In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een stichting en een werknemer. De stichting, die zorg verleent aan jongeren met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, omdat deze tijdens het sollicitatieproces had verzuimd om informatie te verstrekken over zijn eerdere dienstverband bij een andere zorginstelling, waar hij was ontslagen wegens grensoverschrijdend gedrag. De werknemer, die sinds 1 september 2012 in dienst was bij de stichting, ontkende de beschuldigingen en stelde dat hij niet op staande voet was ontslagen, maar dat zijn dienstverband op natuurlijke wijze was geëindigd. Tijdens de procedure werd duidelijk dat de stichting pas in februari 2016 op de hoogte was geraakt van het eerdere dienstverband van de werknemer en de bijbehorende beschuldigingen. De rechter oordeelde dat de stichting niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter concludeerde dat het niet vermelden van het eerdere dienstverband niet kon worden aangemerkt als opzettelijk misleiden en dat er geen gewichtige redenen waren voor ontbinding. De vordering van de stichting werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.