ECLI:NL:OGEAC:2016:88

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
AR KG 80130/2016 en AR KG 80276/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Staking werknemers van aannemers werkzaam voor de Isla-raffinaderij en de geoorloofdheid van de voortzetting van de staking

In deze zaak, die op 15 september 2016 werd behandeld, stonden twee kort gedingen centraal. De eerste zaak betrof AAV tegen SGTK, waarbij AAV een bevel vorderde om de staking van SGTK te beëindigen. SGTK had op 29 augustus 2016 besloten tot staking, als reactie op het uitblijven van een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (cao) na het verstrijken van de vorige op 31 december 2014. De onderhandelingen waren vastgelopen, en SGTK stelde dat de staking een geoorloofd middel was om druk uit te oefenen op AAV. Het Gerecht oordeelde dat de staking niet ongeoorloofd was, aangezien deze diende ter ondersteuning van de collectieve onderhandelingen. AAV's vordering werd afgewezen, en de rechter oordeelde dat de staking een legitiem middel was in het kader van de onderhandelingen.

De tweede zaak betrof CAP tegen ABVO, waarbij CAP een stakingsverbod vorderde. Tijdens de zitting bleek dat ABVO geen oproep had gedaan aan haar leden om deel te nemen aan de staking, wat leidde tot de conclusie dat CAP's vordering niet gehandhaafd werd. Het Gerecht oordeelde dat beide partijen bijgedragen hadden aan het onnodig voeren van het kort geding, en besloot tot compensatie van de proceskosten. De rechter wees de vorderingen in beide zaken af, en verklaarde de vonnissen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 september 2016
Registratienummers: AR KG 80130/2016 en AR KG 80276/2016
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis
in kort geding
in de zaak met nummer 80130/2016 van:
1.
DICK & DOOF CONTRACTORS N.V.,
2.
NEDEREX CURAÇAO N.V.,
3.
DE RON MACHINE SHOP N.V.,
4.
CARNEFCO CURAÇAO B.V.,
5.
G.I.C.C. CURAÇAO N.V.,
6.
STORK WESCAR N.V.,
8.
CASTILLO SCHILDERSBEDRIJF B.V.,8.
CONSTRUCTION AND SUPPLY DELF N.V.,
9.
CURAÇAO ENGINEERING CONTRACTORS N.V.,
10.
YURLIN N.V.,
11.
MESC N.V.,
alle gevestigd te Curaçao,
eisers in kort geding, hierna: “
AAV”,
gemachtigde: mr. M.F. Bonapart,
--tegen--
DE ALGEMENE WERKNEMERSVERENIGING CURAÇAO (SGTK),
gevestigd te Curaçao,
gedaagde in kort geding, hierna: “
SGTK”,
gemachtigden: mrs. R.P. Koeijers en K. de L’Isle;
alsmede in de zaak met nummer 80276/2016 van:
CURAÇAO AIRPORT PARTNERS,
gevestigd te Curaçao,
eiseres in kort geding, hierna: “
CAP”,
gemachtigde: mr. W. ten Veen,
--tegen--
ALGEMENE BOND VAN OVERHEIDS- EN OVERIGE PERSONEEL (ABVO),
gevestigd te Curacao,
gedaagde in kort geding, hierna “
ABVO”,
gemachtigde: mr. I.E.I. Lichtenberg.
1a. Het procesverloop in de zaak met nummer 80130/2016
AAV heeft op 1 september 2016 ter griffie een verzoekschrift ingediend. De zaak is behandeld op 14 september 2016 en is hedenochtend voortgezet. De advocaten hebben gepleit conform hun pleitnotities. Vonnis is bepaald op heden, 13:00 uur.
1b. Het procesverloop in de zaak met nummer 80276/2016
CAP heeft op 14 september 2016 ter griffie een verzoekschrift ingediend. De zaak is hedenochtend behandeld. De advocaten hebben gepleit conform hun pleitnotities. Vonnis is bepaald op heden, 13:00 uur.

2.De feiten in beide zaken

2.1
SGTK is de vakbond die opkomt voor de rechten van werknemers in dienst van de aannemersbedrijven van AAV die op de terreinen van Isla (de raffinaderij en de terminal te Bullenbaai) werkzaamheden verrichten.
2.2
Tussen AAV en SGTK gold een collectieve arbeidsovereenkomst die op 31 december 2014 is geëindigd. Sindsdien zijn zij in onderhandeling over een nieuwe cao, waarbij ook de Landsbemiddelaar is betrokken. Overeenstemming is niet bereikt.
2.3.
AAV heeft in de onderhandelingen aan nakoming door haar leden van de in de CAO op te nemen voorwaarden de volgende randvoorwaarden gesteld:
Refineria Isla de zogenaamde “Declaration of Intent” van 13 oktober 2009 ter waarborging van de continuïteit van werk voor de lokale aannemers leden nakomt. Isla zal daartoe elk jaar het contract moeten verlengen voor tenminste de duur van de nieuwe CAO.
Refineria Isla opdrachten verstrekt op grond van haar eigen uitgangspunt van ‘ku kurason pa komunidat’, oftewel dat eerst de hier gevestigde aannemers met een CAO met tenminste 25 werknemer die gedurende 5 jaren in vaste dienst zijn, in aanmerking komen voor opdrachten.
Bij te veel werk is het voor de Isla mogelijk om hier gevestigde aannemers met minder dan 25 werknemers in vaste dienst in te schakelen voor bij de uitvoering van werkzaamheden
e overheid zal slechts werkvergunningen geven voor buitenlanders als het hier gevestigde aannemers betreft die meer dan 25 werknemers hebben die voor meer dan 5 jaren in vaste dienst zijn. De werkvergunningen zullen ook alleen verstrekt worden als het duidelijk is dat alle lokale werknemers werk hebben. Dat zal gecontroleerd en vastgesteld moeten worden door middel van een verklaring van de Isla.
De norm van ten minste 25 werknemers in vaste dienst geldt voor de aannemers ’mechanical’ , voor de andere aannemers zal een andere norm gehanteerd moeten worden.
2.4
Op 29 augustus 2016 heeft SGTK besloten in staking te gaan, waarop haar leden het werk hebben neergelegd en tot protestacties zijn overgegaan.
2.5
Op 14 september 2016 is door een groot aantal vakbonden opgeroepen tot een algemene staking. ABVO heeft een ‘Komunikado’ doen uitgaan waarin zij haar leden uitnodigt voor een inlichtingenbijeenkomst op hedenochtend, 8:00 uur. ABVO is de vakbond van werknemers van CAP. CAP exploiteert luchthaven Hato.
3a. De vorderingen en het verweer in de zaak met nummer 80130/2016
3.1
AAV vordert, samengevat, een bevel aan SGTK haar leden op te roepen hun werkzaamheden volgens de normale dienstroosters te hervatten en verdere de bedrijfsvoering ondermijnende acties achterwege te laten, op straffe van een dwangsom.
3.2
SGTK is van mening dat de staking een geoorloofd en noodzakelijk middel is om AAV ertoe te bewegen in te stemmen met haar eisen.
3b. De vorderingen en het verweer in de zaak met nummer 80276/2016
3.3
CAP vordert, samengevat, een bevel aan ABVO haar leden op te roepen hun werkzaamheden volgens de normale dienstroosters te hervatten en verdere de bedrijfsvoering ondermijnende acties achterwege te laten, op straffe van een dwangsom.
3.4
ABVO betwist op enig moment werknemers van de CAP tot overleg en/of staking te hebben opgeroepen. Haar oproep betrof slechts overheidsentiteiten (waaronder Curaçao Airport Holding. Die werknemers van de CAH hebben met de CAP niets van doen.

4.De beoordeling

In de zaak met nummer 80130/2016: AAV tegen SGTK
juridisch kader
4.1
Dit kort geding gaat over de vraag of de werkstaking van SGTK al dan niet onrechtmatig is.
4.2
Het recht van werknemers of de hen vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, is neergelegd in het Europees Sociaal Handvest (ESH). Het ESH is op 22 april 1980 voor het gehele Koninkrijk der Nederlanden in werking getreden.
4.3
Het ESH bepaalt over collectieve acties, waaronder stakingen, in het bijzonder het volgende:
Artikel 6.
Recht op collectief onderhandelen
Teneinde de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen te waarborgen, verbinden de Partijen zich:
(…)
en erkennen;
4. het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.
Artikel G.
Beperkingen
1. Wanneer de in deel I genoemde rechten en beginselen en de in deel II geregelde doeltreffende uitoefening en toepassing hiervan zijn verwezenlijkt, kunnen zij buiten de in deel I en deel II vermelde gevallen generlei beperkingen ondergaan, met uitzondering van die welke bij de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.
2. De krachtens dit Handvest geoorloofde beperkingen op de daarin vermelde rechten en verplichtingen kunnen uitsluitend worden toegepast voor het doel waarvoor zij zijn bestemd.
4.4
Voor de beoordeling van de vraag of gebruikmaking van het recht op collectief optreden in een bepaald geval geoorloofd is, is mede richtinggevend de recente stakingsrechtspraak van de Hoge Raad (HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077,
Enercoen HR 19 juni 2015, ECLI:NL:2015:1687,
Amsta).
4.5
Artikel 6, aanhef en onder 4 ESH strekt ertoe de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen te waarborgen. Deze strekking brengt, mede gezien het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van middelen om haar doel te bereiken. Ook een werkstaking kan zo’n middel zijn.
4.6
Of sprake is van een collectieve actie in de zin van genoemde ESH-bepaling wordt vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het is aan de organisatoren van een collectieve actie om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Indien zij daarin slagen, valt de collectieve actie onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. De uitoefening van het recht op collectief optreden kan dan slechts worden beperkt langs de weg van artikel G van het ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad.
4.7
Of een collectieve actie van werknemers tijdig tevoren aan de werkgever is aangezegd en of de actie als ultimum remedium heeft te gelden, vormt thans geen zelfstandige maatstaf meer om te beoordelen of een collectieve actie rechtmatig is. De naleving van die ‘spelregels’ is dus geen zelfstandige voorwaarde voor die rechtmatigheid.
4.8
Het ligt op de weg van de werkgever (of een derde), die in kort geding eist dat de uitoefening van het recht op collectieve actie in het concrete geval wordt beperkt of uitgesloten, om zodanige feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken, dat een beperking of uitsluiting naar de maatstaf van artikel G van het ESH gerechtvaardigd is. Dit is slechts het geval indien beperkingen van het recht op collectieve actie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn. Bij de beoordeling van die dringende noodzakelijkheid dient de rechter alle omstandigheden mee te wegen. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden en de aard van die belangen en die schade. In dit verband kan ook (onder omstandigheden zelfs beslissende) betekenis toekomen aan het antwoord op de vraag of de hiervoor genoemde ‘spelregels’ zijn nageleefd.
Het geschil tussen AAV en SGTK
4.9
Tussen AAV en SGTK wordt al jaren onderhandeld over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst. De onderhandelingen hebben onder meer betrekking gehad op zaken als vakantiedagen, vakantiegeld, gratificaties, eindejaarsbonussen en een algemene loonsverhoging. Daarnaast is een “lumpsum” besproken bij wijze van vergoeding voor de CAO-loze periode vanaf 1 januari 2015 tot het sluiten van de nieuwe cao. AAV stelt een bruto-lumpsum voor van NAf 500 voor ieder van de circa 700 betrokken werknemers, SGTK een bruto-lumpsum van NAf 3.000 per werknemer.
4.1
De lumpsum is echter niet het enige geschilpunt tussen partijen. AAV stelt als voorwaarde onder meer dat, kort gezegd, Isla en de overheid maatregelen zullen nemen om te voorkomen dat de bedrijven van AAV met hun “dure” arbeid door Refeneria Isla worden gepasseerd door inschakeling van (al dan niet Venezolaanse) bedrijven en werknemers zonder cao (de hiervoor onder 2.3 omschreven voorwaarden). SGTK heeft het belang van het tegengaan van deze oneerlijke concurrentie onderschreven, maar heeft daarbij benadrukt dat zij het niet in haar macht heeft de door AAV gestelde voorwaarden in vervulling te laten gaan en dat het voor haar om die reden niet acceptabel is dat de verbetering van de arbeidsvoorwaarden afhankelijk wordt gesteld van de medewerking van de Isla en de overheid. Dat bezwaar acht het Gerecht valide. Acceptatie van de door AAV verlangde voorwaarden zou SGTK en haar achterban in onzekerheid laten over de vraag of en in hoeverre de arbeidsvoorwaarden gedurende de looptijd van de nieuwe CAO zullen verbeteren. Op dat punt kan derhalve niet gesteld worden dat SGTK in de onderhandeling een onredelijk standpunt heeft ingenomen.
4.11
Bij de behandeling ter zitting is partijen een variant voorgehouden waarbij afgesproken wordt dat partijen de krachten zullen bundelen om samen en in overleg met de Isla en de overheid de oneerlijke concurrentie op het Isla-terrein aan te pakken, zonder dat de uitkomst daarvan als voorwaarde wordt verbonden aan het arbeidsvoorwaardenpakket in een nieuwe - kortlopende - CAO. Partijen zijn elkaar daarbij zeer dicht genaderd, maar aan beide zijden blijkt een (gesteld) gebrek aan liquide middelen uiteindelijk in de weg te staan aan een oplossing: veel werknemers zitten als gevolg van de staking op zwart zaad, terwijl de aannemersbedrijven als gevolg van de staking inkomsten uit opdrachten hebben misgelopen. Bij gebreke van overeenstemming zal derhalve moeten worden beslist op de vordering in dit kort geding.
4.12
Naar het oordeel van het Gerecht is de staking bij de huidige stand van zaken - het is een momentopname en de omstandigheden en de beoordeling kunnen met de dag veranderen - niet ongeoorloofd. De staking wordt ingezet voor het doel waarvoor het stakingsrecht bij uitstek dient, te weten het uitoefenen van druk bij collectieve onderhandelingen over een collectieve arbeidsovereenkomst, en vooralsnog kan niet geoordeeld worden dat voortzetting van de staking niet kan bijdragen aan de doeltreffende uitoefening door SGTK van het recht op collectief onderhandelen.
4.13
Dat AAV schade lijdt door de staking is, hoewel AAV dat niet cijfermatig heeft onderbouwd en SGTK zulks betwist, aannemelijk. Dat is echter op zichzelf geen grond om het stakingsrecht te beperken. Schade is zogezegd inherent aan stakingen. Dat de staking leidt tot onevenredige schade kan, mede gelet op het ontbreken van financiële gegevens, niet worden aangenomen. Van overige omstandigheden op grond waarvan een beperking van het stakingsrecht van SGTK maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is, is onvoldoende gebleken. In de kern betreft het onderhandelingen in de private sfeer waar partijen zelf dienen uit te komen. Vanzelfsprekend ziet de stakingsvrijheid niet op het opwerpen van blokkades en het deelnemen aan ongeregeldheden, maar daarvan is, zoals SGTK heeft benadrukt, al geruime tijd geen sprake meer, terwijl voorts een samenscholingsdecreet van de Minister van kracht is. De voor heden uitgeroepen algemene staking is niet zonder meer aan SGTK toe te schrijven en de gevolgen daarvan zijn door partijen ook niet als voor de onderhavige zaak relevante factor opgevoerd. In dit kort geding behoeft en kan dus niet worden geoordeeld over de rechtmatigheid van de generale staking die voor vandaag door een groot aantal vakbonden is afgekondigd.
In de zaak met nummer 80276/2016 van CAP tegen ABVO
4.14
Ter zitting is gebleken dat CAP ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat ABVO werknemers van CAP wilde aanzetten tot collectieve actie. CAP heeft haar vordering gelet daarop niet gehandhaafd, waarna ABVO een proceskostenveroordeling heeft verzocht.
4.15
Vaststaat dat CAP alvorens over te gaan tot het indienen van het kort geding geen contact heeft opgenomen met ABVO teneinde duidelijkheid te krijgen over het door ABVO uitgestuurde ‘Komunikado’. Nadat ABVO werd geconfronteerd met het door CAP aanhangig gemaakte kort geding, is door haar op haar beurt echter evenmin contact gezocht met CAP teneinde het bij CAP gerezen misverstand recht te zetten. Beide partijen hebben er derhalve aan bijgedragen dat een nodeloos kort geding is gevoerd. Bij die gang van zaken past een compensatie van proceskosten.
Conclusie in beide zaken
4.16
In de zaak waarin AAV een bevel aan SGTK vordert om het werk te hervatten wordt de vordering van AAV afgewezen. Bij de huidige stand van zaken is het niet ongeoorloofd dat SGTK het stakingsmiddel inzet bij de onderhandeling met AAV over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst.
4.17
In de zaak waarin CAP een stakingsverbod aan ABVO vorderde is ter zitting gebleken dat ABVO haar leden bij CAP niet heeft opgeroepen – of niet bedoeld heeft op te roepen – deel te nemen aan een generale staking of aan welke andere collectieve actie dan ook.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding
In de zaak met nummer 80130/2016 van AAV tegen SGTK
- wijst de gevraagde voorzieningen af;
- veroordeelt AAV in de kosten van de procedure aan de zijde van SGTK, begroot op NAF 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In de zaak met nummer 80276/2016 van CAP tegen ABVO
- verstaat dat niet meer op de vordering behoeft te worden beslist;
- compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. P.E. de Kort en uitgesproken ter openbare zitting van het Gerecht op 15 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.