In deze zaak vordert RBC Royal Bank N.V. betaling van een openstaande lening en kosten van gedaagde, die in persoon procedeert. De procedure begon met een verzoekschrift op 15 maart 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord op 30 mei 2016 en een comparitie van partijen op 18 augustus 2016. RBC stelt dat gedaagde in gebreke is gebleven bij de betaling van een lening van NAf 67.796,00, die op 13 november 2014 was afgesloten voor de aanschaf van een auto. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft gedaagde niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen, waardoor de vordering opeisbaar is geworden. RBC vordert ook betaling van een bedrag van NAf 16,24 wegens overtrekking van de rekening courant, vermeerderd met rente en incassokosten.
Gedaagde betwist niet dat hij het geleende bedrag verschuldigd is, maar voert aan dat de auto, die via een veiling is verkocht, meer waard was dan de opbrengst. Het Gerecht oordeelt dat de taxatie van de auto door expertisebureau All-In, die een executiewaarde van NAf 28.000,00 vaststelde, niet ondeugdelijk is. De auto is verkocht voor NAf 30.000,00, wat de taxatie bevestigt. Het verweer van gedaagde wordt verworpen als onvoldoende gemotiveerd.
Het Gerecht komt tot de conclusie dat de vordering van RBC tot betaling van NAf 43.601,43, vermeerderd met rente, toewijsbaar is. De vordering wegens overtrekking van de rekening courant wordt eveneens toegewezen, maar de rente wordt gematigd tot 18% per jaar, omdat de overeengekomen rente van 24% strijdig is met de goede zeden. De buitengerechtelijke incassokosten worden gematigd tot NAf 1.875,00. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 29 augustus 2016 door mr. I.H. Lips.