ECLI:NL:OGEAC:2016:82

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 augustus 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
AR 77283/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake ontbinding huurovereenkomst auto

In deze zaak heeft [eiser in oppositie] verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 2 november 2015, waarin de huurovereenkomst voor een autobus tussen hem en [gedaagde in oppositie] werd ontbonden. [gedaagde in oppositie] had de huurovereenkomst aangevochten en vorderde schadevergoeding wegens inkomstenderving. [eiser in oppositie] stelde dat hij de oproeping voor de verstekprocedure niet had ontvangen en dat hij de autobus had opgeëist omdat [gedaagde in oppositie] zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het verzet tijdig was ingesteld, omdat [eiser in oppositie] pas op 12 januari 2016 op de hoogte was geraakt van het verstekvonnis. Het Gerecht heeft vervolgens de inhoudelijke vordering van [gedaagde in oppositie] beoordeeld. Het bleek dat [gedaagde in oppositie] de huurovereenkomst onrechtmatig had ontbonden door schade aan de autobus toe te laten brengen door een derde, wat in strijd was met de afspraken. Het Gerecht heeft het verstekvonnis vernietigd, de oorspronkelijke vordering van [gedaagde in oppositie] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van [eiser in oppositie].

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN VERZET
in de zaak van:
[EISER IN OPPOSITIE],
wonende te Curaçao,
eiser in oppositie,
procederend in persoon,
tegen
[GEDAAGDE IN OPPOSITIE],
wonende te Curaçao,
gedaagde in oppositie,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser in oppositie] en [gedaagde in oppositie] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het verstekvonnis van 2 november 2015 (AR 75296/2015) en de daarin genoemde processtukken;
- het op 12 januari 2016 ter griffie ingediende verzoekschrift waarmee [eiser in oppositie] verzet heeft gedaan tegen dat vonnis;
- de conclusie van antwoord in oppositie met producties van 14 maart 2016;
- de conclusie van repliek in oppositie van 9 mei 2016 met producties;
- de akte uitlating producties in oppositie van 6 juni 2016 met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
Gedaagde in oppositie] heeft op grond van een mondeling met [eiser in oppositie] gesloten overeenkomst de autobus met kenteken BUS 9 (hierna: de autobus) van [eiser in oppositie] gehuurd.
2.3. [
Eiser in oppositie] heeft de autobus op 19 januari 2015 opgeëist en ingenomen en daarmee de overeenkomst beëindigd.

3.Het geschil

3.1. [
Gedaagde in oppositie] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd (voor zover van belang) bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [eiser in oppositie] te veroordelen tot betaling van de schade die [gedaagde in oppositie] wegens inkomstenderving heeft geleden ad NAf 11.950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de uitspraak tot de algehele voldoening.
3.2.
Bij verstekvonnis zijn de vorderingen van [gedaagde in oppositie] integraal toegewezen en is [eiser in oppositie] veroordeeld in de proceskosten.
3.3. [
Eiser in oppositie] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vordering van [gedaagde in oppositie] tot betaling van schade alsnog worden afgewezen, met veroordeling van [gedaagde in oppositie] in de proceskosten. [Eiser in oppositie] stelt dat hij de oproeping in de verstekprocedure nimmer heeft ontvangen. Hij legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij de autobus bij [gedaagde in oppositie] heeft weggehaald, omdat zij - kort gezegd - zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden en haar afspraken niet is nagekomen.
3.4. [
Gedaagde in oppositie] volhardt bij de vordering die bij verstek is toegewezen, stellende
- kort gezegd - dat [eiser in oppositie] de huurovereenkomst onrechtmatig heeft ontbonden, waardoor zij de autobus niet heeft kunnen gebruiken en dus schade heeft geleden. De schade bestaat uit gederfde inkomsten over de periode van 20 januari 2015 t/m 22 maart 2015 ad NAf 11.950,00.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of het verzet tijdig is ingesteld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de termijn van twee weken voor het doen van verzet ex artikel 84 Rv aanvangt na de betekening van het vonnis aan de gedaagde partij in persoon dan wel nadat de gedaagde partij een daad heeft gepleegd waaruit bekendheid met de inhoud van het verstekvonnis blijkt. Achterliggende gedachte hiervan is dat een partij de gelegenheid moet worden geboden om zich te verweren tegen een veroordeling die jegens die partij is uitgesproken. Dat kan alleen als die partij van de inhoud van die veroordeling op de hoogte is. Bij een betekening van het vonnis in persoon wordt aangenomen dat gedaagde ook van de inhoud van het vonnis op de hoogte is.
4.2.
Het verstekvonnis dateert van 2 november 2015. Gesteld noch gebleken is dat het verstekvonnis in persoon aan [eiser in oppositie] is betekend. Het komt derhalve aan op de vraag wanneer [eiser in oppositie] een daad heeft gepleegd waaruit kan worden afgeleid dat hij van de inhoud van het vonnis op de hoogte was. De eerste daad van bekendheid van [eiser in oppositie] met de inhoud van het vonnis blijkt, bij gebrek aan andere aanknopingspunten, uit het op 12 januari 2016 ingediende verzoekschrift in verzet. Dit betekent dat het verzet tijdig is ingesteld. [Eiser in oppositie] kan derhalve in het verzet worden ontvangen.
4.3.
Daarmee komt het Gerecht toe aan de inhoudelijke beoordeling van de oorspronkelijke vordering van [gedaagde in oppositie].
4.4. [
Gedaagde in oppositie] legt aan die vordering ten grondslag dat [eiser in oppositie] de huurovereenkomst onrechtmatig heeft ontbonden. Het Gerecht leidt uit de stellingen van [eiser in oppositie] af dat hij de huurovereenkomst heeft ontbonden wegens verschillende tekortkomingen van [gedaagde in oppositie] in de nakoming van haar verbintenissen uit de huurovereenkomst. In dit verband dient allereerst te worden bezien wat partijen zijn overeengekomen. [eiser in oppositie] stelt (bij conclusie van repliek in oppositie) dat zijn echtgenote [gedaagde in oppositie] onder meer heeft meegedeeld dat [gedaagde in oppositie] de autobus iedere maand moet brengen om te “servicen” bij [eiser in oppositie] omdat hij de monteur is van de autobus en dat niemand anders de autobus mag repareren. Volgens [eiser in oppositie] is [gedaagde in oppositie] uitdrukkelijk met deze voorwaarden akkoord gegaan. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [eiser in oppositie] als productie I een daarmee overeenstemmende verklaring van zijn echtgenote overgelegd. [gedaagde in oppositie] heeft genoemde stellingen en de overgelegde productie bij akte uitlating producties niet weersproken. Het Gerecht zal derhalve van de juistheid van die stellingen en productie uitgaan. Dit betekent dat [gedaagde in oppositie] op grond van de huurovereenkomst - onder meer - gehouden was om de autobus alleen door [eiser in oppositie] te laten repareren.
4.5.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of sprake is van een tekortkoming van [gedaagde in oppositie] in de nakoming van deze overeenkomst, op grond waarvan de overeenkomst door [eiser in oppositie] kon worden ontbonden. [eiser in oppositie] heeft in dit verband bij verzoekschrift in oppositie (onder meer) gesteld dat [gedaagde in oppositie] schade aan de autobus heeft toegebracht en een derde heeft ingeschakeld om de autobus te doen repareren zonder medeweten van [eiser in oppositie]. [Gedaagde in oppositie] heeft dit niet betwist. Daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde in oppositie] schade aan de autobus door een ander dan [eiser in oppositie] heeft laten repareren. Aldus heeft zij in strijd met de hiervoor onder 4.4. omschreven verbintenis gehandeld. Dit levert een tekortkoming op, op grond waarvan [eiser in oppositie] de huurovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. De stelling van [gedaagde in oppositie] dat sprake is van een onrechtmatige ontbinding van de huurovereenkomst op grond waarvan zij recht heeft op schadevergoeding, gaat derhalve niet op.
4.6.
Het voorgaande betekent dat [eiser in oppositie] op goede gronden in verzet is gekomen en dat het verstekvonnis van 2 november 2015 zal worden vernietigd (behoudens de in dat vonnis uitgesproken verlofverlening aan [gedaagde in oppositie] om kosteloos te procederen en de reeds uitgesproken ontbinding van de huurovereenkomst). De oorspronkelijke vordering van [gedaagde in oppositie] tot betaling van een schadevergoeding zal alsnog worden afgewezen.
4.7.
Gelet op de afloop van het geding zal [gedaagde in oppositie] worden veroordeeld in de proceskosten in de verzetprocedure aan de zijde van [eiser in oppositie] gevallen, behoudens de kosten van het verzoekschrift in oppositie.
Die kosten worden aangemerkt als gevolg van het niet verschijnen van [eiser in oppositie] op het inleidende verzoekschrift van [gedaagde in oppositie] van 1 september 2015.

5.De beslissing

Het Gerecht:
- vernietigt het op 2 november 2015 tussen partijen onder nummer AR 75296/2015 gewezen verstekvonnis, behoudens de daarin vervatte verlofverlening aan [gedaagde in oppositie] om kosteloos te procederen en ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen;
en opnieuw rechtdoende:
- wijst de oorspronkelijke vordering van [gedaagde in oppositie] af;
- veroordeelt [gedaagde in oppositie] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser in oppositie] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
29 augustus 2016.