ECLI:NL:OGEAC:2017:101

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
23 augustus 2017
Zaaknummer
CUR201600737 t/m CUR201600739 en CUR201600428 t/m CUR201600431
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en premieheffingen voor de jaren 2010 en 2011

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 augustus 2017 uitspraak gedaan over de beroepen van belanghebbende X tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffingen voor de jaren 2010 en 2011. De belanghebbende had op 6 december 2013 en 6 februari 2015 aanslagen ontvangen, waartegen hij bezwaar had aangetekend. De Inspecteur der Belastingen had de aanslagen en de boete voor 2010 gehandhaafd, maar had voor 2011 nog geen uitspraak op bezwaar gedaan. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet ontvankelijk was in zijn beroep voor de aanslag inkomstenbelasting 2010, omdat hij niet binnen de gestelde termijn van één maand na bekendheid met de uitspraak op bezwaar in beroep was gekomen. Voor de aanslag inkomstenbelasting 2011 was het beroep prematuur, omdat er nog geen uitspraak op bezwaar was gedaan. Het Gerecht droeg de Inspecteur op om binnen drie maanden na de uitspraak alsnog uitspraak op bezwaar te doen voor de aanslag inkomstenbelasting 2011. Tevens werd het griffierecht aan de belanghebbende vergoed, omdat het beroep inzake de premieheffingen voor 2010 gegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 21 augustus 2017
BBZ nrs. CUR201600737 t/m CUR201600739 en CUR201600428 t/m CUR201600431
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X, wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 6 december 2013 aanslagen inkomstenbelasting,
premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2010 opgelegd naar een belastbaar en premie inkomen van Naf. 45.100. Gelijktijdig met de aanslag inkomstenbelasting is een verzuimboete opgelegd van Naf. 250.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 6 februari 2015 aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2011 opgelegd.
1.3
Belanghebbende is op 3 februari 2014 tegen de aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ en de boete voor het jaar 2010 in bezwaar gekomen en op 15 oktober 2015 tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2011.
1.4
De Inspecteur heeft voor wat betreft de bezwaren tegen de aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW, AVBZ en de boetebeschikking voor het jaar 2010 uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen en de boete gehandhaafd.
1.5
Met betrekking tot het jaar 2011 heeft de Inspecteur (nog) geen uitspraken op bezwaar gedaan.
1.6
Belanghebbende is op 4 juli 2016 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar inzake de aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ alsmede de boetebeschikking voor het jaar 2010. Op 4 oktober 2016 komt belanghebbende wederom in beroep tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2010. Ook komt hij op deze datum voor het eerst in beroep tegen de aanslag AOV/AWW voor het jaar 2010. Op 4 juli 2016 gaat belanghebbende ook in beroep inzake de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2011.
1.7
Ter zake van de indiening van de beroepschriften heeft belanghebbende een bedrag van Naf. 50,- aan griffierecht voldaan.
1.8
Ter zitting van 28 juni 2017 te Willemstad zijn namens de Inspecteur verschenen A en belanghebbende in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde B.

2.ONTVANKELIJKHEID BEROEP

Inkomstenbelasting en boetebeschikking
2.1
Ingevolge artikel 31, lid 1 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (verder: ALL) kan de belanghebbende die bezwaar heeft tegen een ingevolge de belastingverordening door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het Gerecht. De niet-ontvankelijkheid van het beroep blijft achterwege indien de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.2
Met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en de boetebeschikking voor het jaar 2010 oordeelt het Gerecht als volgt. Belanghebbende heeft onweersproken aangevoerd dat hij pas op 27 mei 2016 via een debiteurenlijst bekend is geworden met de uitspraken op bezwaar. Gesteld noch gebleken is dat het aan hem te wijten is dat hij niet eerder met de uitspraken op bezwaar bekend is geraakt. Het Gerecht overweegt dat in dit geval geldt dat het beroep zo spoedig mogelijk, binnen een maand nadat belanghebbende bekend is geworden met de uitspraak op bezwaar, moet worden ingesteld (zie uitspraak Raad van beroep voor belastingzaken van 23 juli 2012: ECLI:NL:ORBBNAA:2012:BX4934). Belanghebbende heeft het beroepschrift op 4 juli 2016, derhalve na verloop van de termijn van een maand, ingediend. Van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding is naar het oordeel van het Gerecht daarom geen sprake. Het betoog van belanghebbende dat zijn gemachtigde een tijdje buiten roulatie was en dat het beroepschrift daarom pas op 4 juli 2016 is ingediend voeren het Gerecht niet tot een ander oordeel. Belanghebbende is niet-ontvankelijk in zijn beroep.
2.3
Met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2011 oordeelt het Gerecht als volgt. Nu ten tijde van het indienen van het beroepschrift nog geen uitspraak op bezwaar is gedaan, is belanghebbende niet- ontvankelijk in zijn beroep. Voor zover aangenomen moet worden dat belanghebbende wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar, beroep heeft ingesteld, geldt het volgende. In artikel 30, lid 2, van de ALL is geregeld dat met een uitspraak wordt gelijkgesteld het weigeren dan wel niet tijdig doen van de uitspraak. Een uitspraak wordt geacht niet tijdig te zijn gedaan indien de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift een uitspraak heeft gedaan. Het bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting is op 15 oktober 2015 ingediend. Dit betekent dat de Inspecteur uiterlijk tot 16 juli 2016 de tijd had om uitspraak op bezwaar te doen. Belanghebbende heeft zijn beroepschrift op 4 juli 2016 ingediend. Dat betekent dat belanghebbende prematuur beroep heeft ingesteld en om deze reden niet kan worden ontvangen in zijn beroep.
2.4
Het Gerecht komt gelet op het voorgaande niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. Wel ziet het Gerecht aanleiding om de Inspecteur op te dragen om binnen 3 maanden na de datum van deze uitspraak, uitspraak op bezwaar te doen (zie artikel 31, lid 2 van de ALL).
Premies AOV/AWW en AVBZ
2.5
Ten aanzien van het beroep inzake de premieheffingen voor de jaren 2010 en 2011 heeft het volgende te gelden. Ingevolge artikel 39, tweede lid van de Algemene Ouderdomsverzekering, artikel 40, tweede lid van de Landsverordening Algemene Weduwen en Wezenverzekering en artikel 39, tweede lid van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten doet de Inspecteur indien de feiten en omstandigheden die in geding zijn tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, op een bezwaarschrift betreffende de premieheffing eerst uitspraak nadat de aanslag in de inkomstenbelasting onherroepelijk is komen vast te staan. De Inspecteur heeft met betrekking tot het jaar 2010 vroegtijdig uitspraken gedaan omdat toen zij de uitspraken deed de aanslag in de inkomstenbelasting nog niet onherroepelijk vast stonden. De uitspraken dienen dan ook vernietigd te worden en het beroep inzake de uitspraken op bezwaar is derhalve gegrond. Met betrekking tot het jaar 2011 heeft de Inspecteur nog geen uitspraak op bezwaar gedaan. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.

3.GRIFFIERECHT

3.1
In artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. Gelet op hetgeen in 2.5 is overwogen, heeft belanghebbende recht op vergoeding van het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de aanslagen premieheffingen voor het jaar 2010 gegrond en voor het jaar 2011 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep inzake de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2010 en 2011 niet-ontvankelijk;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de premieheffingen voor het jaar 2010;
  • draagt de Inspecteur op om binnen 3 maanden na heden 21 augustus 2017 uitspraak op bezwaar te doen inzake de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2011; en
  • gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 50 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).