In deze zaak heeft eiser, wonende te Curaçao, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, eveneens wonende te Curaçao, met als doel de naleving van een tijdelijke omgangsregeling af te dwingen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 juni 2016 werd ingediend. De eerste zitting vond plaats op 6 juli 2016, waar partijen en de gemachtigde van eiser aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd de oudste dochter van partijen gehoord. De zaak werd vervolgens op 15 september 2016 opnieuw behandeld, waarbij beide partijen opnieuw aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn op 8 januari 2005 gehuwd en hebben twee dochters. Na de echtscheiding in 2013 is er een omgangsregeling vastgesteld, maar gedaagde heeft deze regeling vaak niet nageleefd. Eiser heeft herhaaldelijk geprobeerd om de omgangsregeling af te dwingen, onder andere door aangifte te doen bij de politie en een kort geding aan te spannen. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde de omgangsregeling in 2016 vaak niet heeft nagekomen, maar dat er in de periode van 7 juli tot 7 september 2016 wel enige naleving was.
De rechter heeft geoordeeld dat er een dwangsom moet worden opgelegd aan gedaagde voor iedere dag dat zij de omgangsregeling niet nakomt. De dwangsom is vastgesteld op NAf 500,- per dag, met een maximum van NAf 50.000,-. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 29 september 2016 door mr. S.E. Sijsma, lid van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.