ECLI:NL:OGEAC:2016:70

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
KG 79677/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarig kind

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, die beiden ouders zijn van een minderjarig kind. De eiseres verzocht om vervangende toestemming om met haar kind op vakantie te gaan naar Nederland van 20 augustus 2016 tot en met 2 september 2016. De gedaagde, die het gezag over het kind deelt, had toestemming geweigerd, omdat hij vreesde dat de vakantie schadelijk zou zijn voor het kind, dat schoollessen zou missen, en dat de eiseres mogelijk zou willen emigreren naar Nederland.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de school en het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur & Sport (OWCS) vrijstelling hebben verleend voor het bijwonen van schoollessen in de periode van de geplande vakantie. Het Gerecht oordeelde dat het belang van het kind niet geschaad zou worden door de korte vakantie, en dat de vrees van de gedaagde voor emigratie onvoldoende was onderbouwd. Daarom verleende het Gerecht de gevraagde vervangende toestemming aan de eiseres.

De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
procederende in persoon,
--tegen--
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 21 juli 2016 ter griffie ingediend;
- de mondelinge behandeling die plaatsvond op 12 augustus 2016 alwaar verschenen zijn, [eiseres] in persoon en [gedaagde] bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd die mede aan de hand van een pleitnota het woord heeft gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
eiseres] en [gedaagde], tussen wie in het verleden een affectieve relatie heeft bestaan, hebben samen een minderjarig kind genaamd [naam minderjarig kind], geboren te [woonplaats], [Land] op [geboorte datum] (verder: [naam minderjarig kind]). [naam minderjarig kind] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij [eiseres].
2.3.
Op 30 mei 2016 heeft [eiseres] twee reistickets gekocht, voor haar en [naam minderjarig kind], voor een vakantie naar Nederland van 20 augustus 2016 tot en met 2 september 2016.
2.4.
Op 7 juni 2016 heeft het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur & Sport (OWCS) vrijstelling aan [naam minderjarig kind] verleend voor het bijwonen van schoollessen in de periode van 22 augustus 2016 t/m 2 september 2016.
2.5.
Op 9 juni 2016 heeft het gerecht bij beschikking het gezag over de [naam minderjarig kind] gewijzigd en bepaald dat beide ouders met het gezag over hem belast zullen zijn.
2.6.
Op 1 juli 2016 heeft [eiseres] via e-mail toestemming gevraagd aan [gedaagde] om met [naam minderjarig kind] op vakantie te mogen gaan naar Nederland.
2.7. [
gedaagde] heeft de door [eiseres] verzochte toestemming geweigerd.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert bij vonnis toestemming van het gerecht om alsnog met [naam minderjarig kind] naar Nederland op vakantie te kunnen en verdeling bij helfte van de kosten van het kort geding tussen partijen.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1. [
eiseres] heeft, zo begrijpt het gerecht, verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen om met het minderjarige kind [naam minderjarig kind] Curaçao uit te reizen voor vakantie in Nederland en Duitsland in de periode 20 augustus 2016 tot en met 2 september 2016. Bij beschikking van 9 juni 2016 heeft het gerecht beide ouders met het gezag over [naam minderjarig kind] belast, waardoor [gedaagde] thans toestemming dient te verlenen aan [eiseres] om met [naam minderjarig kind] Curaçao te mogen verlaten.
4.2.
Het verzoek van [eiseres] is gebaseerd op artikel 1:253a lid 1 BW welk bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent aan de rechter in eerste aanleg kunnen worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem of haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.3. [
gedaagde] heeft aangevoerd dat de geplande vakantie buiten de reguliere schoolvakantie schadelijk is voor [naam minderjarig kind], nu hij daardoor schoollessen mist terwijl hij dit schooljaar in de tweede kleuterklas begint en dit de belangrijke voorbereidende fase is op het basisonderwijs. Voorts heeft [gedaagde], subsidiair zo begrijpt het gerecht, aangevoerd ervoor te vrezen dat [eiseres] met [naam minderjarig kind] naar Nederland zou willen emigreren.
4.4.
Het gerecht overweegt als volgt. Door zowel de school als het Ministerie van OWCS is vrijstelling verleend aan [naam minderjarig kind] van het volgen van schoollessen gedurende de periode van twee weken waarin hij met [eiseres] op vakantie zal gaan. Het gerecht beschouwt voornoemde instanties als deskundigen op het gebied van onderwijs die vanuit die positie kunnen beoordelen of het verantwoord is dat een kind schoollessen mist. Nu deze beide instanties dit toelaatbaar hebben geacht, is het gerecht van oordeel dat het belang van [naam minderjarig kind] met de geplande vakantie, die van betrekkelijk korte duur is, niet zal worden geschaad. Het gerecht zal de door [eiseres] verzochte vervangende toestemming zodoende verlenen.
4.5.
Voor de door [gedaagde] aangevoerde vrees voor emigratie is door hem, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiseres], onvoldoende gesteld, zodat het gerecht hieraan voorbij zal gaan.
4.6.
De proceskosten zullen, vanwege het familierechtelijke karakter van de procedure, worden gecompenseerd zodat iedere partij de eigen kosten zal dragen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
- verleent [eiseres] vervangende toestemming om met [naam minderjarig kind] [gedaagde], geboren te [woonplaats], [Land] op [geboorte datum], in de periode van 20 augustus 2016 tot en met 2 september 2016 in verband met vakantie naar Nederland en Duitsland te reizen;
- compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter in dit gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2016.