ECLI:NL:OGEAC:2016:74

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 augustus 2016
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
AR 78369/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een koopovereenkomst betreffende een auto en terugbetaling van de koopsom

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de ontbinding van een koopovereenkomst voor een auto. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. Q.C.O. Girigori, vorderde de terugbetaling van de koopsom van NAf 700,- die hij had betaald voor een Mitsubishi auto, welke nooit in zijn bezit is gekomen. De gedaagde, die in persoon procedeerde, betwistte de ontbinding van de overeenkomst en stelde dat de auto op verzoek van de eiser bij hem thuis was blijven staan. De eiser had de gedaagde gesommeerd tot terugbetaling van de koopsom, maar de gedaagde had dit nagelaten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden en dat er een terugbetalingsverplichting bestond. De vordering van de eiser werd toegewezen, met veroordeling van de gedaagde tot betaling van het bedrag van NAf 700,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 maart 2016. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat dergelijke werkzaamheden waren verricht. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in de zaak van:
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. Q.C.O. Girigori,
--tegen--
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 31 maart 2016 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord, op 17 mei 2016 ter griffie ingediend;
- de mondelinge behandeling die plaatsvond op 13 juli 2016, alwaar zijn verschenen [eiser] bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd die mede namens hem het woord heeft gevoerd en [gedaagde].
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
In december 2014 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen ter zake de koop door [eiser] en verkoop door [gedaagde] van een auto van het merk Mitsubishi (verder: de auto). [eiser] heeft op 11 december 2014 de koopsom van NAf 700,- voor de auto betaald aan [gedaagde].
2.3.
De auto is na betaling van de koopsom door [eiser] op het erf bij [gedaagde] thuis blijven staan.
2.4.
Op enig moment heeft [eiser] de koopsom teruggevorderd van [gedaagde].
2.5.
De auto is nimmer in het bezit geraakt van [eiser], terwijl de auto inmiddels evenmin meer in het bezit is van [gedaagde].
2.6.
Middels een schrijven van 16 maart 2016, en daarna 23 maart 2016, van (de gemachtigde van) [eiser], heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd tot terugbetaling van de koopsom aan hem en daaraan de ontbinding van de koopovereenkomst per eind december 2014 ten grondslag gelegd. Tevens wordt in de brief van 16 maart 2016 vermeld dat de schuld door [gedaagde] bij de gemachtigde van [eiser] is erkend en dat [gedaagde] aan de gemachtigde heeft aangegeven in termijnen te willen betalen. Op het moment van ondertekening van de schuldbekentenis is echter door [gedaagde] aangegeven dat [eiser] de rechter maar moest benaderen, zo staat in het schrijven voornoemd.
2.7.
Betaling door [gedaagde] aan [eiser] is tot op heden uitgebleven.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert, na vermindering van eis, uitvaardiging van een rechterlijk bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging, waarin wordt bepaald dat [gedaagde] een bedrag van NAf 700,-, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van 15% en de wettelijke rente vanaf 16 maart 2016 tot de dag der algehele voldoening aan [eiser] dient te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het uit te vaardigen bevel.
3.2. [
eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Begin december 2014 zijn partijen een koopovereenkomst aangegaan ter zake de koop en verkoop van de auto. Via de kennis van [gedaagde], de heer [kennis van gedaagde], is [eiser] met [gedaagde] in contact geraakt aangaande de koop van de auto. [eiser] heeft op 11 december 2014 NAf 700,- betaald aan [gedaagde] voor de auto in aanwezigheid van [kennis van gedaagde]. Partijen hebben uiteindelijk om diverse redenen besloten de koopovereenkomst te ontbinden. [gedaagde] zou de reeds ontvangen koopsom in januari 2015 aan [eiser] terugbetalen. Toen betaling uitbleef heeft [eiser] een advocaat in de arm genomen. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de koopsom aan de gemachtigde van [eiser] erkend en ingestemd met een betalingsregeling van NAf 100,- per maand. Betaling door [gedaagde] is echter tot op heden uitgebleven.
3.3. [
gedaagde] heeft het volgende tot verweer gevoerd. [gedaagde] betwist dat de koopovereenkomst op enig moment tussen partijen werd ontbonden. Aldus [gedaagde] is de auto op verzoek van [eiser] bij hem thuis blijven staan na betaling van de koopsom. Vervolgens is [eiser] de auto nooit meer komen ophalen ondanks aandringen van [gedaagde] daartoe. [eiser] eiste in plaats daarvan terugbetaling van de door hem betaalde koopsom. Er bestond geen grond voor ontbinding van de overeenkomst, aldus [gedaagde], waardoor deze nimmer rechtsgeldig is ontbonden en [gedaagde] niet gehouden is tot terugbetaling van de koopsom. [eiser] heeft voorts betwist te hebben ingestemd met een betalingsregeling ter zake terugbetaling van de koopsom.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Tussen partijen is in geschil of de koopovereenkomst in december 2014 rechtsgeldig werd ontbonden en of er daarna tussen partijen een terugbetalingsovereenkomst ter zake de koopsom tot stand is gekomen.
4.2. [
eiser] heeft gesteld dat tussen hem en [gedaagde] reeds een overeenkomst tot stand is gekomen ter zake de terugbetaling van de koopsom in termijnen van NAf 100,- per maand. Door de gemachtigde van [eiser] is ter zitting bevestigd dat [gedaagde] de schuld van NAf 700,- aan [eiser] in een telefoongesprek met hem heeft bevestigd en heeft ingestemd met een betalingsregeling van NAf 100,- per maand. Hierover is ook via whatsapp met [gedaagde] door de gemachtigde gecorrespondeerd. Voorts is door [eiser], als productie 3 bij het inleidende verzoekschrift, een gedetailleerde verklaring overgelegd van [kennis van gedaagde]. Daarin verklaart ook deze getuige dat [gedaagde] de schuld heeft erkend en heeft voorgesteld NAf 100,- per maand af te lossen op de schuld aan [eiser].
4.3. [
gedaagde] heeft naar voren gebracht dat hij niet heeft ingestemd met een betalingsregeling, stellende dat hij de gemachtigde van [eiser] enkel heeft geïnformeerd erover te willen nadenken. Voorts stelt [gedaagde] dat de verklaring van [kennis van gedaagde] leugenachtig is, nu [kennis van gedaagde] hem betaald zou willen zetten voor een vete tussen hen uit het verleden. Het gerecht acht het voorgaande onvoldoende om de verklaring van zowel de gemachtigde van [eiser] als de getuige [kennis van gedaagde] in twijfel te trekken. Het gerecht zal dan ook van de juistheid van die twee verklaringen uitgaan. Het bestaan van een afspraak over terugbetaling is daarmee in onvoldoende mate weersproken. Daardoor staat in voldoende mate vast dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] is ontbonden, zodat een terugbetalingsverplichting aan de zijde van [gedaagde] bestaat.
4.5.
De vorderingen van [eiser] komen dus voor toewijzing in aanmerking, met dien verstande dat het gerecht [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van het bedrag van NAf 700,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 16 maart 2016. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen nu van enige verrichtingen anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft, het gerecht niet is gebleken. Onderbouwd gesteld noch gebleken is met name dat zulke werkzaamheden zijn verricht, waardoor de vordering op dit punt zal worden afgewezen.
4.6. [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiser], welke worden begroot op NAf 50,- aan griffierechten en NAf 200,- aan gemachtigdensalaris (2 punten x tarief
NAf 100,-).

5.De beslissing

Het Gerecht:
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van NAf 700,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande op 16 maart 2016 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot op heden begroot op NAf 50,- aan verschotten en NAf 200,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter in dit gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2016.