeling;
Te verklaren voor recht dat gedaagde onzorgvuldig en/of onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of [zoon];
Te verklaren voor recht dat gedaagde de kwaliteit van het leven van [zoon] geweld heeft aangedaan door [zoon] en eiser zo lang aan het lijntje te houden.
Te verklaren voor recht dat de SVB op onterechte gronden [zoon] een kans op herstel c.q. verlenging van zijn leven heeft onthouden;
Te verklaren voor recht dat gedaagde conform de geldende wetgeving terzake verplicht was de studiebehandeling te bekostigen;
gedaagde te veroordelen tot betaling van de door eiser geleden schade, ware op te maken bij staat en de vereffenen volgens de wet;
Met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
2.2.
De SVB heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser in zijn vordering dan wel tot afwijzing van de vordering van eiser. Voor zover van belang wordt hierna op het verweer van de SVB ingegaan.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Als gesteld en niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken en gelet op de inhoud van de in het geding gebrachte producties, staan de volgende feiten vast:
  • Eiser is de vader (en als zodanig (mede) met het gezag belaste ouder) van [zoon] (hierna: [zoon]), geboren op [geboortedatum] geboortejaar.
  • In februari 2014 is, na medisch onderzoek in Curaçao, bij [zoon] een tumor in het hoofd ontdekt.
  • Door de behandelend neuroloog is vervolgens een verzoek bij de SVB ingediend voor medische uitzending van [zoon] naar Nederland.
  • Na verkregen toestemming van de SVB is [zoon] met eiser in februari 2014 naar Nederland afgereisd.
  • In Nederland (het Universitair Medisch Centrum Groningen, hierna: UMCG) is vastgesteld dat [zoon] een kwaadaardige tumor in de hersenstam (ponsglioom) heeft. Ná deze diagnose heeft [zoon] in de periode eind februari 2014 tot en met begin april 2014 diverse bestralingssessies ondergaan.
  • In juli 2014 is eiser met [zoon] opnieuw naar Nederland afgereisd, deze keer voor controle alsmede nader onderzoek en diverse testen.
  • De behandelend specialist in het UMCG heeft [zoon], na overleg met eiser, doorverwezen naar het Vrije Universiteit Medisch Centrum te Amsterdam (hierna: VUMC) voor een zogenaamde studiebehandeling aldaar.
  • Op 12 augustus 2014 heeft eiser kennis genomen van het volgende e-mailbericht van 11 augustus 2014 van dr. Braam, aan hem doorgestuurd door de vertegenwoordiger van de SVB in Nederland:
“De SVB betaalt niet voor experimentele behandelingen, noch voor de hieraan gebonden reis, daggeld en verblijfkosten.”
  • Eiser heeft zich vervolgens tot het Prinses Wilhelminafonds gewend met verzoek te bemiddelen teneinde de SVB te bewegen toch de kosten van de studiebehandeling in het VUMC te vergoeden.
  • Na het negatief antwoord van de SVB heeft eiser besloten om samen met [zoon] Curaçao te verlaten. Eiser is met [zoon] naar Nederland vertrokken. Na vestiging in Nederland was [zoon] in Nederland verzekerd en kon de studiebehandeling in het VUMC aanvangen.
  • Bij brief van 22 oktober 2014 heeft de voormalige (Nederlandse) advocaat van eiser de SVB als volgt aansprakelijk gesteld:
“Op grond van het voorgaande feitenrelaas, dient te worden geconcludeerd dat de SVB jegens [zoon] aantoonbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de basisverzekering.
Kort en goed beschouwd, bestond er voor de SVB geen grondslag om de gevraagde zorg te weigeren. Vast staat dat de SVB, ondanks talloze beloftes, zich überhaupt niet in de verzochte behandeling had verdiept, alvorens zij aanvankelijk tot een beslissing tot afwijzing kwam. Nadien, toen de SVB verkondigde “in gesprek” te zijn met de contactpersonen van het UMGC en VUMC, bleek dit echter een keiharde leugen te zijn. Ook latere toezeggingen zijn keer op keer niet nagekomen.
Een (bestuurlijk) correct handelende uitvoeringsorganisatie, als bedoeld in de aangehaalde Landsverordening, dient zorgvuldig te besluiten over het al dan niet toekennen van zorg. Dat dient bovenal tijdig en vanzelfsprekend op juiste gronden te gebeuren. Het is evident dat er met de belangen van [zoon] en zijn familie onzorgvuldig is omgesprongen.
Het voorgaande is bijzonder schrijnend te noemen, nu het een ernstige en urgente kwestie betreft van jeugdige jongen, wiens leven(sverwachting) volledig afhankelijk is van de verzochte behandeling. Ondanks dat het zo overduidelijk was dat de SVB zo spoedig mogelijk over de verzochte behandeling [zoon] diende te beslissen, heeft de SVB hem zijn familie bewust maanden lang in onzekerheid laten verkeren en aantoonbaar gelogen. Kennelijk louter om niet te willen instaan voor de financiële consequenties.
Dergelijk handelen is dusdanig laakbaar, dat u hiermee jegens cliënten tevens een zelfstandige onrechtmatige daad heeft gepleegd ex artikel 6:162 BW.”
- Bij brief van 21 november 2014 heeft de SVB als volgt geantwoord:
“Op 12 augustus 2014 heeft de SVB het verzoek van uw cliënten afgewezen om de medische kosten te dekken van een studiebehandeling, die wordt verricht in het VUMC in Amsterdam. U stelt de SVB aansprakelijk wegens tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de lans voor basisverzekering ziektekosten (“Lv bvz”) en op grond van de onrechtmatige daad.
De algemene toetsingsgrondslag voor de medische uitzending is neergelegd in artikel 5.4 lid 3 van de Lv. bvz, dat bepaalt: indien de zorg niet op Curaçao kan worden verleend, beslist de SVB, de medisch adviseur gehoord, met inachtneming van de bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen gestelde regels per geval of uitzending naar het buitenland noodzakelijk is.
In het daarbij behorende Landsbesluit verstrekkingen basisverzekering ziektekosten, zoals dat gold op moment van afwijzing van het verzoek van uw cliënten, werd onder medische uitzending verstaan: uitzending voor medisch onderzoek of behandeling van een verzekerde naar een medisch centrum of een medisch specialist in het buitenland. Terzijde zij opgemerkt dat per 1 november 2014 met invoering van het Landsbesluit medische uitzendingen onder medische uitzending dient te worden verstaan: De uitzending voor medisch onderzoek of behandeling van een verzekerde indien dit niet mogelijk is op Curaçao en dit een aanzienlijke gezondheidswinst oplevert.
Uit het vooraanstaande volgt dat aan de SVB de bevoegdheid toekomt om te beslissen omtrent de noodzaak tot medische uitzending. Een daarbij aan te leggen criterium is of er sprake is van een evidence based behandeling.
Uit een ingesteld onderzoek is gebleken dat de voorgestelde behandeling welke de patiënt wilde ondergaan echter een studiebehandeling is. Er is ten deze geen sprake van een evidence based medicine en het betreft niet in behandeling die door de internationale medische wetenschap voldoende is beproefd en deugdelijk is bevonden.
Er blijken in Nederland slechts drie kinderen geincludeerd te zijn in de studie, zoals ook blijkt uit uw schrijven en ook door dr. Fock van de UMCG bevestigd.
U stelt dat de behandeling geen (experimentele) studiebehandeling is maar deze stelling wordt door u niet onderbouwd.
De Lv bvz en de daarbij behorende Landsbesluit bieden geen grondslag tot een verplichting tot vergoeding van studiebehandeling. Van een grondslag voor aansprakelijkheid op grond van een onjuiste toepassing van de Lv. bvz is dan ook geen sprake.
Een grondslag voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatig handelen is in deze omstandigheden evenmin aanwezig.”
3.2.
Aan de vordering van eiser ligt, letterlijk weergegeven uit het inleidend verzoekschrift, de volgende stelling ten grondslag:
“De aanvang van de behandeling van [zoon] heeft ten onrechte vertraging opgelopen.. Het behoeft geen betoog dat een dermate agressieve vorm van kanker in de periode waarin SVB geen beslissing heeft genomen en [eiser] en [zoon] aan het lijntje hield, zijn gang heeft kunnen gaan en dat deze vertraging niet in het voordeel van [zoon] was.
[zoon], die recht had op vergoeding van diens ziektekosten, die recht had op medische behandeling en specialistische hulp, is door wanprestatie en door het nalaten zijdens de SVB, lang medische behandeling en zorg ontnomen.
SVB deed voorkomen als zouden zij nog aan het onderzoeken zijn en second opinions aan het verzamelen waren, daar waar zij, naar later bleek, al een beslissing hadden genomen. Pas nadat [eiser] in oktober 2014 een advocaat in de arm had genomen welke advocaat middels schrijven de SVB op 22 oktober 2014 aansprakelijk stelde (productie 6), gaf de SVB bij brief d.d. 21 november 2014 aan dat de beslissing van dr Braam als die van SVB dient te gelden als de beslissing van de SVB (productie 7). Op basis van de geldende wetgeving, is dr Braam niet de beslissings bevoegde in de SVB. SVB kon deze zaak niet afdoen met een verwijzing naar de email van dr. Braam, welke e-mail nimmer aan eiser is gericht. Ook op die grond heeft de SVB nagelaten deugdelijk te handelen jegens [zoon] en eiser.
Op basis van de landsverordening was heeft de SVB geen enkele grond om de gevraagde en noodzakelijke zorg te weigeren. SVB dient als geen ander te weten dat in het geval van een ernstige tumor als die zich bij [zoon] had gemanifesteerd, iedere handelen van de SVB voortvarend diende te zijn. Door dit aan [zoon] te onthouden en [zoon] en [eiser] zo lang te laten wachten, is onnodig leed ontstaan en zijn de kansen tot herstel bij [zoon] verminderd. De SVB heeft ontegenzeggelijk onzorgvuldig en onrechtmatig jegens [zoon] en diens ouders gehandeld.
Immers de tumor welke [zoon]’s gezondheid ondermijnde is de agressiefste vorm van kanker die er bestaat. Het was aldus van eminent belang dat iedere behandeling zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Dit omdat de tumor zo snel groeit en in de regel de kinderen er binnen enkele maanden aan sterven, indien deze niet wordt behandeld.
In de hele wereld worden jaarlijks weinig gevallen van onderhavig soort kanker geconstateerd. Op jaarbasis zijn er 10 gevallen in Nederland bekend en 162 gevallen in de Verenigde Staten, hetgeen neerkomt op een percentage van 0,0005% van de bevolking. Naar zeggen van de specialisten in Nederland was er in de afgelopen 20 jaar slechts één geval bekend, afkomstig van de eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen, welk geval die van [zoon] betrof. De studiebehandeling werd aan vier andere kinderen gegeven. Een der argumenten van SVB was dat er weinig kinderen aan meededen. Doch dat is om voornoemde reden logisch. Feitelijk deden vrijwel alle patiënten met de studiebehandeling mee. In Italië is er 1 patiënt genezen verklaard na behandeling van de studiebehandeling.
Kennelijk was de SVB niet althans niet afdoende bekend met de ziekte en het ziektebeeld. Doch [eiser] heeft brieven van de behandelend arts in Nederland overlegd en hebben dr. Scheper, oncoloog hier te lande en medisch adviseur van gedaagde, benaderd. Allen gaven aan dat de behandeling in deze geïndiceerd was c.q. dat zij de behandeling onderschreven. In ieder geval is aan [zoon] een kans op herstel althans kwalitatieve verlenging van zijn leven ontnomen door het handelen c.q. nalaten van de SVB.
Het is voor [eiser] van eminent belang dat dit wordt onderkend. Niet in de laatste plaats vanwege het leed welke [zoon] en [eiser] hebben ondergaan om bovengenoemd handelen c.q. nalaten van SVB. [eiser] heeft derhalve recht en belang bij de verzochte voorzieningen.”
3.3.
In nr. 5 van haar conclusie van antwoord heeft de SVB het volgende opgemerkt:
“Naar de mening van de SVB komt behoudens aan onderdelen c. en g. van het petitum, aan de overige onderdelen van het petitum geen zelfstandige betekenis toe, maar dienen die als stellingen op grond waarvan de aansprakelijkheid door eiser wordt gestoeld. De verklaringen voor recht zoals gevorderd in de onderdelen a. b. d. e. f. moeten worden afgewezen.”
3.4.
Het Gerecht volgt de SVB in dit betoog. Aan hetgeen onder a., b., d., e. en f. van het petitum van het verzoekschrift wordt gevorderd komt geen zelfstandige betekenis toe. Het betreffen inderdaad stellingen van eiser ter invulling/onderbouwing van het door hem gestelde onrechtmatig handelen door de SVB. De vorderingen onder a., b., d., e. en f. kunnen reeds hierom niet voor toewijzing in aanmerking komen en worden derhalve afgewezen.
3.5.
Voor wat betreft de vordering onder c. en g. begrijpt het Gerecht eiser aldus (en dat sluit aan bij hetgeen gedaagde in nr. 4 van de conclusie van antwoord heeft opgemerkt) dat hij in de kern stelt dat:
  • de SVB onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser door in strijd met de wet te beslissen om de kosten van behandeling van [zoon] in het VUMC niet voor haar rekening te nemen;
  • de SVB onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser doordat voornoemde beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Strijd met de wet
3.6.
Ten tijde in geding (2014) was [zoon], als inwoner van Curaçao, voor ziektekosten verzekerd op grond van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (PB 2013, nr. 3), hierna: de Landsverordening. Voor zover thans van belang is in artikel 3.1 sub i van de Landsverordening het volgende bepaald:
“De verzekerde heeft aanspraak op de volgende verstrekkingen: medische uitzendingen voor zorg die hier te lande niet verleend wordt.”Voor zover verder thans van belang is in artikel 3.2 van de Landsverordening het volgende bepaald:
“Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt de aard van de verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, geregeld en kunnen aan het tot gelding brengen van de aanspraken voorwaarden worden gesteld.”In het Landsbesluit verstrekkingen basisverzekering ziektekosten (PB 2013, nr. 6), hierna: het Landsbesluit, is in artikel 11, lid 1 het volgende bepaald:
“Onder medische uitzending wordt verstaan: uitzending voor medisch onderzoek of behandeling van een verzekerde naar een medisch centrum of een medisch specialist in het buitenland, op verwijzing van een medisch specialist.”Niet in geschil is tussen partijen dat [zoon] voor de bij hem geconstateerde hersenstamtumor geen medische zorg in Curaçao kon ontvangen en dat hij aanspraak had op medische uitzending. Niet in geschil is tussen partijen verder dat het onderzoek en behandeling in het UMCG tot de verzekerde aanspraken behoort. Wel in geschil is tussen partijen of de behandeling in het VUMC tot de verzekerde aanspraken behoort.
3.7.
Uit de gedingstukken maakt het Gerecht op dat de SVB bij de uitvoering van voormelde regelgeving het beleid voert dat niet ieder medisch onderzoek of iedere medische behandeling verzekerd is doch dat het onderzoek en/of behandeling “evidence based” dient te zijn en/of “door de internationale medische wetenschap voldoende is beproefd en deugdelijk is bevonden”. Dit beleid komt het Gerecht redelijk voor. Het verstrekkingenpakket van het Landsbesluit (en dus ook de medische uitzending), zo is te lezen in paragraaf 1.1 van de Nota van Toelichting, voorziet immers in de basis noodzakelijke curatieve zorg en bepaalde preventieve zorgvormen. Voor wat betreft de noodzakelijke curatieve zorg wordt in de Nota van Toelichting daarbij het volgende opgemerkt:
“Volgens het eerste criterium moet de zorg “noodzakelijk” zijn ofwel worden voorbehouden aan mensen die het echt nodig hebben. Ten tweede moet collectief gefinancierde zorg “werkzaam” zijn. Er moet redelijkerwijs kunnen worden aangenomen dat een medische verrichting werkt zoals bedoeld (evidence-based medicine). Ook moet de zorg “doelmatig” zijn ofwel de kosten van zorg moeten in een redelijke verhouding staan tot de opbrengsten.”
3.8.
Gelet op het hiervoor overwogene is het aan eiser om te stellen (daaronder te verstaan: onderbouwd te stellen) en vervolgens, bij gemotiveerde betwisting door gedaagde, te bewijzen dat de behandeling van [zoon] in het VUMC “evidence-based” is, althans ten tijde in geding (2014). Het Gerecht verstaat eiser aldus dat hij stelt dat de behandeling in het VUMC “evidence-based” is dan wel “een behandeling die door de internationale medische wetenschap voldoende beproefd en deugdelijk bevonden is”. Eiser heeft deze stelling echter op geen enkele wijze onderbouwd, zoals reeds in de antwoordbrief van de SVB op de aansprakelijkstelling door eiser is verwoord. Deze onderbouwing is ook niet gekomen nadat de SVB bij conclusie van antwoord het volgende heeft opgemerkt:
“Bij de conclusie van eis wordt ook geen enkele medische correspondentie overgelegd, noch worden verklaringen van de behandelend (doorverwijzend) artsen in Groningen, noch van de ontvangen artsen in Amsterdam overgelegd, waaruit zou blijken dat er sprake is van een internationaal erkende behandeling die door de ziektekostenverzekeraars wordt vergoed.”Hier staat tegenover dat de SVB als producties 1 tot en met 5 bij conclusie van antwoord artikelen uit vaktijdschriften in het geding heeft gebracht waarin onder andere is te lezen, zakelijk samengevat, dat er nog geen adequate behandeling bestaat voor een hersenstamtumor als bij [zoon] geconstateerd.
3.9.
Het vorenstaande betekent dat de vordering van eiser op de grondslag “strijd met de wet” dient te worden afgewezen reeds op grond van het feit dat eiser zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Bij niet voldoen aan de stelplicht komt het Gerecht niet toe aan de door eiser aangeboden bewijslevering.
Strijd met de zorgvuldigheid
3.10.
Het Gerecht begrijpt de stellingen van eiser aldus dat volgens hem het beweerdelijk onzorgvuldig handelen door de SVB is gelegen in i) de wijze waarop de SVB met eiser heeft gecommuniceerd over de behandeling in het VUMC en ii) de lange duur van de procedure.
3.11.
In zijn inleidend verzoekschrift heeft eiser verklaard dat hij op 30 juli 2014 in het UMCG heeft gehoord over een doorverwijzingsmogelijkheid naar het VUMC. Op 1 augustus 2014 heeft eiser het UMCG laten weten dat [zoon] de behandeling in het UMCG wenst te ondergaan. Eiser heeft zich vervolgens tot de vertegenwoordiger van de SVB in Nederland gewend en op 12 augustus 2014 heeft eiser schriftelijk bericht gehad dat de SVB de kosten van behandeling in het VUMC (alsmede reiskosten, daggeld en verblijfskosten) niet zal vergoeden. Het Gerecht is van oordeel dat de SVB aldus met voldoende voortvarendheid (binnen 12 dagen beslissen op een verzoek) heeft gehandeld waarbij het Gerecht in acht neemt dat het weliswaar in het belang van [zoon] was om zo snel mogelijk te beslissen doch dat van een (acute) noodsituatie op dat moment geen sprake was.
3.12.
Voor wat betreft de wijze waarop de SVB met eiser heeft gecommuniceerd heeft eiser opgemerkt dat de e-mail van dr. Braam d.d. 11 augustus 2014 aan de heer [naam 1] (vertegenwoordiger van de SVB in Nederland) geen formeel antwoord was op het verzoek van eiser om de kosten van de behandeling van [zoon] in het VUMC te vergoeden. Het Gerecht overweegt allereerst dat eiser zijn verzoek heeft gedaan aan de vertegenwoordiger van de SVB in Nederland, dat deze vertegenwoordiger vervolgens het verzoek van eiser heeft voorgelegd aan de SVB in Curaçao, dat de SVB te Curaçao (in de persoon van dr. Braam) de vertegenwoordiger van de SVB in Nederland heeft geantwoord en dat, tenslotte, deze vertegenwoordiger eiser dit antwoord heeft doorgestuurd. Het Gerecht ziet niet in wat hieraan onzorgvuldig is. Te meer niet nu de SVB in deze procedure onweersproken heeft aangevoerd dat verzoeken en antwoorden daarop gewoonlijk via de behandelend medici worden gecommuniceerd. Eiser heeft verder nog gesteld dat dr. Braam niet de beslissingsbevoegde is. Ook dit betoog treft geen doel nu dr. Braam heeft geantwoord namens de SVB en dit antwoord ook het standpunt is van de SVB in de brief van haar directeur waarbij de aansprakelijkstelling werd afgewezen alsmede het standpunt is van de SVB in deze procedure. Eiser heeft tenslotte nog het nodige aangevoerd over de communicatie met de SVB ná het bericht aan hem dat de SVB de kosten van behandeling van [zoon] in het VUMC niet zou vergoeden. Kern hiervan is dat de SVB eiser aan het lijntje heeft gehouden door voor te wenden dat zij nog doende was te onderzoeken of de behandeling in het VUMC voor vergoeding in aanmerking kwam terwijl al een beslissing was genomen. Het feitenrelaas van eiser is door de SVB gemotiveerd betwist. Ná deze betwisting heeft eiser zijn relaas niet meer onderbouwd zodat het Gerecht thans voorbij zal gaan aan het door eiser aangevoerde.
3.13.
Het hiervoor overwogene betekent dat ook de vordering van eiser onder c. en g. wordt afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt eiser veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden begroot op NAf 2.500,- (zijnde 2 punten tarief 5). Het Gerecht ziet aanleiding om voor de voldoening van de proceskosten een ruimere termijn te bepalen dan door SVB is verzocht.

4.De beslissing

Het Gerecht:

wijst de vordering af;
veroordeelt eiser in de kosten van de procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van gedaagde en tot op heden begroot op NAf 2.500,- aan salaris gemachtigde met bepaling dat deze proceskosten uiterlijk 30 dagen na betekening van dit vonnis dienen te zijn voldaan;
verklaart voormelde beslissing over de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2017.
RtV