ECLI:NL:OGEAC:2016:81

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
AR 78617/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering uit kredietovereenkomst tussen Korpodeko en gedaagde

In deze zaak heeft de stichting Korpodeko, voorheen bekend als Fundashon Empresa Chiki Korsou (FECK), een vordering ingesteld tegen een gedaagde in verband met een kredietovereenkomst. De overeenkomst, gesloten op 14 juli 2000, betrof een lening van NAf 17.000,00 met een rente van 10% per jaar. De gedaagde heeft in de periode van 11 september 2000 tot en met 9 oktober 2002 een totaalbedrag van NAf 14.300,00 aan Korpodeko betaald, maar heeft sindsdien geen verdere betalingen verricht. Korpodeko heeft de gedaagde in december 2015 aangemaand tot betaling van het openstaande saldo van de lening.

De gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat de vordering is verjaard, omdat zij na de laatste betaling op 9 oktober 2002 geen contact meer heeft gehad met Korpodeko. Het Gerecht heeft overwogen dat een rechtsvordering als deze verjaart na vijf jaar, tenzij er sprake is van een schriftelijke aanmaning die de verjaring stuit. Korpodeko heeft gesteld dat zij verschillende aanmaningsbrieven heeft gestuurd, maar het Gerecht heeft geconcludeerd dat de overgelegde brieven niet aan de vereisten voor een stuitende aanmaning voldoen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat de vordering van Korpodeko op 1 januari 2009 is verjaard, omdat er geen tijdige schriftelijke aanmaningen zijn verstuurd. De vordering is afgewezen en Korpodeko is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op dat moment op nihil zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I.H. Lips op 5 september 2016.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
KORPORASHON PA DESAROYO DI KORSOU (KORPODEKO),
voorheen genaamd Fundashon Empresa Chiki Korsou (FECK),
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. O.A. Martina,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Korpodeko of Feck respectievelijk [gedaagde] genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 21 april 2016 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 30 mei 2016;
- de aantekeningen van de griffier van de op 22 augustus 2016 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten, welke in de brief van Feck d.d. 14 juli 2000 is neergelegd. De overeenkomst houdt - onder meer - in dat Feck een lening van NAf 17.000,00 aan [gedaagde] verstrekt tegen een rente van 10% per jaar, met een looptijd van 2 1/2 jaar, terwijl een afsluitprovisie van 1 1/2 % (vermeerderd met de omzetbelasting van 5%) over het leningsbedrag in rekening zal worden gebracht. Ingaande eind augustus 2000 bedraagt de maandelijks af te dragen aflossing inclusief rente NAf 650,00.
2.2. [
Gedaagde] heeft in de periode van 11 september 2000 tot en met 9 oktober 2002 een bedrag van in totaal NAf 14.300,00 aan Korpodeko betaald. De laatste betaling van 9 oktober 2002 bedraagt NAf 5.200,00.
2.3.
Bij brief van 8 december 2015 heeft Korpodeko [gedaagde] aangemaand tot betaling van het openstaande saldo van de lening en de kosten.

3.Het geschil

3.1.
Korpodeko vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan Korpodeko te betalen a) tegen behoorlijk bewijs van kwijting NAf 10.773,53, b) de overeengekomen rente ad 10% per jaar vanaf 31 oktober 2015 tot de dag der algehele voldoening en c) de buitengerechtelijke incassokosten ad 15% van NAf 10.773,53, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Korpodeko legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [Gedaagde] is haar uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen niet nagekomen. Korpodeko heeft aan dan wel ten laste van [gedaagde] NAf 17.814,82 betaald. Vermeerderd met de overeengekomen rente tot en met 31 oktober 2015 ad NAf 10.773,53 en verminderd met de betalingen van [gedaagde] ad NAf 14.300,00 bedraagt het openstaande saldo NAf 10.773,53. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft [gedaagde] dat bedrag niet betaald. Korpodeko heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt, welke [gedaagde] verschuldigd is.
3.3. [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
Gedaagde] heeft - als meest verstrekkend verweer - aangevoerd dat zij na de betaling van NAf 5.200,00 op 9 oktober 2002 en voor de aanmaning van 8 december 2015 niets meer van Korpodeko of Feck heeft vernomen. Naar het Gerecht begrijpt, zoals ter comparitie is besproken, bedoelt [gedaagde] hiermee te stellen dat de vordering van Korpodeko is verjaard. Het Gerecht overweegt omtrent dit verweer als volgt.
4.2.
Het volgende wordt voorop gesteld. Een rechtsvordering als de onderhavige verjaart ingevolge artikel 3:307 lid 1 BW door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 lid 1 BW). Daarnaast moet - ingevolge artikel 3:37 lid 3 BW - een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt.
4.3. [
gedaagde] heeft ter comparitie gesteld dat zij na de laatste betaling op 9 oktober 2002 nog contact met Feck heeft gehad, namelijk in 2003. De verjaringstermijn is in elk geval na dit laatste contact met Feck gaan lopen. Nu [gedaagde] niet heeft gesteld of onderbouwd wanneer in 2003 het contact precies heeft plaatsgevonden, gaat het Gerecht ervan uit dat de verjaringstermijn na 2003, dus op 1 januari 2004, is gaan lopen.
4.4.
Korpodeko heeft ter comparitie aangevoerd dat zij verschillende aanmanings-brieven naar [gedaagde] heeft gestuurd. Naar het Gerecht begrijpt bedoelt Korpodeko hiermee dat de verjaring van haar vordering daardoor is gestuit. Ervan uitgaande dat de verjaringstermijn op 1 januari 2004 is gaan lopen, dient [gedaagde] uiterlijk op 1 januari 2009 een aanmaningsbrief te hebben ontvangen, wil die brief stuitende werking kunnen hebben. Ter onderbouwing van haar stelling dat zij [gedaagde] verschillende aanmaningsbrieven heeft gestuurd, heeft Korpodeko ter comparitie een aantal brieven in het geding gebracht. Het betreft, voor zover van belang, een brief van 20 augustus 2004 en een brief van 19 augustus 2005. [gedaagde] heeft betwist dat zij deze brieven heeft ontvangen. Wat hiervan ook zij, de twee door Korpodeko overgelegde brieven zijn niet aan te merken als een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt, zoals bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW. De brief van 20 augustus 2004 betreft een verzoek van Korpodeko aan [gedaagde] tot betaling van een premie van een persoonlijke ongevallenverzekering. De brief van 19 augustus 2005 betreft een mededeling van Korpodeko aan [gedaagde] dat de persoonlijke ongevallenverzekering is vervallen. Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] tussen
1 januari 2004 en 1 januari 2009 schriftelijk is aangemaand tot nakoming van achterstallige betalingsverplichtingen en niet is gebleken dat de verjaring op enigerlei andere wijze (tijdig) is gestuit, is de conclusie dat de vordering van Korpodeko op
1 januari 2009 is verjaard. De vordering is derhalve niet toewijsbaar.
4.5.
Omdat het verjaringsverweer doel treft, behoeft het verdere verweer van [gedaagde] geen bespreking.
4.6.
Korpodeko zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van de uitspraak begroot op nihil.

5.De beslissing

Het Gerecht:

- wijst de vordering af;
- veroordeelt Korpodeko in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 5 september 2016.